Civis Mundi Digitaal #1
Een Vlaamsnationale visie op de toekomst van België
Jaak Peeters[*]
Wat is Vlaams nationalisme?
Het komt vele Nederlanders - hiermee is bedoeld: bewoners van het huidige Koninkrijk der Nederlanden - vreemd voor dat mensen in Vlaanderen zich ongezouten en openlijk nationalist noemen. Het begrip nationalisme roept in Nederland namelijk weinig fraaie associaties op, van vooringenomenheid[1] tot pure gewelddadigheid en daarmee verbonden schending van mensenrechten. Wordt soms een onderscheid gemaakt tussen emancipatorisch nationalisme en expansionistisch nationalisme[2], dan zijn er ook lieden voor wie er aan welke vorm ook van nationalisme geen goede kant te bekennen valt.[3]
Niettemin wordt de term nationalisme in Vlaanderen algemeen gebruikt. Twee partijen noemen zichzelf uitdrukkelijk Vlaams-nationalistisch: Vlaams Belang, dat veel gemeen heeft met de PVV van Geert Wilders, en de Nieuw-Vlaamse Alliantie, die de erfgenaam is van de uiteengespatte Volksunie[4] en zichzelf inschrijft in het democratisch denken. Kranten schrijven ongegeneerd over Vlaams nationalisme[5]. Zowat 30 procent van de Vlamingen stemde op 13 juni 2010 voor de zichzelf openlijk als Vlaams-nationale partij manifesterende Nieuw-Vlaamse Alliantie.
Het kan dus niet anders, of de inhoud van het begrip "nationalisme" wordt door de modale Vlaming anders ervaren dan door de gemiddelde Nederlander.
Wellicht past hier het woord van de Franse journalist Ignatieff: "Voldane mensen kunnen het zich veroorloven kosmopolitisch te zijn; voldane mensen kunnen het zich neerbuigend te doen over de begeerten van de hongerigen.[6]" Nederland als de politiek-staatkundig voldane natie, Vlaanderen als de hongerige?
Met deze ideeën op de achtergrond is het nationalisme, zoals het in Vlaanderen leeft, niets anders dan de beleving dat er zoiets bestaat als ‘Vlaanderen’ en ‘Vlamingen’ en concreet dat Vlamingen en Vlaanderen in het Belgisch koninkrijk niet aan hun trekken komen zoals ze dat zouden willen, zodat er meer autonomie nodig is om de Vlaming in staat te stellen zichzelf in eigen land ‘thuis’ te voelen. Dit engagement voor een autonomer of zelfs volledig autonoom Vlaanderen, belet de Vlaamse activist nochtans niet zich als Europees en mondiaal georiënteerd mens op te stellen[7].
De kern van het nationaliteitenprobleem in België
Het grote aantal Vlamingen dat zijn stem geeft aan partijen met een uitdrukkelijk Vlaams nationalistisch stempel, betekent natuurlijk niet dat al die kiezers ook nationalistische activisten zijn[8]. Het betekent wél dat grote massa’s met het Vlaams nationalistische autonomiediscours meegaan of er tenminste geen onoverkomelijk probleem in vinden. Dat wijst opnieuw naar het vermoeden dat het hier om een werkelijk fundamentele onderstroom gaat. Het toont aan dat de politieke houding die men samenvat onder het lemma "nationalisme" in Vlaanderen zeer diepe wortels heeft.
Dat is ook zo. Het Vlaamse nationalisme is namelijk direct verbonden met het probleem "België". Want inderdaad wordt het bestaan zelf van de staat België steeds meer als een hinderpaal en dus een probleem ervaren. Tegelijk is er geen probleem met Vlaanderen, dat in de perceptie van de modale Vlaming steeds vanzelfsprekender wordt.
De kern van het Belgisch probleem is in wezen vrij simpel: België is gesticht door en voor Franstaligen. In 1830 waren vele Franstaligen, die sinds 1815 opgenomen waren in het Koninkrijk van de Verenigde Nederlanden onder Willem I, terechtgekomen in een voor hen totaal vreemde staat. De Zuidelijke Nederlanden hadden in 1815 immers een lange Franse bezetting achter de rug: van 1794 tot 1815. Anders dan in Nederland was deze bezetting gericht op de uiteindelijke opneming van de Zuidelijke Nederlanden in Frankrijk. In Frankrijk leefde immers deze inlijvingsdrang al sinds lang: al in 1792 had één van de vooraanstaande leiders van de Franse Revolutie, Georges Danton, verklaard dat de Franse rijksgrens volgens hem hoorde te liggen aan de westelijke rijnoever[9]. Parijs stuurde in 1794 bijgevolg zijn eigen ambtenaren - nogal vaak lui die men in Parijs liever kwijt dan rijk was - naar de Zuidelijke Nederlanden, niet alleen om daar het bestuur waar te nemen, maar ook om die gebieden rijp te maken voor inlijving. Geen van die ambtenaren had ook maar enige interesse om Nederlands te leren. Integendeel: de Vlamingen hoorden allemaal te worden verfranst.
Toen Willem I in zijn regnum via taalwetten meer normale taalverhoudigen wou instellen, stootte hij bijgevolg op de eis van ‘taalvrijheid’, die vanzelfsprekend bedoeld was om Franstaligen de mogelijkheid te geven overal Frans te spreken en zich nooit of te nimmer aan het Nederlandse karakter van Vlaanderen aan te hoeven passen.
Een van de eerste bestuursdaden van het nieuwbakken Belgisch regime in 1830 was dan ook de afschaffing van het Nederlands als officiële taal, op 16 november 1830. De verfransing van Vlaanderen lag uitdrukkelijk in de bedoelingen van de nieuwe heersers. Zo had één van de meest vooraanstaande leiders van de Belgische afscheiding, Ch. Rogier, verklaard dat de Vlamingen verfranst moesten worden, omdat het voeren van één enkele taal volgens hem noodzakelijk was voor een goed bestuur. Om dat te bereiken moest men de Vlamingen alle staatsfuncties en andere openbare lucratieve functies ontzeggen, totdat ze zich zouden laten verfransen[10]. Daarmee zette het Belgisch regime de onder de Franse bezetting begonnen verfransingspolitiek gewoon verder[11]. Dat valt allemaal ook niet zo moeilijk te begrijpen: Willem I had de bestuurlijke elite uit de Franse bezetting gewoon overgenomen, want de Vlamingen waren te verpauperd om ze in het landsbestuur in te schakelen. Die lui, vaak heuse ex-Franse staatsburgers en voor het overige Walen, hadden met Nederland noch met het Nederlands iets vandoen.
Volgens de Brusselse journalist Guido Fonteyn "..(zijn) de Walen de Nederlandse periode (1815-1830) nooit te boven gekomen. Een goed deel van de Walen houdt uit deze periode een absolute afwijzing van het Nederlands over (...)[12]" Nog vandaag valt dat elke dag weer te constateren: Waalse ministers slagen er na vele jaren niet in om één zin fatsoenlijk Nederlands uit te brengen. Dat is iets wat in Vlaanderen in diepe lagen van de bevolking bijzonder veel kwaad bloed zet.
In 1932 werden in België taalwetten ingevoerd. De Franstaligen hadden het Vlaamse voorstel voor een algemene ambtelijke tweetaligheid over het hele Belgische grondgebied verontwaardigd van de hand gewezen: dat zou namelijk hebben betekend dat het Nederlands in Luik en Namen officieel zouden zijn, net zoals het Frans in Antwerpen. Derhalve eisten zij de instelling van een taalgrens, op basis van de taalgebieden die met grote tegenzin bij Franstaligen al in 1921 waren afgebakend. Die mocht echter maar ondoorlaatbaar zijn in één richting: van Vlaanderen naar Wallonië. Want de omgekeerde beweging, het opschuiven van het Frans naar Vlaanderen werd wél bewust nagestreefd[13]. De expansie van het Frans in Vlaanderen wordt, ook op dit eigenste ogenblik, door zowat àlle Franstalige partijen in België met klem onderschreven. Nog onlangs stelde de Franstalige vice-premier, Joëlle Milquet, in alle ernst voor een territoriale corridor doorheen Vlaanderen te trekken, om Brussel met Wallonië te verbinden. Dit voorstel, dat vele Vlamingen zonder meer aan Adolf Hitler doet denken[14], wordt in de Franstalige pers wel degelijk ernstig genomen.
Steeds meer ‘gewone, a-politieke’ Vlamingen ergeren zich mateloos aan dit soort toestanden. Voor steeds meer Vlamingen wordt het duidelijk: België is een staat van en voor Franstalige notabelen, die zich kennelijk onledig houden met spelletjes landjepik, terwijl er zovele andere problemen op een oplossing liggen te wachten. Diezelfde "gewone" Vlamingen - inmiddels zijn er zo’n 300.000 universitair geschoolden in Vlaanderen - weten ook dat de eerste Belgische grondwet door 46.099 uitsluitend Franstalige cijnskiezers werd goedgekeurd, dit op een bevolking van ruim vier miljoen, waarvan een meerderheid Nederlandssprekenden[15]. Reken daarbij de intussen ook door Franstaligen niet langer ontkende jaarlijkse miljardenstromen van Vlaanderen naar "het Franstalige landsdeel", en de groei van het Vlaamse ongenoegen valt makkelijk te begrijpen.
Ziedaar dus de kern van het Belgische probleem: een staat, in 1830 via een onwettig separatisme door en voor Franstaligen gesticht, waarin de Vlaamse meerderheid gewoon werd weggedacht, evolueert als gevolg van de democratische en sociale ontwikkelingen van de negentiende en twintigste eeuw tot een staat met twee democratieën: de Vlaamse en de Franstalige. Deze laatste vindt nog steeds dat héél België, dus ook Vlaanderen, haar eigendom is. De anderen, de Vlamingen, ervaren het gebrek aan wederkerigheid en de Franstalige expansiezucht steeds meer als een existentiële miskenning. Aangezien het gros van de Franstaligen nergens blijk geeft van enige mate van erkenning van het Vlaamse aanvoelen[16], voelen steeds meer Vlamingen voor een sterke toeneming van de Vlaamse autonomie. Die Vlaamse eis wordt vervolgens door Franstaligen als een ‘beroving’ van hun ‘rechten’ op Vlaanderen ervaren.
Dit probleem is inderdaad onoplosbaar.
’Goed bestuur’
Begin 2010 zag de Vlaams-nationalistische N-VA haar kans schoon: de staatsschuld was onder de opeenvolgende regeringen opgelopen tot meer dan 100 % van het BBP. Sommigen spraken openlijk over een Grieks scenario voor België[17]. De te hoge loonlasten jagen buitenlandse investeerders de Belgische grenzen over. Eén van de iconen van Antwerpen, de eertijds enorme GM-autofabriek, werd gesloten. Intussen blijven de Franstaligen nieuw geld uit de Belgische federale staatskas eisen om Brussel te financieren, hoewel iedereen in Vlaanderen weet dat Brussel een bestuurlijke puinhoop is en die federale kas over twee jaar totaal leeg zal zijn. De sterk als arrogant ervaren weigering van de Franstaligen om de consequenties te trekken uit een Arrest van het Hooggerechtshof over de onwettigheid van het voortbestaan van de op opzoek van de Franstaligen ongesplitste kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de politieke blokkeringen die er het gevolg van zijn[18], doen bij vele Vlamingen de haren ten berge rijzen. Toen de Waalse minister Laurette Onckelinx[19] - ondanks haar naam vrijwel Nederlandsonkundig - in haar hoedanigheid als Belgisch minister maatregelen nam die de Waalse arbeidsmarkt ten goed kwamen maar de Vlaamse benadeelden, riepen zelfs vele Vlaamse ondernemers op tot een splitsing van een groot deel van de thans nog federaal beheerde sectoren[20]. De splitsing werd en wordt verantwoord door te verwijzen naar het zo vurig verhoopte ‘goed bestuur’: als men een goed bestuur wil organiseren, moeten Vlamingen (en dus ook Franstaligen) in zowat alle belangrijke gebieden hun eigen ding kunnen doen. En dus formuleerde de N-VA meteen de eis naar een confederale herschikking van de Belgische staatstructuur, waarop de Franstaligen steigerden en de Vlamingen ‘separatisme’ verweten - erbij uit het oog verliezend dat hun eigen, Belgische staat uit een onwettig separatisme geboren werd[21].
De confederalistische eis wordt in Vlaanderen ruim onderschreven. Voor de Nieuw-Vlaamse Alliantie is een confederale herinrichting toch duidelijk ook een glijmiddel om de weg naar de volledige onafhankelijkheid open te leggen. De partij voert in haar beginselverklaring immers uitdrukkelijk het streven naar "een onafhankelijk Vlaanderen, lidstaat van de Europese Unie"[22]. De partij weet echter maar al te goed dat het nu openlijk stellen van de onafhankelijkheidseis zou vastlopen op de haast genetische angst van vele Vlamingen voor verandering. Rechtstreeks voor die onafhankelijkheid opkomen, zou het de tegenstander erg gemakkelijk maken om de N-VA neer te sabelen.
Bezettingscultuur
Om de ontwikkelingen in het zuidelijke buurland van Nederland goed te begrijpen, is het in acht nemen van een historische dimensie noodzakelijk. Vlaanderen heeft niet, zoals Nederland in de Gouden Eeuw, een periode van succesrijke zelfstandigheid gekend. Het was na 1584 integendeel een Spaans en nadien Oostenrijks wingewest. Dat heeft geleid tot het ontstaan van een soort "Vlaams bezettingscomplex". Het kwam er immers op aan te leven en te overleven, want tegen de bezetter viel toch niets te ondernemen. ‘Het gezag’ was voor de Vlaming altijd onbetrouwbaar. Hij heeft er afstand van leren nemen. De Vlaming is dus geenszins gezagsgetrouw. De stichting van de Belgische staat veranderde daar niets wezenlijks aan, want de Vlamingen bleven ongewenst in eigen land. Honderden jaren van systematische bezetting laten tenslotte in de ziel van een gemeenschap diepe sporen na.
Als dus in de loop van de twintigste eeuw het bestuur in Vlaanderen steeds meer werd overgenomen door Nederlandssprekenden, bleven die nochtans loyaal aan een staat, die naar zijn wezen on-Nederlands of zelfs anti-Nederlands is. Daardoor werd tot op zekere hoogte het Vlaamse bezettingscomplex op deze belgisch-loyale bestuurders overgedragen. Mét het ongenoegen over het onvermogen van de staat België om ook voor de Vlamingen een vaderland te zijn, werd dus ook wantrouwen gevoed ten aanzien van de nieuwe bestuurdersklasse. Nu is de politieke participatiegraad in Nederland niet danig groot, maar in Vlaanderen is die zo mogelijk nog veel kleiner. ‘Politiek’ is de bezigheid van een kleine groep lieden, die men veelal niet echt vertrouwt, die men te vriend houdt en aan wie men voor het overige zo weinig mogelijk prijs geeft. Politiek zelf heeft op die manier een kwalijke naam. Voeg daar bovenop nog het huidige financiële en bestuurlijke failliet van de ‘traditionele politiek’, en dan ligt de slogan die de Nieuw-Vlaamse Alliantie bij haar verkiezingen in juni van dit jaar gebruikte voor de hand: "Veranderen!".
Die slogan "Veranderen!" vat in de diepste beleving van de modale Vlaming alle met de jaren opgebouwd ongenoegen samen.
Als de Nieuw-Vlaamse Alliantie erin slaagt om het bestaande bestuurlijke raamwerk in Vlaanderen betekenisvol te veranderen, zullen ook de laatste overblijfselen van het oude Belgische regime in Vlaanderen steeds meer worden opgeruimd. Dan verschijnt - als België dan nog bestaat - een land, dat bestaat uit twee totaal anders georiënteerde ‘deellanden’.
De Vlamingen zullen voor hun land, Vlaanderen, niet ten strijde trekken. De meesten zeggen zelfs België niet echt weg te willen. Maar er is een algemene consensus over ‘meer Vlaanderen’, waarbij het eindpunt van ‘meer Vlaanderen’ nergens wordt gedefinieerd. De meeste Vlamingen weten best waar dit proces op uit zal lopen: Vlaanderen verschijnt als vanzelf, naarmate de Vlamingen sociaal, politiek, bestuurlijk én geestelijk steeds meer afstand nemen van België en Europa de internationale verantwoordelijkheden uit de handen van de Belgische staat neemt. En België? Dat verdampt, volslagen nutteloos geworden.
Franstalig België heeft de grootste moeite om de greep op Vlaanderen te lossen, aanvoelend hoe steeds meer Vlamingen denken, en ‘dus’ moet Vlaanderen voor zijn ‘onwil’ maar betalen. De prijs is Brussel. Tegelijk worden de Vlaamse eisen steeds harder, want Vlaanderen wordt ongeduldig: "straks komen we in een Grieks scenario terecht!" "Het stamelend bidden en bedelen bij de poort heeft niets opgeleverd. Voortaan vragen wij niets meer en gebruiken we alle mogelijke institutionele middelen om de Vlaamse staatsvorming af te dwingen. En als de Franstaligen blijven volharden in hun ‘non’, dan zal dat enkel maar leiden tot een ultieme communautaire blokkering. Op dat moment moet Vlaanderen klaar staan om zélf te nemen waar het recht op heeft (...)[23]". Die woorden van de Leuvense politoloog Bart Maddens vatten het aanvoelen van steeds meer Vlamingen goed samen.
Men moet daar helemaal niet om treuren. Want zo rijst ook de hoop dat het oude en ongewenste bezettingscomplex van de Vlaming zal verdwijnen en dat hij zal leren op een normale manier zijn politieke verantwoordelijkheid op zich te nemen. Deze laatste hoop vormt dan ook de morele en democratische verantwoording van het autonomiseringsproces van Vlaanderen. En Nederland? Dat zal er een goede buurman en dito partner bij winnen. En wie weet: misschien wordt de ramp van 1830 dan toch nog ongedaan gemaakt.
[*] Dr. Jaak Peeters is psycholoog en publicist. Zijn laatste boek is De worsteling met de moderniteit, 2009.
[1] Zie bijvoorbeeld : M.P. Boidin. De mythe. Uitgeverij Trichis, 2010, blz. 6 en 8.
[2] Zie bijvoorbeeld : S.W.Couwenberg, passim.
[3] Bijvoorbeeld : Dieter Lesage. Onzuivere gedachten. Dedalus,1996, blz. 100, of nog : Ludo Dierickx. Nationalisme onder het mes. Fantom, 2002. Ook Jan Blommaert en Raymond Detrez publiceerden een kritisch boek over nationalisme, onder de titel "Kritische opstellen", bij de marxistische uitgeverij EPO in Antwerpen (1994).
[4] De Vlaamse Volksunie had niets vandoen met de Volksunie in Nederland. Er bestonden, bij mijn weten, ook geen gestructureerde relaties tussen beide partijen.
[5] Zie Gazet van Antwerpen, 23 augustus 2010 en passim.
[6] Michel Ignatieff. Waar het bloed kruipt. Reizen door het nieuwe nationalisme. Contact, 1994, blz. 214.
[7] Voor de verhouding tussen nationalisme en planetarisme, zie : www.doorstroming.net onder ‘Actua’. De Nieuw-Vlaamse Alliantie stelt zichzelf uitdrukkelijk pro-Europees op. Zie: www.n-va.be.
[8] Sommige Belgisch gezinde auteurs bijveren zich om aan te tonen dat slechts een beperkt percentage om Vlaamse redenen voor de betrokken partijen stemt. Dat is natuurlijk een bijzonder zwakke positie, aangezien een dergelijke overweging net zo goed voor de uitslagen van andere partijen kan worden gemaakt.
[9] Zie Simon Schama. Patriotten en bevrijders. Agon, derde druk, 1989, blz. 31. Nog in 1917 is de Franse ambassadeur, op last van de Franse premier Poincaré, met de Russische Tsaar over deze grensverschuivingen gaan onderhandelen. In 1977 is Pierre De Boisdreffe, een Frans hoogleraar, in Antwerpen komen verklaren dat het Franse expansiestreven in de Zuidelijke Nederlanden volgens hem ten einde was, hiermee het bestaan ervan toegevend. Niettemin heeft het Franse parlement recent een wet aangenomen, die Frankrijk het recht toekent om in voorkomend geval Wallonië met een ‘speciaal statuut’ bij Frankrijk in te lijven.
[10] Zie, onder vele andere : Constant H. Peeters. Nederlandsche taalgids. Woordenboek van belgicismen. De Sikkel, 1930, blz. XIV. Er zijn vanuit Belgischgezinde hoek pogingen geweest om die uitspraak van Rogier af te zwakken of zelfs het historisch voorkomen ervan te ontkennen, maar die pogingen werden opgegeven.
[11] Op dit punt van de geschiedenis is ook de verfransing van Brussel begonnen. Brussel was in 1800 namelijk minstens even Nederlands als Berlijn Duits was. Zie daarvoor Dr. Paul de Ridder, onder meer in diens Het andere Brussel. Soethoudt essay, 1984. Interessant is ook: Ria van Alboom. De verbeulemansing van Brussel. BRT-uitgaven, 1990.
[12] Guido Fonteyn. De Walen. Lannoo, 1980, blz. 81. In Wallonië wordt massaal voor het Engels als tweede taal gekozen; in Vlaanderen is als tweede taal het Frans opgelegd.
[13] Zie Knack, 18 augustus 2010, « Portret », blz. 93.
[14] Hitler eiste een corridor doorheen Polen om Dantzig met Duitland te verbinden.
[15] Guido Fonteyn, o.c., blz. 96.
[16] De nieuwe Belgische aartsbisschop, Mgr. Léonard, is een uitzondering. De man spreekt bovendien vloeiend Nederlands en hij kan in Vlaanderen op heel wat sympathie rekenen.
[17] Met name het Verbond van Belgische Ondernemingen, een niet bepaald Vlaamsgezinde organisatie.
[18] Volgens het Hof wordt hierdoor het gelijkheidsbeginsel geschonden. De uitspraak werd later bevestigd.
[19] Bij de onderhandelingen voor de vorming van een nieuwe federale regering verklaarde deze mevrouw Onckelinx dat de Franstaligen al langer de splitsing van België aan het voorbereiden zijn. In dat licht moet men hun territoriale eisen zien.
[20] Een aantal van deze eisen werd jaren geleden reeds geformuleerd in een resolutie van het Vlaams parlement. Deze resolutie werd door àlle Vlaamse partijen ondertekend.
[21] Separatisme kan legaal zijn. Zie daarbij de recente uitspraak van het Hof van Den Haag over Kosovo.
[22] Uit de beginselverklaring van de partij.
[23] Bart Maddens. Omfloerst separatisme ? Pelckmans, 2009, blz.176.