Civis Mundi Digitaal #1
Een bespreking van het Civis Mundi jaarboek 2010, getiteld Moralicide, door de socioloog prof. Koos de Valk.
Hoe verhoudt de moraal zich tot de technologische ontwikkeling?
Koos de Valk[*]
Marli Huijer en Martijntje Smits (red.). Moralicide. Nieuwe morele vocabulaires voor technologie. Klement, Kampen 2010, 224 blz.
Wetenschap en techniek vergroten de macht van de mens over de natuur. Daardoor neemt ook zijn verantwoordelijkheid toe. Dat is een gegeven waarover al sedert lange tijd door moralisten wordt nagedacht. Het uitgangspunt daarbij is dat mensen de techniek scheppen en daardoor (in de klassieke formulering van Descartes) ‘maîtres et possesseurs de la Nature’ worden.
Daartoe hebben wij ons echter ook enigermate aan de techniek moeten aanpassen, en naarmate zij gecompliceerder werd, was dit steeds sterker het geval. En tegenwoordig is de techniek, onder meer door het gebruik van computers, zo machtig geworden dat men zich de vraag kan stellen of wij nog wel haar meesters zijn, dan wel dat wij zelf door haar beheerst worden. Hoe staat het dan met onze verantwoordelijkheid, en wat betekent dit voor de ethiek?
Dit zijn de vragen die in dit hoogst interessante boek behandeld worden door een aantal auteurs die allen overtuigd zijn van het belang van het vraagstuk, maar die tot uiteenlopende conclusies komen.
Het boek dient zich nogal radicaal aan. De titel impliceert dat de oude moraal door de nieuwe technische ontwikkelingen ten dode is opgeschreven, en dat men naar nieuwe morele standpunten (met een modieuze term aangeduid als ‘morele vocabulaires’) moet zoeken. Daarbij lijken sommige auteurs de techniek als een autonome factor te beschouwen. ‘Technieken sturen ons handelen en beïnvloeden daarmee de moraal’ (Marli Huijer, blz. 8). Technologieën vertonen ‘een tot op heden ongekende mate van autonomie en daadkracht’ (Bibi van den Berg, blz. 144). Toegegeven: voor de individuele mens doet de techniek zich dikwijls als een onafhankelijke macht voor. Maar staande blijft dat het mensen zijn die deze techniek geschapen hebben. Een genuanceerde benadering van de tegenoverstelling van mens versus techniek vindt men in het vierde hoofdstuk, waarin Koo van der Wal schrijft over ‘Techniek en ethiek. Tussen coöperatie en kritiek’ (mijns inziens een van de hoogtepunten van het boek) en stelt dat het er ‘alle schijn van heeft dat er in onze omgang met de moderne techniek nauwelijks nog van echt verantwoordelijk handelen sprake kan zijn’ (blz. 85), maar er anderzijds voor pleit de ontwikkelingen in de hand te houden door het temporiseren van de wetenschappelijke en technische ontwikkeling, met name door het inbouwen van momenten van bezinning. Hoe realistisch is dit? Maar het is waar dat er soms door de overheid een moratorium op bepaalde onderzoekingen wordt afgekondigd.
Andere bijdragen aan deze bundel onderzoeken de invloed van de techniek, en de morele verantwoordelijkheid daarvoor, op verschillende specifieke terreinen: de sport, het door computers gestuurde handelen, de levensritmen van de mens, het ‘verbeteren’ van de mens, en de embryoselectie. Ook het werk van de waarheids- en verzoeningscommissie in Zuid-Afrika en het probleem van de duurzaamheid worden in afzonderlijke bijdragen behandeld.
Blijft de vraag of er in het samenspel van mens, moraal en techniek nog enig houvast voor een waardering in termen van goed en kwaad te vinden is. Uiteindelijk blijft deze vraag onbeantwoord. Maar wie de verschillende bijdragen aan deze bundel aandachtig gelezen heeft, krijgt ruimschoots stof ter overdenking bij het bepalen van zijn eigen standpunt. Het is een intrigerend en soms verontrustend boek, dat ieder die over deze vraagstukken nadenkt, zou moeten lezen.
[*] Prof. dr. J.M.M. de Valk is em. hoogleraar Sociologie en Sociale Filosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.