Iedereen is materialist: gebondenheid aan de materie als determinant van het mens-zijn

Civis Mundi Digitaal #2

door Hugo Verbrugh

Iedereen is materialist

Gebondenheid aan de materie als determinant van het mens-zijn

Hugo Verbrugh[*]

 

Wat is een materialist? Een mini-parabel (waar gebeurd!) geeft een eerste antwoord.

            In de eerste helft van de 20e eeuw leefde en werkte Willem Frederik Zeylmans van Emmichoven, voorzitter van de Antroposofische Vereniging in Nederland, als psychiater. Ooit solliciteerde hij in een psychiatrische inrichting. De directeur maakt hem meteen duidelijk dat dat niet zou kunnen. ’Waarom niet?’, vroeg Zeylmans. ’Omdat u een levensbeschouwing hebt’, antwoordde de directeur. ’U bent antroposoof.’ ’Maar iedereen heeft toch een levensbeschouwing?’, reageerde Zeylmans. ’Nee, nee’, riposteerde de directeur. ’Ik niet. Ik ben materialist.’

 

Die directeur had gelijk - maar op een andere manier dan hij zich realiseerde. Iedereen is materialist.

            Zo’n stelling vraagt om uitleg.1 Die geef ik hier.

            Omdat vanaf dit eerste nummer nieuwe stijl Civis Mundi Digitaal gaat, geef ik mijn uitleg in het idioom van cyberspace.2 In dat idioom schrijf je kort, meer in sound-bites dan in een lang, vloeiend betoog.3 In dat idioom is alles ook uitdrukkelijk bedoeld als discussiestuk. In de Aantekeningen aan het slot staan documentatie en verwijzingen.

 

Antroposofie

De uitleg van mijn stelling en de toelichting erop zijn in hoge mate geïnspireerd door de antroposofie.

            Antroposofie valt onder de rubriek ’geheime kennis’.  Dat betekent tegenwoordig niet dat die kennis alleen geopenbaard mag worden aan zogeheten ’ingewijden’. Het betekent tegenwoordig alleen dat het enige denk-inspanning vergt om je die kennis eigen te maken. Onder dat voorbehoud laat zich aldus samenvatten wat antroposofie is.

            Antroposofie is de naam die Rudolf Steiner in 1913 heeft gegeven aan een door hem ontwikkeld systeem van leven en denken waarin de mens in zijn bewustzijn ken-vermogens kan activeren die zonder dit systeem onbewust in hem zouden blijven sluimeren. Het leidmotief van dit systeem is een mensbeeld waarin de mens verschijnt als het [of: een] wezen dat is geschapen [of: zich evolutionair heeft ontwikkeld] ten einde een nieuwe eigenschap in de wereld te brengen, namelijk de vrijheid [de alternatieve formuleringen die in deze en volgende zinnen tussen haakjes staan, zijn gegeven omdat ieder mens op grond van dit gegeven van de vrijheid, zelf moet [of: kan] uitmaken welke formulering de juiste is].

 

Voor zover het systeem beschouwd kan worden als een filosofie kan het worden samengevat in de formule ’de mens wordt [of: maakt zich zelf] wat hij denkt dat hij is. ’Worden’ [of: ’zich zelf maken’] verwijst naar de toekomst, ’denken’ verwijst naar het verleden (iets moet er eerst zijn voordat een mens het kan denken) en ’is’ / ’zijn’ verwijst naar het hier en nu. Vanuit het verleden heeft de mens een ’blauwdruk’ meegekregen [of: meegenomen] van de ideale mens. Naar de toekomst toe moet de mens [of: wil de mens uit zich zelf] deze blauwdruk waarmaken als de ideale mens die tegelijk vrij is. Deze driegeleding van de tijd op zich zelf is de eerste formulering van de drieledigheid van de schepping in het algemeen en van de mens in het bijzonder.

             Voor zover het systeem van de antroposofie beschouwd kan worden als een wetenschap kan het worden samengevat in de formule ’de fysiologie van de mens is de fysiologie van de vrijheid’. De mens is niet vrij; de gebondenheidaan het lichaam maakt hem van zijn eerste tot en met zijn laatste ademtocht onvrij. Maar hij heeft het vermogen om te streven naar vrijheid en de vrijheid om dit vermogen wel of niet te gebruiken.

            Dit vermogen vindt zijn uitdrukking in de drieledig-spirituele benadering van de lichamelijkheid. De trias van ’denken, zijn en worden’ in filosofische zin leeft in de lichamelijkheid als het spanningsveld tussen twee polen. De ene is die van de  bewustzijnsprocessen in het zenuwstelsel, van het ’denken’ en de reflectie op wat achter je ligt als concrete activiteit met nadruk op de geest. De andere pool is die van het handelen, doen en willen, die zich realiseert via de processen van stofwisseling en ledematen. Daardoor draagt de mens bij aan het maken van de toekomst met nadruk op de materie. Tussen de beide polen beweegt zich ritmisch het ’voelen’ als dynamisch evenwichtsprincipe. Dit ’voelen’ manifesteert zich tegelijk immaterieel-geestelijk en fysiek-materieel in ademhaling en bloedbeweging.

 

Met dit drieledige mensbeeld als substraat van de vrijheid is het enige absolute uitgangspunt van de antroposofie onder woorden gebracht. Geest, materie en vrijheid zijn in de mens potentieel één geworden. De opdracht die aan de mens gesteld is [of: die de mens aan zich zelf stelt] is om die potentie te realiseren.

 

 

Vrijheid

Wat dit drieledige mensbeeld precies inhoudt en betekent, laat zich per definitie niet volledig uitleggen. Uitleg houdt in betekenis geven, betekenis ontstaat in relaties en bestaat vervolgens alleen dankzij deze relaties, en vrijheid houdt uiteindelijk in dat er ook geen relaties meer bestaan.5

            Ook de relatie tussen ’de woorden en de dingen’, tussen de werkelijkheid zoals ze van zich zelf is, en de voorstelling die wij ons daarvan maken en in woorden weergeven, kan niet blijven bestaan zodra de vrijheid in essentie realiteit wordt. De relatie tussen onze voorstelling en het woord ’vrijheid’ enerzijds en de vrijheid zoals ze is houdt op te bestaan als het over vrijheid gaat. Zodra ik zou claimen dat ik begrijp en dus ook kan uitleggen wat vrijheid is, zou datgene wat ik meen te begrijpen doordat ik het zogenaamd begrijp, niet meer vrijheid zijn. Alle woorden en begrippen die ik zou moeten gebruiken om uit te leggen wat vrijheid is, bij voorbeeld lichamelijkheid, cognitie, identiteit, ruimte, tijd, zou ik moeten loslaten. Je kunt dus eigenlijk helemaal niks zeggen over vrijheid.

            Ik kan dus niet uitleggen, zelfs niet begrijpen wat vrijheid is. Toch heb ik ’ergens’ begrip van wat vrijheid is. In die tegenstrijdigheid ligt de essentie van de mens besloten.

            Ik zal evenmin ooit helemaal begrijpen wat vrijheid is, als ik, bij voorbeeld, nooit het getal pi zal kunnen berekenen of de horizon zal kunnen bereiken. Die kan ik alleen benaderen.

            Even zo kan ik de vrijheid met mijn begrip wel benaderen. Het eerste wat ik dan begrijp is dat beweging, dynamiek, actie de eerste determinant van vrijheid is.

 

Genesis

Die beweging in de richting van de realisering van de vrijheid begon met de schepping [of: het ontstaan] van de mens - maar eigenlijk al eerder: in het begin der tijden.

            ’In het begin der tijden scheidden de goden de werkelijkheid in aarde en hiertussenmaals,’ maak ik in een vrije vertaling van de eerste woorden van Genesis.4 Zodoende scheidden ze ook geest en materie, voeg ik er zelf aan toe.

 

Die vertaling en mijn duiding ervan zijn ongebruikelijk. Een variant van mijn ongebruikelijke vertaling kwam in oktober 2009 in het nieuws. In de antroposofie was dit al lang bekend. In de context van dit artikel ’vertaal’ ik de aanhef van de Bijbel als ’de schepping begon ermee dat de goden geest en materie scheidden’. Mijn duiding van die vertaling bouwt voort op het leidmotief van de antroposofie.

 

 

Samenhang

In het drieledige mensbeeld leeft die dynamiek doordat de mens gehoor geeft aan de uitdaging die hem deed ontstaan om geest en materie te herenigen. Geest en materie mogen dan gescheiden zijn - in hun oorsprong, vóór de schepping, zijn ze één. Die eenheid wordt in het drieledige mensbeeld gerealiseerd door de polaire samenhang van geest en materie met de vrijheid als verbindende schakel in het midden. De geest kan zich alleen manifesteren in en door de vrije verbinding met de materie.6

            In deze zin is de mens per definitie "materialist" - tussen aanhalingstekens, omdat ik hier alleen ’materialist’ bedoel in de zin van dit artikel: zonder materie kan de mens niet bestaan. Zonder lichaam is de mens niet. Wanneer hij sterft, legt hij alleen zijn eigen materiële lichaam af. In de lichamelijkheid van allen die weet van hem hebben, in zijn zogeheten ’perifere identiteit’, leeft hij voort. In het in aantekening nr. 1 genoemde boekje is dit uitgewerkt.

            In deze zin had de directeur van de psychiatrische inrichting gelijk. Menselijkerwijs gesproken zeker bedoelde deze directeur echter niet dàt - maar dat is een andere zaak.  Vermoedelijk zou hij de duiding van zijn bewering die ik hier geef ook niet begrijpen en nog minder onderschrijven - maar ook dit zij alleen terzijde opgemerkt.

            Filosofie en wetenschap zijn door de mens bedacht als aanvulling en ondersteuning van de religie om hem te helpen de verbinding tussen geest en materie, tussen hemel en aarde te reconstrueren.

            In de beginjaren van de westerse filosofie en wetenschap, ruim twintig eeuwen geleden, heeft Aristoteles een, om het zo te noemen, een eerste vervolg-aflevering geschreven op het bijbelse scheppingsverhaal. In zijn tien zogeheten ’categorieën’ legt hij stap-voor-stap uit welke tien allereerste grondbeginselen de schepping gemaakt hebben tot wat zij nu is. De eerste zes van deze categorieën zijn relevant voor mijn betoog.7 

 

Deze eerste zes worden in drie rubrieken onderverdeeld [1, 2 en 3, en 4, 5 en 6]. Ik geef ze hier in de drie talen waarin ze in het gangbare discours worden behandeld:

 

Grieks                                      Latijn                            Nederlands

 

1. ousia                                    essentia                        wezen

 

Daarmee begon alles. De essentie is de alom tegenwoordige oorsprong.

 

De eerste (onder)scheiding die vervolgens optrad is die is in ’(louter) geest en ’(louter) materie’: in kwaliteit en kwantiteit:

 

2. poion                                    qualitas             hoedanigheid

 

3. poson                                   quantitas                       hoeveelheid

 

Met deze eerste (onder)scheiding is de relatie als zodanig gecreëerd en dus de mogelijkheid van een nieuwe samenhang ontstaan. De materie, de aarde, zijn in zich zelf al gedifferentieerd - de eerste differentiatie is die in tijd en ruimte, die Kant ruim twee eeuwen geleden al onderkende als ’oer-categorieën’ waarin al onze kennis op voorhand beperkt is:

 

4. pros ti                                   relatio                           samenhang

 

5. pote                                     quando                         tijd

 

6. pou                                      ubi                                ruimte

 

 

Anders, ’in één overzicht gezegd: alles begint met het wezen en de eerste scheiding is in wat zich niet resp. wel laat (onder-ver)delen. Dat is tevens de onderverdeling in geest, die alleen kwaliteit heeft, alleen ’(hoe)danig’ is, en materie, die zich kwantitatief laat behandelen.8 ’Ieder mens is (ook) "materialist"’ in de zin dat kennis omtrent de ’materie’ nu maatstaf is voor alle kennis. Kennis moet ’pragmatisch effectief’ zijn9, je moet er iets mee kunnen doen: ’divide et impera: verdeel en heers.

 

Specifiek voor het leven op aarde is het leven binnen de beperkingen van tijd en ruimte. De relatie daartussen wordt uitgedrukt in het zogeheten tijd-ruimte-continuum.

 

 

’Onze Vader’

Maar dit alles is alleen de helft van het verhaal. Er is een andere helft. De mens is het wezen dat ’nee’ kan zeggen.10 Hij kan ook ’nee’ zeggen tegen zijn opdracht in de schepping. Sommige mensen zeggen dat ook uitdrukkelijk. ’Onze Vader die in de Hemelen zijt - blijf maar lekker daar en laat de aarde aan ons’,  zegt een dichter.11

 

Dit eerste nummer van Civis Mundi Digitaal is een uitnodiging tot ’ het ter discussie stellen van grote thema’s’, stelt hoofdredacteur Wim Couwenberg in zijn Inleiding.  Hij spreekt zelfs een ’voorkeur (uit voor) thema’s die controversieel zijn’.

 

Aan die uitnodiging en voorkeur meen ik te zijn tegemoet gekomen. Zijn ’vraag of er een samenhang is tussen het heersende materialistische mens- en wereldbeeld en wetenschap en filosofie, en de materialistische levensstijl zoals die tot uitdrukking komt in het politieke denken (neoliberalisme) en in de maatschappelijke praktijk,’ meen ik duidelijk en uitdrukkelijk bevestigend te hebben beantwoord. Mijn duiding van de begrippen materie, materialist en materialistisch is evident in sommige opzichten anders dan hij bedoelde. Dat is uitdrukkelijk bedoeld als deel van de controverse.

 

De vraag waarvan hij met  recht en reden stelt dat ’in aansluiting hierop rijst (namelijk) de vraag of er niet meer intellectuele ruimte dient te komen voor onderzoek naar een niet materialistische denk- en leefwijze’, meen ik even duidelijk in die zin te hebben beantwoord dat naast deze ’intellectuele ruimte’ een principieel andere benadering aan de orde is van de materialistische denk- en leefwijze, van het materialisme, van de begrippen ’materie’ en ’geest’ en van de relaties daartussen.

 


[*] Dr. Hugo Verbrugh is arts en voormalig universitair hoofddocent filosofie aan de EUR.

 


1              Dit artikel bouwt voort op mijn boekje ’Reïncarnatie? Essay over de veranderende aard van de kennis’ dat in de herfst verschijnt bij Ad. Donker in Rotterdam. In dit artikel stel ik verschillende thema’s aan de orde. De documentatie zou navenant uitgebreid en gedetailleerd moeten zijn, maar zou dan van een onhanteerbare omvang worden. In plaats daarvan noteer ik hier alleen dat ik veel gegevens en informatie op internet heb gevonden, op sites die ik via verschillende zoekmachines - met name Google - heb gevonden. In deze Aantekeningen staan alleen enkele belangrijke bronnen die via internet niet of althans niet zo eenvoudig te vinden zijn en enkele verwijzingen naar de blog ’Middernachtszon’ in de Volkskrantblog [eenvoudig te vinden via Google - Volkskrantblog Middernachtszon].

 

2              zie Middernachtszon-blog 12 maart 2010: ’Digitale communicatie wordt met de dag actueler - wij heten Civis Mundi welkom in cyberspace’

 

3              zie Middernachtszon-blog 6 december 2008: ’Bloggen: communicatie in cyberspace, anticipatie op communicatie in het hiertussenmaals’

 

5              in de film ’Les Enfants du Paradis’ (Marcel Carné, 1945) zegt de grand seigneur annex crimineel Lacenaire het zo: ’Quelle prodigieuse destinée! N’aimer personne. Etre seul. N’ être aimé de personne. Etre libre.’ 

 

4              zie Middernachtszon-blog van 9 oktober 2009: ’’De eerste zin van de Bijbel klopt niet. God was niet de schepper ...  Het geheim van het sociale’.

 

6              ’L’ Esprit ne peut pas se passer de la matière’, André Gide, Les Faux Monnayeurs, deel 3, hoofdstuk 9.

 

7              zie M. van der Dussen: ’Aristoteles. Nieuw onderzoek naar zijn tien categorieën’, Servire, Katwijk 

 

8              Van de fysicus Lord Kelvin stamt de klassieke uitspraak dat men alleen van betrouwbare kennis mag spreken voor zover men datgene waarover men iets meent te weten, in getallen kan uitdrukken: ’When you can measure what you are speaking about, and express it in numbers, you know something about it; but when you cannot measure it, when you cannot express it in numbers, your knowledge is of a meagre and unsatisfactory kind: it may be the beginning of knowledge, but you have scarcely in your thoughts, advanced to the stage of science, whate­ver the matter may be’.

 

9              Enkele klassieke strijdkreten vatten dit samen. ’Savoir pour prévoir, prévoir pour pouvoir’ is zo’n kreet. (We willen) weten om te (kunnen) voorzien/voorspel­len, (en we willen kunnen) voorzien/voor­spel­len om (in de loop van de gebeurtenissen) te kunnen (ingrijpen). Dit is de leuze van het positivisme van Auguste Comte, midden 19e eeuw. Deze weten­schapstheorie legt de nadruk op de via de voorspellende kracht tot stand komende pragmatische effectiviteit van de wetenschap. Vier eeuwen vóór Comte leerde Francis Bacon al ’kennis is macht’ en de grondlegger van de sociale psychologie Kurt Lewin stelde een eeuw na Comte  ’if you want to know how things really are, try to change them’.

 

1              0              ’Der Mensch ist ein "Neinsager" zum Leben.’ leert de wijsgerige antropologie.

 

1              1              Notre Père qui êtes aux cieux - Restez-y - Et nous nous resterons sur la terre’, Jacques Prévert, Paroles, 1949