Civis Mundi Digitaal #2
Goliath (Israël) vermomd als David
Egbert Talens[1]
Tussen de datum waarop de Algemene Vergadering van de VN resolutie181-II met een twee-derde meerderheid aannam -- 29 november 1947 -- en heden, ca. eind 2010, is men er niet in geslaagd een oplossing te vinden, dan wel een regeling te treffen, voor het conflict in de Palestijnse regio, het Israëlisch-Palestijnse conflict. De vingers van twéé handen volstaan niet om het aantal vergeefse pogingen daartoe te tellen, en inmiddels is ook de laatste, het vredesproces door VS-president Barack Obama in september 2010 opgezet, zo goed als mislukt. Als opmerkelijk feit hierbij mag wel gelden dat die inspanningen níet worden ondernomen door de twee direct betrokken partijen, Israëliërs en Palestijnen, maar door instanties die nu niet direct als de minst invloedrijke op dit ondermaanse gelden: de Verenigde Staten van Amerika, Rusland, de Europese Unie en natuurlijk de VN die zoals gezegd resolutie 181-II aannam. Deze resolutie geldt als een aanbeveling Palestina in drieën op te delen: een Joodse Staat, een Arabische Staat, en een Corpus Separatum dat Groot-Jeruzalem omvat. Een en ander was met zoveel moeite gepaard gegaan, dat de vergaderruimten van het VN-gebouw in Lake Success wel een afspiegeling leken van het roerige en praktisch tot ontploffing komende Palestina zelf. Ik bespaar de lezer nadere details, om de essentie van dit conflict beter tot zijn recht te laten komen, de essentie die de bijzondere relatie van de staat Israël met een groot deel van de wereld kenmerkt. ’Alleen van Israël, en niet van Palestina?’ Nee, niet van Palestina. Wat de Palestijnen willen is namelijk wat alle landen van de wereld willen: eigen boontjes doppen in éigen ’land’. Normale zaak. Willen de Israëliërs dit niet? Ja, eigen boontjes doppen, maar waar? Wat zij als hun ‘eigen land’ beschouwen, is het ‘land’ van vooral anderen. Immers, het gros van de inwoners van de regio Palestina bestond uit níét-joodse gemeenschappen.
Omstreeks 1860 was in Europa een project van de grond gekomen, dat de stichting van een eigen Joodse staat tot doel had. In 1896 verscheen het pamflet Der Judenstaat van Theodor Herzl. In 1897 vond in Bazel het Eerste Wereld Zionisten Congres plaats. Herzls idee verwierf steun, en de onderneming kreeg de aanduiding: Zionisme. In 1903 koos het Congres voor Palestina als definitieve bestemming voor hun politiek-zionistische project, dat door publiek recht gegarandeerd moest worden. Op dat moment maakte de joodse aanwezigheid in de regio Palestina ca. 4% van de daar bestaande bevolking uit. De instantie die aanvankelijk in aanmerking kwam voor die publiek-rechtelijke garantie, was de Hoge Porte in Constantinopel/Istanboel, leider van het Ottomaanse Rijk. Toen dit rijk instortte en wegviel voor de politiek-zionistische plannen, was het wachten op een volgende gelegenheid. Die deed zich voor tijdens de Grote Oorlog, WO-I. Het Verenigd Koninkrijk verkeerde in grote moeilijkheden. Bijna bankroet, neigden de Britten ertoe elke strohalm aan te grijpen. De Zionistische Organisatie onder Chaim Weizmann stelde een lucratieve deal voor: joodse bankiers uit Duitsland zullen financieel in de bres springen, tegen een Britse belofte het juist genoemde project te steunen. Op 2 November 1917 zag de Balfour Declaratie het licht. Alsof er geen bevolking in Palestina bestond, werd over hun hoofden heen door een buitenlandse macht beslist ten gunste van hen die er (nog) niet woonden: Europese joden, Asjkenaz. Het leek absurd, het wás absurd, maar het gebeurde. De Sho’a, nog in nevelen gehuld, had er part noch deel aan.
In 1920 werd de volgende akte gesmeed. De conferentie van San Remo verstrekte mandaten aan het VK (Palestina-Irak) en Frankrijk (Libanon-Syrië). VS-president Wilson werd min of meer in zijn hemd gezet. Weizmann was lyrisch, omdat de Balfour Declaratie in het Britse mandaat voor Palestina werd opgenomen. Geen mens die zich afvroeg met welk recht dit eigenlijk gebeurde.
Doreen Ingrams, een Britse historica, voegde aan de hoofdtitel van haar boek Palestine Papers, een ondertitel toe: Seeds of Conflict. En vandaag de dag, ruim honderd jaar na het besluit op het Wereld Zionisten Congres (1903) Palestina als bestemming voor hun project te kiezen, zorgt het zaad van dat besluit nog steeds voor moord en doodslag. Argumenten ter zake aangevoerd door woordvoerders van de twee hoofdpartijen, de Israëliërs en de Palestijnen, en door hun respectievelijke apologeten, hebben het effect gekregen van een dolgedraaide grammofoonplaat. Zozeer is een welles-nietes situatie ontstaan rond dit conflict dat de gemiddelde vrouw of man er nauwelijks nog aandacht voor op kan brengen: boter aan de galg; vechten tegen de bierkaai, zijn de uitdrukkingen waarmee men er afstand van neemt. Maar politici kunnen zich niet met een jantje van leiden van dit conflict afmaken, vandaar dat het met de regelmaat van een klok telkens weer opduikt. Het zou de landen die destijds vóór 181-II hebben gestemd sieren, als ze het fatsoen en de verantwoordelijkheid konden opbrengen zich sterk te maken voor de legitieme aanspraken van béide direct betrokken partijen. Met woord en met daad, dus niet alleen Israël ter wille zijn, maar ook Palestina. Daartoe heeft het Westen, dat VN-AV-resolutie 181-II erdoor sleepte, tot twee maal toe een gouden kans laten lopen; in 1967 en in 1988.
Toen Israël in 1967, tijdens de Zesdaagse Oorlog, ook het gebied bezette dat VN-AV-resolutie 181-II tot Arabische Staat had aanbevolen, had het de ’acceptatie’ van die resolutie (in 1947, bij monde van Ben-Gurion c.s.) kunnen omzetten in een acceptatie. In 1947 was dit ’akkoord’ gaan met deze VN-aanbeveling tot de verdeling van Palestina door Ben-Gurion c.s., een tactische manoeuvre geweest, vandaar de leestekens bij ’acceptatie’ en ’akkoord’. Alleen naïeve Israël-aanhangers menen de Palestijnen plus aanhang op dit punt een hak te kunnen zetten, maar wie z’n ogen open houdt, weet wel beter. [ NB. Aan deze oorlog ging een voorbereiding van zestien jaar vooraf; verovering van Yesha, koosnaam voor Judea en Samaria, was het doel. Daarvoor had Ben-Gurion al sinds 1937 een blauwdruk in zijn hoofd.]
Enkele Knesset-leden (onder hen Uri Avnery) stelden voor, de Westelijke Jordaanoever en de Gaza-strook aan de Palestijnen te laten, waarmee het VN-Twee-Staten-model eindelijk gerealiseerd zou worden. Ben-Gurion c.s. wilde er niets van weten. Dat die Knesset-leden nog afgepoeierd konden worden is één ding, maar dat de internationale gemeenschap zich door Israël liet (en laat) ringeloren, is te gek voor woorden. De VN-Veiligheidsraad kwam weliswaar met resolutie 242 op de proppen, maar zó simpel liet Israël zich niet afschepen. Eindeloze discussies volgden, o.a. over het ontbrekende lidwoordje ’de’ voor bezette gebieden. Immers 242 roept op tot: terugtrekking van Israëlische strijdkrachten uit gebieden, bezet tijdens het jongste conflict. Hoewel de géést van 242 geen greintje twijfel laat bestaan, over een totále Israëlische terugtrekking, is de discussie tot een klucht verworden waarbij de gewiekste Israëlische juristen er zelfs geen gat in zien, de term ’betwiste gebieden’ te introduceren. Het laffe Westen laat het zich aanleunen, en intussen wordt in de bezette gebieden de ene joodse nederzetting na de andere gebouwd. Dit laatste is flagrant in strijd met artikel 49 van de Vierde Geneefse Conventie, maar... Inderdaad, het Westen palavert alleen maar.
Op 15 November 1988, in Algiers, riep de PLO de staat Palestina uit, waarbij het door Israël bezette Palestijnse gebied als grondgebied voor die staat werd bepaald, met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. Omdat het VN-verdelingsplan (181-II) als legitiem uitgangspunt werd gekozen, kon dit als een impliciete erkenning van de Joodse Staat -- naast een Arabische Staat -- opgevat worden.
Vervolgens wilde PLO-leider Yasser Arafat de Algemene Vergadering van de VN in New York toespreken, om de Palestijnse standpunten ter zake van het conflict met Israël voor te leggen. Maar omdat de VS Arafat als persona-non-grata beschouwde, kreeg hij geen toestemming Amerika binnen te komen. Een veeg teken, dit gebaar van de VS; een erkénd bewindspersoon wordt in zulke situaties geen beletsel opgelegd. Maar kennelijk zagen Westerse landen wél brood in die uitleg door Arafat, en zo kon het gebeuren dat een curieuze operatie eraan voorafging: de verplaatsing van de VN-vergadering naar die andere VN-hospes: Genève.
Veelzeggend, dit alles. Had Arafat beter moeten weten? Maar erkenning van Israël werd gewenst door het Westen. Mét die erkenning zou druk van Westerse kant op de halsstarrige Joodse Staat, om zich te plooien naar de internationaal-rechtelijke richtlijnen zoals o.a. van toepassing op die ’betwiste gebieden’, meer gewicht kunnen krijgen. Kan dit lokkertje Arafat over de streep hebben getrokken?
Ofschoon alles op een typisch geval van wishful thinking leek te wijzen, van Arafats kant én van Westerse kant, ging het theater ’gewoon’ door. En dus legde Yasser Arafat op 13 december 1988 in Genève de Palestijnse positie uit, om tot een permanente oplossing van het conflict met Israël te komen. Erkenning van Israël sprak hij echter niet uit. Eigenlijk logisch: erkenning is een proces van (minstens) twee zijden, maar van de kant van Israël leek dit tot dusver weinig aannemelijk. Hoe dit alles ook zij, voor Amerika (en Israël) -- of moet het zijn: voor Israël (en dus Amerika)? -- was Arafat weer niet ver genoeg gegaan. Goede raad was duur...
Druk op de PLO -- om tenminste publiekelijk een expliciete erkenning van Israëls bestáánsrecht uit te spreken, door het PLO-Handvest te herroepen -- had tot gevolg dat Arafat de dag na zijn speech hiertoe overging. Op een speciaal voor dat doel belegde persconferentie wist Arafat, piepend en steunend, déze orakelspreuk uit te brengen: "het Handvest is caduc"... waarmee erkenning van Israëls bestaansrecht en afzweren van terroristisch geweld een feit leek. Felicitaties alom, van Westerse diplomaten, nota bene van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Bobby Schulz, van Rita Hauser van het Internationale Centrum voor Vrede in het Midden-Oosten, en van vele anderen.
Was nú de kogel door de kerk? Voor het Westen? Konden er eindelijk spijkers met koppen worden geslagen? Toen bleek dat Israël -- in de persoon van Yitzhak Shamir -- ’niet thuis’ gaf, liet het laffe Westen de Palestijnen opnieuw in de kou staan, want zozeer hangen Westerse politici hun huik naar de Israëlische wind. Uit angst voor fanatieke supporters van het politiek-zionistische project, die stevig van leer kunnen trekken, en al menige dwarsliggende politicus, waar ook ter wereld, bakzeil hebben doen halen, dan wel in het zand doen bijten. Schandalig? Zeker weten, maar ja, politiek.
Hoewel af en toe ontsierd door dermate asymmetrisch geweld van Israëlische kant dat de abominabele disproportionaliteit tussen beide kampen scherp in het oog springt, kan dít Israël (Goliath) in tegenstelling tot de Palestijnen uitstekend uit de voeten met de status quo ter plekke. Daaraan zal de financiële hulp die de Joodse Staat vanuit de VS ontvangt bepaald niet vreemd zijn. Alles bij elkaar genomen komt die hulp neer op ca. twintig miljoen dollar per dág! $ 20.000.000,-- En nóg durven fervente Israël-adepten te klagen over de (in verhouding zéér minimale) financiële steun die verdrukte Palestijnen vanuit Europa en van elders ontvangen. Daarbij wordt gewezen op die vermaledijde Palestijnen, met hun dood en verderf zaaiende afstands-raketten, waarmee ze het arme Israël, de kleine David, naar het leven staan. De inefficiëntie van die raketten wordt daarbij genegeerd; niettemin betreur ik elke dode die er het gevolg van is.
De David-vermomming die dít Israël zich aanmeet, werkt kennelijk maar in één richting.
[1] Auteur van: Een bijzondere relatie. Het conflict Israël-Palestina nader bekeken -- 1897 -1993. Met een voorwoord van polemoloog drs. Leon Wecke. Dit boek is voor sterk gereduceerde prijs (exclusief verzendkosten) bestelbaar bij de auteur. e.talens@chello.nl.