Civis Mundi Digitaal #3
Wim Couwenberg
Stelling I
Ideologieën zijn een typisch modern verschijnsel, evenals de daarmee samenhangende politieke indelingen tussen links en rechts en progressief vs. conservatief. Zij zijn alle ontstaan als uitvloeisel van de grote geestelijke, politieke en economische omwentelingen in de tweede helft van de 18e eeuw in West-Europa en hebben alle te maken met de ideologische strijd over de grondslagen, de inrichting en de streefrichting van de samenleving die sindsdien in Europa ontbrandt.
Onder ideologie versta ik kortweg een bepaald antwoord op de vraag die sindsdien het politieke debat steeds meer bepaalt, te weten hoe de samenleving het best kan worden ingericht en in welke richting zij het best ontwikkeld kan worden. In de premoderne ontwikkelingsfase van het beschavingsproces was dat geen punt van discussie. Daarover bestond een brede maatschappelijke consensus. In het liberale moderniseringsproces dat sinds de 18e eeuw op gang komt, wordt die consensus voor het eerst hardhandig doorbroken in en door twee grote liberale revoluties (eerst de Amerikaanse en daarna de Franse Revolutie) en wordt de vraag hoe de samenleving het best ingericht en gestuurd kan worden twee eeuwen lang inzet van ideologisch onderbouwde politieke en maatschappelijke strijd, culminerend in de Koude Oorlog in de tweede helft van de vorige eeuw met een regelrechte confrontatie van het wereldcommunisme onder leiding van de Sovjet-Unie en de westers-liberale wereld onder leiding van Amerika.
Stelling II
De ideologisering van politieke en maatschappelijke strijd heeft ook belangrijke consequenties voor de politieke en sociale filosofie. Die hield zich vanouds op contemplatieve wijze bezig met vragen over ontstaan en inrichting van de samenleving en ging daarbij uit van een natuurlijke en in wezen onveranderlijke politieke en sociale orde, een statische visie op de geschiedenis en een retrospectieve levenshouding. Persoonlijkheids- en karaktervorming van wie tot gezagsbeoefening geroepen was, in het bijzonder de vorst, zag men als voornaamste waarborg voor goed bestuur. Zo schreef Erasmus in 1516 in dit verband zijn boek Over de opvoeding van een christelijke vorst, waarin hij de vorst de evangelische deugden van naastenliefde en nederigheid ter navolging voorhield; en Macchiavelli drie jaar eerder zijn veel bekender boek De Vorst met heel andere raadgevingen aan de vorst dan die van Erasmus.
Sinds de 17e en vooral de 18e eeuw verandert dat. Waarborgen voor goed bestuur gaat men nu meer zoeken in verandering van de grondslagen en inrichting van de samenleving. Politieke en sociale filosofie krijgen sindsdien een nieuwe oriëntatie. Zij raken actief betrokken bij de politieke en maatschappelijke strijd over de inrichting en streefrichting van de samenleving en worden daaraan mede dienstbaar gemaakt. Dat leidt ertoe dat hun ideeën met het oog daarop getransformeerd worden in concurrerende ideologieën zoals liberalisme, conservatisme, socialisme, nationalisme e.d. De moderne intelligentsia die in die geestelijke en politieke omslag als een nieuwe geestelijke en morele elite op de voorgrond treedt naast en in concurrentie met de oude klerikale elites speelt in dat transformatieproces een beslissende rol.
Daarmee komt in Europa een proces van ideologische polarisatie op gang dat zich globaal gezien toespitst op de cruciale vraag hoe men zich opstelt tegenover modernisering van de samenleving en cultuur in de geest van de liberale ideeën die in de geestelijke en politieke omwentelingen van de 18e eeuw voor het eerst tot gelding gebracht worden, zoals mensenrechten, democratie, rechtsstaat, markteconomie en dergelijke. Die ideeën worden in de periode 1789 - 1989 aangevochten door tegenkrachten van rechts zowel als van links. Die anti-liberale polarisatie is uitgemond in een tweetal richtingen: enerzijds in een integratie van die tegenkrachten in de zich ontwikkelende liberale beschavingstraditie zoals dat gebeurd is met socialisme/sociaal-democratie en het klassieke en christelijk-confessioneel conservatisme; anderzijds in een uitschakeling van die tegenkrachten als politiek alternatief, althans in de westerse-liberale wereld. Dat is het lot geweest van fascisme als uiting van modern autoritarisme en wereldcommunisme. Dankzij die integratie of uitschakeling van deze tegenkrachten in onze westerse wereld wordt die liberale beschavingstraditie nu wereldwijd uitgedragen als exclusief wereldmodel. In de niet-westerse wereld stuit zij daarbij wel op forse tegenkanting van gevestigde tradities en verhoudingen die in veel opzichten herinneren aan het premoderne cultuurpatroon zoals Europa dat eerder gekend heeft.
Stelling III
Terwijl de liberale ideologie in Europa zo’n twee eeuwen lang omstreden is geweest en er te dien aanzien door gestadige antiliberale maatschappij- en cultuurkritiek van links en rechts lange tijd een vijandige stemming gegroeid is die zich aan de linkerzijde vooral toespitst op de liberale markteconomie als economische component ervan, heeft de politieke cultuur in Amerika van stonde af aan een liberaal karakter gehad met de liberale ideologie als een ‘civil religion’ die de verschillende godsdiensten en politieke richtingen overkoepelt, een gemeenschappelijk geloof (American Creed). Dankzij de ontwikkeling van de liberale ideologie tot een gemeenschappelijke ideologische oriëntatie is Amerika in zijn binnenlandse politiek verschoond gebleven van de antiliberale polarisatie in Europa. Voor de belangrijkste antiliberale stromingen in Europa zoals het klassieke conservatisme, het socialisme en communisme en het christelijk confessionalisme (nu christen-democratie) ontbrak daar de nodige politieke voedingsbodem. Wat het neo-conservatisme in de VS betreft, dat is niet te vergelijken met het klassieke Europese conservatisme, zoals we verderop (p......) zullen zien. Het is veeleer een nieuwe politieke vertaling van de Amerikaanse liberale ideologie met zijn streven naar wereldwijde verbreiding van de Amerikaanse boodschap van vrijheid en democratie, een nieuwe vaandeldrager ook van het diepgewortelde Amerikaanse vooruitgangsgeloof.
Dat partijvorming in Amerika niet de expressie geworden is van ideologische tegenstellingen en politieke strijd zich daar hoofdzakelijk richt op de vraag hoe die gemeenschappelijke liberale ideologie in de praktische politiek operationeel te maken valt, wijkt dus sterk af van de ideologische oriëntatie en polarisatie die de politieke strijd in Europa sinds de Franse Revolutie van 1789 zo lang kenmerkt. Vandaar dat de Amerikaanse politiek zich van stonde af aan onderscheidt door een sterk pragmatische oriëntatie. Pragmatisme als filosofische stroming - waar is wat werkt - is ook de belangrijkste Amerikaanse bijdrage aan de westerse filosofie. Dat religieuze oriëntatie en beleving in Amerika evenzeer een pragmatische geest ademt, is in het licht van dit alles evenmin verwonderlijk.
Stelling IV
Na twee eeuwen van ideologische polarisatie is de politieke ontwikkeling in Europa sinds het einde van de Koude Oorlog uitgemond in een ideologische consensus, zoals Amerika die van stonde af aan gekend heeft. In de grondwet van de Duitse Bondsrepubliek van 1949 is daarop al geanticipeerd. Wij vinden daarin namelijk de neerslag van een breed gedragen consensus over liberale en democratische grondwaarden die daar omlijnd is als liberaal-democratische basisorde en tevens verankerd als onaantastbare kern ervan (zie art. 79 lid 3 jo. artt. 1 en 20 grondwet).
Dankzij de samenbindende kracht van de Koude Oorlog en de ontwikkeling van de sociale rechts- of verzorgingsstaat als historisch compromis van socialisme, liberalisme en christelijke democratie krijgt die ideologische convergentie en consensus overal in het niet-communistische deel van Europa erkenning als gemeenschappelijke westerse waarden. Na een korte maar heftige reactie daartegen van neomarxistische stromingen in de jaren zestig en zeventig zet die convergentie zich verder door. Zij belichaamt zich ook in de EU als een liberaal-democratische waardengemeenschap. En na het einde van de Koude Oorlog is zij door alle bij de Koude Oorlog betrokken partijen officieel bevestigd in het CVSE-Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa van november 1990.
Stelling V
Na een intermezzo van twee eeuwen waarin ideologische strijd de boventoon voerde, krijgt de politiek weer een meer pragmatisch karakter. Pragmatisme heeft niet langer de negatieve bijklank van beginselloos die het in Nederland tijdens de verzuiling gekregen had. Het pragmatisme van D66 is om die reden aanvankelijk bestreden als een on-Nederlandse oriëntatie, want in strijd met de verzuilde politieke traditie die zolang de Nederlandse politieke cultuur bepaalde. Een politiek met een pragmatische oriëntatie betekent echter niet per se dat zij beginselloos is. Als eerste Nederlandse partij die zich buiten die verzuilde partijpolitieke cultuur positioneert, heeft D66 van stonde af aan geopereerd op basis van de kernwaarden van de moderniteit zoals rechtsstaat, democratie, grondrechten, markteconomie e.d. en heeft dat nu ook expliciet gemaakt. Dat geldt evenzeer voor de pragmatisch opererende Amerikaanse politiek. Ook de Fortuynrevolte was daarop gebaseerd. Het zijn waarden die in de liberaaldemocratische rechtsorde operationeel gemaakt zijn in een reeks van rechtsbeginselen en waarover dus een juridisch verankerde consensus bestaat. De politieke strijd gaat niet meer over die beginselen, maar over de wijze waarop zij in beleid en rechtsvorming gestalte krijgen.
De ideologie die nu nog in beginselprogramma’s uitgedragen wordt, is verschrompeld tot niet veel meer dan politiek vlagvertoon waaraan men blijft hechten om althans de suggestie te wekken dat men in ideologisch opzicht nog iets eigens vertegenwoordigt. Vergeleken met de beginselprogramma’s uit het tijdperk van de verzuiling heeft die ideologie echter nauwelijks nog een specifiek eigen kleur en duidt zij slechts op een vage en bewust algemeen gehouden waardenoriëntatie, die men naar bevind van zaken interpreteren kan, zoals een CDA-ideoloog de ideologische grondslag van zijn partij eens omschreef. In feite wordt de politiek allang voornamelijk bepaald door maatschappelijke druk, wetenschappelijke expertise, politieke haalbaarheid en actuele kwesties en stokpaardjes. Personificatie van politieke macht en visie wordt daarbij steeds meer een nieuwe bron van politieke identificatie in plaats van de oude ideologie. Die veronderstelde een wijsgerig gefundeerde, samenhangende visie op mens en samenleving. En die is ver te zoeken in de hedendaagse politiek, waar instrumenteel denken en politiek specialisme de toon zetten.
Stelling VI
Door de overwinning van het kapitalistische wereldsysteem als economische grondslag van de moderniteit en het einde van de antagonistische ideologische strijd van weleer heeft het links-rechts schema veel van zijn vroegere scherpte en helderheid verloren, al geldt dat vooralsnog minder voor een land als Frankrijk, waar dat politieke denkschema geboren is als vrucht van de Franse Revolutie van 1789. Het duidt niet langer op een ideologisch hecht gefundeerde en helder verantwoorde positiebepaling, maar veeleer op een gevoelsmatig reactiepatroon dat nog gevoed wordt door tradities en sentimenten van het ideologisch gepolariseerde of-of denken van voorheen. De verdamping van de oude politieke scheidslijnen weerspiegelt zich ook steeds meer in de electorale los-bandigheid die het kiezersgedrag sinds de jaren ’90, in Nederland meer nog dan in andere landen, kenmerkt. Kiezers trekken zich daar weinig meer van aan.
Links of progressief is een houding, die eigenlijk alleen geloofwaardig over komt als men geen deel uitmaakt van de macht. Zodra dat wel het geval is, raakt links na verloop van tijd steeds meer verweven met het politieke en maatschappelijke establishment en krijgt het onwillekeurig rechtse, conservatieve trekken. " Die Teilnahme an der Macht macht stets konservativ", zoals de Duitse socioloog R. Michels opmerkt. Veranderingsgezindheid beperkt zich dan tot niet meer dan een dynamisch-conservatieve opstelling in de zin van Edmund Burke: preserve by changing; de bestaande orde in stand houden door die orde op tijd aan te passen als dat nodig blijkt.
Wat als links of rechts, progressief of conservatief in de politieke praktijk te benoemen valt, is niet meer in algemene zin te zeggen. Met de overwinning van de liberale beschavingstraditie in de ideologische strijd verliezen beide tegenstellingen die met de geboorte van de moderniteit als nieuw beschavingstype ontstaan zijn, hun oorspronkelijke politieke scherpte. Het gaat sindsdien voornamelijk om politieke varianten van die traditie.
Stelling VII
De schaduwzijden en mislukkingen van socialistische samenlevingsexperimenten zijn bijna overal in de wereld zo manifest geworden dat socialistisch links - lange tijd identiek met links - in de meeste westerse landen in het defensief gedrongen is en in intellectueel opzicht in een diepe malaise verkeert. Het heeft niet langer een aansprekende en overtuigende toekomstvisie tot zijn beschikking. In zijn revolutionaire vernieuwingsdrang ging het uit van een veel te optimistisch mensbeeld. De nieuwe socialistische mens die in vooruitzicht werd gesteld, is dan ook een mooie droom gebleven.
In de sociaal-democratie kwelt men zich niet langer, zoals in voorgaande jaren, met de vraag of men wel links genoeg is, zoals nu aan de rechterzijde ook niet langer de angst heerst om voor conservatief versleten of uitgemaakt te worden. Nu die angst voor een conservatief stempel er niet meer is, is er zowel in intellectueel als in politiek opzicht ruimte gekomen voor een reveil van klassiek-conservatieve ideeën, al verschijnen die soms nog wel in links gewaad ten tonele. Scepsis over de maakbaarheid van de samenleving, een holistisch en ecologisch werkelijkheidsbesef en ‘groene’ strijd voor natuurbehoud en kleinschalige productie- en samenlevingsvormen, herwaardering van nationale waarden en symbolen, van elitevorming en leiderschap, van ‘law and order’, sociale controle als middel om kleine criminaliteit te bestrijden e.d., het zijn alle aan de conservatieve denktraditie ontsproten ideeën en standpunten die niet langer met hoon beladen worden, zoals dat sinds de revolte van de jaren ’60 jarenlang tot het ‘bon-ton’ behoorde.
Stelling VIII
Het einde van de ideologische confrontatie luidt in Europa tevens het verval in van de ideologie als moderne bron van politieke zingeving en van de toonaangevende politieke rol en invloed van intellectuelen als ideologen. In aansluiting daarop is een technocratisch georiënteerde vorm van machtsuitoefening in het vooruitzicht gesteld die voornamelijk steunt op wetenschap en technische deskundigheid. Eind 19e eeuw is dat al aangekondigd door de elitetheoreticus G. Mosca. In de culturele omwenteling van de jaren zestig leeft de ideologische strijd in westerse democratieën, zoals gezegd, nog eenmaal in alle hevigheid op. Dat ging tevens gepaard met verzet tegen de opmars van politieke technocratie in het beleid, de oriëntatie dus op functionele (doel-middel) rationaliteit als basis voor het aansturen en regelen van maatschappelijke processen. Linkse intellectuelen wierpen zich in die strijd met grote overgave op als ‘Heils- und Sinnvermittler’, zoals de Duitse socioloog H. Schelsky dat op meesterlijke wijze beschreven heeft in zijn bekende boek Die Arbeit tun die Anderen (1975). Maar dat heeft slechts kort geduurd. Het technocratische paradigma dat door die revolte tijdelijk in het defensief gedrongen werd, zet zich nadien onverminderd voort. Sinds de overwinning van de westers-liberale wereld in de Koude Oorlog, zo stelt Fukuyama in zijn geruchtmakende reactie daarop, is dat zelfs het heersende paradigma geworden.
Volgens juist genoemde literatuur over het einde van de ideologie verschuift het zwaartepunt van politieke macht hiermee van politici naar de wetenschappelijke intelligentsia. Maar dat vindt vooralsnog geen steun in de politieke praktijk, en wel om twee redenen. In de regel is er in beleidsvraagstukken onder wetenschappers geen consensus over de aanpak en oplossing ervan. Ook experts denken verschillend over maatschappelijke vraagstukken, zeker als het over strategische kwesties gaat. Wetenschappelijk gefundeerde toekomstprognoses bieden onvoldoende houvast door toedoen van de wet van de onvoorziene en onbedoelde gevolgen. Op een gegeven moment moeten er knopen doorgehakt worden. En die beslissingsmacht blijven politici zich toe-eigenen. Zij kunnen dat doen door een sterker ontwikkelde wil tot macht en het vermogen die macht via partijvorming en politieke strijd te verwerven en tot gelding te brengen. Zij blijven ook nodig om aan het anonieme technocratische bestuur een electoraal aansprekend gezicht te geven. Nu de politiek niet langer beschikt over een koersbepalende ideologische profilering, maar nog slechts over vage ideologische uitgangspunten, oefe oefenen technocraten evenals marketing- en p.r.-experts achter de schermen wel steeds meer invloed uit op het te voeren en naar buiten toe te presenteren beleid.
Stelling IX
In Azië ontwikkelt zich inmiddels een autoritair type staatsnationalisme en -kapitalisme als Aziatische variant van het moderne autoritarisme die een nieuwe serieuze concurrent lijkt te worden. Traditionele Aziatische waarden gaan daarin als normatieve en autoritaire elementen uit de premoderne ontwikkelingsfase harmonisch samen met een geavanceerd kapitalisme.
Achter de façade van de communistische ideologie beweegt China zich ook in die richting. Door de geleidelijke liberalisering van de Chinese economie en snel groeiende welvaartsverschillen als gevolg hiervan verliest die ideologie steeds meer haar geloofwaardigheid, al presenteert China zijn ontwikkeling nog wel in socialistische termen. Zo spreekt het van een socialistisch moderniseringsproces en van de opbouw van een moderne socialistische samenleving met typisch Chinese karaktertrekken. Achter die façade gaat echter hand in hand met het succes van een van staatswege gedirigeerd kapitalisme een krachtig reveil schuil van autoritair staatsnationalisme dat het communisme meer en meer verdringt als bron van politieke legitimiteit en als bron van sociale cohesie teruggrijpt op het oude ideaal van de harmonische samenleving zoals verankerd in het confucianisme.
Van Chinese zijde is de kredietcrisis geïnterpreteerd als het failliet van de westerse democratie en het bewijs van de superioriteit van het Chinese politieke systeem. Het is, zo menen Chinese captains of industry, een crisis die een verschuiving van de machtsbalans in de wereld aan het licht brengt waarbij zij niet alleen denken aan hard power, maar ook aan soft power (normen en waarden). Westerse waarden zijn niet langer toonaangevend. Bij vorige ontmoetingen met Chinese zakenlieden was het uitgangspunt: het kapitalisme moet China helpen. Nu is het omgekeerd.
Al is er in het licht van de huidige complexe wereldsituatie reden tot tempering van de universele pretenties van het liberaal-democratische concept der moderniteit, wel vertoont dat, getoetst aan de principes van de moderniteit, hogere constitutionele kwaliteiten dan zijn antiliberale alternatieven dankzij zijn respect voor het spontane initiatief van vrije burgers en de hogere respons- en ontwikkelingscapaciteit waarover het daardoor beschikt.
Stelling X
Als we na twee eeuwen de balans opmaken van de ideologische strijd over de ‘ware’ samenlevingsorde, lijkt de conclusie gewettigd dat zij even vruchteloos is als de religieus-culturele strijd over de vraag wat het ware, alleenzaligmakende geloof is. Geen enkel type samenleving kan zonder meer los van tijd en plaats, dus in abstracto, als het enig-juiste beschouwd worden. Welk model het meest adequaat beantwoordt aan de eisen van de tijd, hangt af van het ontwikkelingsstadium waarin een bepaalde samenleving verkeert en de ontwikkelingsproblemen waarmee zij geconfronteerd wordt. Na verloop van tijd ontaardt ieder constitutioneel ontwikkelingsmodel bovendien in wisselende mate als gevolg van institutionele verstarring, groeiende vervreemding tussen de politieke klasse en de bevolking, corruptie, machtsmisbruik, e.d. en roept dientengevolge politieke tegenkrachten op die in een liberaal-democratische context de ruimte krijgen om zich daartegen teweer te stellen, al moeten zij ook in die context taaie weerstanden van de gevestigde orde weerstaan en overwinnen. Dat risico van ontaarding is het sterkst in autoritaire stelsels vanwege het primaat van het machtsbeginsel dat zich daarin ongecontroleerd kan uitleven.
Bron: S.W. Couwenberg, Moderniteit als nieuw beschavingstype. Ontwikkeling, Problematiek en Perspectief. Civis Mundi Jaarboek 2009, Damon, Budel