Wat valt te leren van filosofen over sterven en doodgaan?

Civis Mundi Digitaal #3

door Wim Couwenberg

Wat valt te leren van filosofen over sterven en doodgaan?

Wim Couwenberg

Simon Critchley, Over mijn lijk. Wat filosofen en hun dood ons leren, Scriptum Publishers, Schiedam, 292 blz. prijs 22,50 euro.

Dit boek gaat over de manier waarop filosofen zijn gestorven en welke lessen de filosofie ons leert over de juiste omgang met sterven en doodgaan. De auteur is hoogleraar filosofie aan de New School for Social Research en tevens bijzonder hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg. Te beginnen met Thales in de 6e eeuw v. chr. passeren tot in onze tijd in chronologische volgorde liefst 190 filosofen de revue in korte schetsen. Daarbij wordt niet alleen hun einde kort vermeld maar ook het verband met hun belangrijkste denkbeelden, al komt dat lang niet altijd goed uit de verf. Bij lezing van dit intrigerende overzicht van de relatie tussen filosofie en filosofen ener- en hun dood anderzijds wordt, hoopt de auteur, steeds duidelijker, vanuit welke benadering de filosofie ons kan leren sterven en in het verlengde daarvan kan leren leven. Het is dus ook bedoeld als bijdrage tot levenskunst. De auteur gaat daarbij uit van de wijsheid van Cicero dat filosoferen ons leert te sterven. Dirrida ziet daarin een stuitend narcisme. Zo ver zal ik niet gaan. Maar dat filosofie ons leert sterven, mag voor sommige filosofen opgaan, maar zeker niet in het algemeen.

Het is een goedgeschreven en boeiend verhaal over het filosofische denken in relatie tot de eindigheid van dit leven. Dat de dood het laatste grote taboe is, zoals de auteur aan het slot van zijn boek schrijft, is in Civis Mundi al eerder ter discussie gesteld. En ook in dit nummer gebeurt dat opnieuw onder het thema: Vragen van leven en dood. "De dood is springlevend" is de titel van een recent boek dat daarbij in herinnering geroepen wordt. Dat we ons blindelings laten meevoeren door de zinsbegoocheling van een leven na de dood, zoals de auteur in de inleiding opmerkt, is eeuwenlang zeker het geval geweest. Maar in onze tijd gaat dat steeds minder op en wordt heel nuchter en filosofisch nagedacht over een eventueel postmortaal levensperspectief. Civis Mundi loopt daarin voor. En ook in dit nummer wordt daarover in die geest gereflecteerd.

In verband met de discussie over bijna-dood ervaringen, die in dit nummer wordt voortgezet is het interessant dat de auteur van dit boek daar ook gewag van maakt bij zijn schets over de filosoof A.J. Ayer, een bekende exponent van de Angelsaksische analytische filosofie; een filosoof ook die zijn atheïsme op zeer uitgesproken wijze beleed. Een jaar voor zijn dood beleefde hij een bijna-dood ervaring. Toen hij tijdens een maaltijd stikte in een stukje zalm, verloor hij zijn bewustzijn en was hij na een hartstilstand technisch gezien overleden. Pas na vier minuten slaagden de artsen erin hem te reanimeren. De volgende dag, aldus de auteur van dit boek, ging het weer prima en sprak Ayer opgewekt over wat hem was overkomen ten tijde van zijn overlijden. Hij had een fel rood licht gezien, waarin hij kennelijk een goddelijke macht had ontwaard. Hij had verschillende bewindvoerders van de ruimte ontmoet, die tegenover hem hadden toegegeven dat ze tijdens hun werk hier en daar wel eens een steek lieten vallen. Als gevolg daarvan is de ruimte, net als de tijd in Hamlet, ‘een beetje in de war’. De bewindvoerders inzake ruimte waren ineens nergens meer te bekennen, maar in de verte zag Ayer nog wel de bewindvoerders die belast waren met de tijd. Ayer vertelt vervolgens dat hij precies op dat moment moest denken aan Einsteins theorie dat tijd en ruimte feitelijk één zijn. Hij probeerde daarom de aandacht van de bewindvoerders van zijn tijd te trekken door druk heen en weer te lopen en met zijn kettinghorloge te zwaaien. Helaas, hij kreeg geen contact en Ayer voelde zich steeds wanhopiger worden. Op dat moment kwam hij weer bij bewustzijn. Ayer was helemaal van slag geraakt door deze ervaring en in een artikel voor de Sunday Telegraph schreef hij, dat dat toch wel ‘een sterk bewijs was dat h et bewustzijn niet eindigt met de dood’. Naar het schijnt voelde Ayer zich na zijn dood als herboren en bleek hij het als mens ook ineens veel beter te hebben dan voorheen. Hij is sinds na zijn hartstilstand en dood veel leuker geworden zei zijn vrouw.