Verborgen religiositeit? Een onderzoek naar religiositeit in pop- en rockfestivals

Civis Mundi Digitaal #4

door Heleen Kommers

Verborgen religiositeit? Een onderzoek naar religiositeit in pop- en rockfestivals

Heleen Kommers *

Inleiding

Na algemene aannames rond het ‘God is dood’-idee en de neergang van religie, kwam er een stroom van literatuur op gang die het tegendeel betoogt: religie is niet verdwenen. Sommige auteurs menen dat religie ‘terug van weggeweest’ is, andere dat religie nooit weg was, maar dat zowel onderzoekers als representanten van gevestigde religies de nieuwe gedaanten waarin religie zich is gaan vertonen, niet hebben onderkend. Men moest op zoek naar ‘verborgen religiositeit’ (de ‘hidden religiosity’ van Robin Sylvan, 2002). Maar zet die voorstelling ons niet op het verkeerde been? Is ze niet teveel ingegeven door stereotype visies op de traditionele, geïnstitutionaliseerde religies? Moeten we niet eerder zoeken naar juist openlijke manifestaties van religiositeit; manifestaties die vanuit de stereotype visies niet onderkend werden (Stringer 2008)? In mijn onderzoek naar pop- en rockfestivals als potentiële omgeving voor het ontstaan of beleven van religiositeit liep ik tegen vragen als deze op.

‘Geleefde’ ervaring van pop- en rockfestivals als ‘milieu’ voor het genereren van religiositeit

In de laatste decennia van de twintigste eeuw is veel onderzoek gedaan naar ‘de leegloop van kerken’. In Nederland resulteerde dat onder andere in een reeks rapporten waarin de veranderingen werden gemeten. De traditionele religie - waarin gelovigen eerder ‘volgers’ dan ‘actores’ zouden zijn - was als het ware het ijkpunt waartegen de veranderingen werden afgezet. Het is opvallend dat discussies over verandering, transformatie of metamorfose van religie moeilijk los te maken zijn van bestaande (westerse) ideeën over ‘religie’. Of men nu religie substantieel of functioneel definieert, of andere termen bedenkt, zoals ‘religiositeit’, het blijft moeilijk om los te komen van sociaal en cultuurhistorisch gewortelde voorstellingen. ‘Religiositeit’ blijft refereren aan ‘religie’. Woorden als ‘transformatie’ of ‘metamorfose’ geven aan dat er weliswaar sprake is van (wezenlijke) veranderingen, maar omdat ‘religie’ het referentiepunt blijft, is de betekenis van bepaalde veranderingen moeilijk te bepalen.

Een van de redenen waarom wetenschappers moeilijk zicht kregen op de betekenis van de ‘verborgen’ religiositeit is dat het onderzoek veelal van buitenaf werd verricht. Bijvoorbeeld door theologen die popmuziek onderzochten op een eventuele betekenis ervan voor de liturgie, of door volwassenen die de jongerenwereld vanuit een ‘volwassenen-perspectief’ bezagen. Dergelijke benaderingen gingen voorbij aan allerlei dimensies van pop- en jongerencultuur, waardoor ze ongeschikt bleken om de dynamiek en creativiteit van die cultuur goed in te schatten en daarom geen zicht boden op vormen van betekenisgeving die essentieel zijn voor het begrijpen van mogelijke religieuze uitingen. Voor de buitenstaander lijken bijvoorbeeld songteksten een ‘gemakkelijk’ uitgangspunt. Maar wanneer men wil achterhalen hoe jongeren ze in het dagelijks leven gebruiken, vergen die teksten een heel bijzondere benadering. Dat gebruik heeft gevolgen voor de manier waarop die jongeren hun wereld - en hun plaats daarin - begrijpen. Hier kan een etnografische benadering van die teksten als performance uitkomst bieden (Dimitriadis 2004: 9-11). Een dergelijke benadering is gericht op ‘geleefde ervaring’: de teksten bevatten geen essentiële of inherente betekenis, maar het zijn de jonge mensen die ze, op bepaalde plaatsen en momenten - dus tijdens de opvoering ervan - , telkens weer een nieuwe betekenis geven.

Teksten, muziek, gedrag en symbolische expressies versmelten tijdens deze ‘geleefde ervaring’ tot één dynamisch geheel. Pop- en rockfestivals vertegenwoordigen die ‘geleefde ervaring’ bij uitstek. Tijdens die festivals maken allerlei aspecten het mogelijk dat ze functies vervullen die vroeger door religies werden gerealiseerd (daarop richt zich de studie van Rupert Till: Pop Cult. Religion and Popular Music, 2010). De festivals vertonen trekken van het ritueel, bieden een rijke symboliek en staan in het teken van ‘belonging’ (het - soms exclusief - behoren tot een ‘gemeenschap’). Dit zijn slechts enkele dimensies die het zinvol maken om ze te onderzoeken als milieu voor het genereren van religiositeit (Rojek 2006: 416).

Tijdens bepaalde festivals spelen symbolen ontleend aan het christendom of andere (bijvoorbeeld Germaanse) religies een belangrijke rol. Daarom, en omdat de vraag naar mogelijke ervaringen van religiositeit het wereldbeeld van jonge mensen raakt, dringt zich aan de onderzoeker telkens weer de vraag op hoe er achter te komen of de expressies wel ‘echt’, ‘oprecht’, authentiek zijn. Hebben de symbolen werkelijk een ‘diepere’ betekenis of zijn het slechts middelen om op te vallen, om ‘te verkopen’?

Hoe verhoudt de opvoering (performance) zich tot de authenticiteit van de ‘geleefde’ religieuze ervaring?

Tijdens festivals voeren musici hun act op. Zij zijn performers. Ze trachten bepaalde betekenissen over te brengen op het publiek, dat op haar beurt het opgevoerde interpreteert en er op reageert. Die reactie kan weer van invloed zijn op de opvoering door de musici, die dan van hun kant het optreden van het publiek interpreteren. Daarom kan men de mensen in het publiek ook als performers beschouwen: zeker in de live-voorstelling of het festival is de rol van het publiek van wezenlijk belang. Er is sprake van een voortdurende ‘communicatie’. Via conventies kunnen de musici tijdens de opvoering de interpretatie van de toehoorders ‘beheersen’: door te anticiperen op wat de luisteraars verwachten, op wat zij herkennen, kan men enigszins zeker zijn van de interpretatie door het publiek. Die conventies kunnen echter authenticiteit in de weg staan: ze dwingen als het ware de musici tot compromissen, waardoor de toehoorder kan gaan twijfelen over de ‘zuiverheid’ van de boodschap. Worden er ‘werkelijke’ (authentieke) boodschappen uitgedragen, of betreft het slechts conventionele uitingen waarop men varieert om zo de aandacht te trekken? Is het een vorm van reclame, die niets met een ‘geloof’ te maken heeft?

Performance en authenticiteit lijken op gespannen voet te staan: zodra men iets ‘opvoert’ wordt een uiting ‘bemiddeld’ (via techniek, conventies, beelden). Volgens Philip Auslander die Glam Rock onderzocht, tast opvoering de authenticiteit aan.

Maar volgens Pattie, die zich speciaal richtte op het fenomeen performance, houdt het idee van een spanning verband met de veronderstelling dat er zoiets als een ‘uiteindelijke’ authenticiteit is, die ‘vastgesteld’ kan worden. Volgens hem hebben de twee termen eerder betrekking op een ‘conversatie’ (een uitwisseling van betekenissen) tussen fans, critici en musici over ‘de echte aard van de live event’ (Pattie 2007: 23). Er is niet zoiets als ‘pure authenticiteit’, er is altijd sprake van bemiddeling. Authenticiteit komt tijdens de opvoering tot stand en is contextueel: afhankelijk van het verloop van de conversatie kan authenticiteit telkens anders worden ervaren. Zo verwacht men met name van rock musici dat ze ‘echt’, authentiek zijn. Maar tegelijk voeren die musici tijdens een festival een show op: binnen theatrische conventies, commercieel gericht. Voor de musici geldt dat de authenticiteit nauw verweven is met de wijze waarop het publiek die presentatie accepteert. En dat is weer afhankelijk van ideeën die de fans hebben over de muziek zoals die op het moment van optreden wordt opgevoerd. Of ervaringen authentiek zijn bepalen mensen als het ware binnen de context van het concert. De authenticiteit van eventuele religieuze ervaringen is dus niet vast te stellen als een ‘gegeven’, maar is relationeel en daarom gebonden aan specifieke contexten.

Etnografisch veldwerk (participerende waarneming) als meest adequate wijze van onderzoek

Gaat men uit van Pattie’s idee van ‘conversatie’, dan is inzicht verkregen ‘van buitenaf’ in principe ongeldig, invalid. Daarom is de aangewezen manier om het onderwerp te onderzoeken etnografisch veldwerk: onderzoek ‘van binnenuit’. Tijdens dit onderzoek participeert de onderzoeker zelf in de performance en tracht tegelijk verschijnselen te observeren en erover met festivalgangers te communiceren. De hectische festival-setting laat echter niet altijd genoeg ruimte voor het onderzoek van ervaringen bij de toehoorders. Dat vergt improvisatie: de onderzoeker is ook aangewezen op uitwisseling buiten de context van het festival. Dan zijn methoden nodig die bij de gesprekspartners zo goed mogelijk de sfeer van het festival oproepen. De uitkomsten van dat onderzoek kunnen dan ter aanvulling van (in voortdurende wisselwerking met) veldwerk worden beschouwd, maar zeker niet als substituut. De onderzoeker moet immers intieme bekendheid hebben met de ‘wereld’ van de informanten om ‘stimuli’ te kunnen presenteren die betekenisvol voor hen zijn (Chase 2008: 71).

Tijdens popfestivals en vooral tijdens rockfestivals worden tal van religieuze symbolen gebruikt: verwijzingen naar satan, naar Germaanse goden, naar christelijke symbolen (al dan niet in afwijzende of omgekeerde vorm). Soms in bizarre expressies die gekunsteld aandoen. Met Rupert Till kan men tevens vaststellen dat die festivals functies kunnen vervullen die voorheen door geïnstitutionaliseerde religies werden vervuld. Maar hebben de deelnemers ook werkelijk religieuze ervaringen? Of moet men de symboliek en verwoordingen van ervaringen vooral interpreteren in termen van performance-conventies? Hoe kan men aan het dominante joods-christelijke vertoog over religie ontsnappen en zicht krijgen op nieuwe, onverwachte gedragingen, betekenissen en ervaringen die religieus van aard zijn? Stringer heeft in zijn studie laten zien hoe religiositeit (verwijzingen naar het niet-empirische) een heel alledaags, soms zelfs banaal - maar vaak ‘onverwacht’ - aanzien kan krijgen. Onverwacht vanuit traditionele opvattingen over religie. In dit essay heb ik enige aspecten onder de loep genomen waarmee een onderzoeker, speurend naar nieuwe vormen van religiositeit, wordt geconfronteerd.

 

* Heleen Kommers is godsdienstwetenschapper en bereidt een dissertatie voor over nieuwe manifestaties van religiositeit. Haar onderzoek gaat met name over popmuziek, met name rock festivals, en ervaringen die te typeren zijn als ‘religiositeit’, die jonge bezoekers tijdens zo’n festival kunnen  hebben. Centrale vraag is of dergelijke festivals plaatsen zijn waar religiositeit gegenereerd kan worden.

 

Literatuur

Auslander, Philip

2006     Performing Glam Rock. Gender and Theatricality in Popular Music. Ann Arbor the University of Michigan Press.

Chase, Susan E.

2008     ‘Narrative Inquiry: Multiple Lenses, Approaches, Voices’, pp. 57-94 in: Norman K. Denzin & Yvonna S. Lincoln (eds) Collecting and Interpreting Qualitative Materials. Los Angeles, London: Sage Publications.

Dimitriadis, Greg

2004      Performing Identity/Performing Culture. Hip Hop as Text, Pedagogy, and Lived Practice. New York: Peter Lang.

Pattie, David

2007      Rock Music in Performance. Houndmills: Palgrave Macmillan.

Rojek, Chris

2006      ‘Celebrity and Religion’, pp. 389-417 in: P. David Marshall (ed.) The Celebrity Culture Reader. New York & London: Routledge.

Stringer, M.D.

2008     Contemporary Western Ethnography and the Definition of Religion. London: Continuum.

Sylvan, Robin

2002      Traces of the Spirit. The Religious Dimensions of Popular Music. New York & London: New York University Press.