Het terrorismebeeld en ’the war on terror’

Civis Mundi Digitaal #4

door Leon Wecke

Het terrorismebeeld en the war on terror

Leon Wecke

 

Al dan niet terecht worden aan roemruchte politici uitspraken toegeschreven, waarvan het de vraag is of zij die als eerste gedaan hebben. Zo zouden  koningin Elisabeth van België en zelfs Jozeph  Goebbels  Churchill voorgegaan zijn  waar het de term ‘IJzeren Gordijn’ betreft en zou  de ‘war on terror ‘ niet als eerste door Bush-junior zijn gepresenteerd, maar door Ronald Reagan in uitspraken over de bezetting van Grenada. Toch blijft Chruchill wereldwijd verbonden met de zijn ‘IJzeren Gordijn" waarvan hij in zijn beroemde Fultonrede gewaagde en blijft de ‘war on terror’ verbonden met George W. Bush, waar hij in zijn reactie op 9/11 die term gebruikte. (1) Oorlog impliceerde hier geen beeldspraak, zoals bij de oorlog tegen armoede, drugs, kanker of analfabetisme, maar het daadwerkelijk met fysieke middelen de vijand in ‘zijn holen uitroken’ en vernietigen.

Oorlog

Oorlog als een militaire operatie, maar wel tegen een niet statelijke vijand. Een oorlog waar slechts keuze was tussen partij voor de VS of de zijde der terroristen kiezen: ‘wie niet met ons is, is met de terroristen’. Het ‘framen’ van de reactie op de aanslagen van 9/11 als een oorlog impliceerde dat terroristen niet als misdadigers werden gezien maar kennelijk als een soort vreemde mogendheid, een vijandige staat, waartegen oorlog gevoerd kon worden met militaire middelen.

Meteen na  9/11 was zonder veel kritiek vanuit binnen- noch buitenland,  artikel 51 van het Handvest van de VN van toepassing verklaard, zodat naar zelfverdediging als reden voor een militaire operatie in een onafhankelijk land verwezen kon worden. Tegen de vijand kon, in overeenstemming met  het internationaal recht,  militair worden opgetreden. Die vijand was in eerste instantie  de tovenaarsleerling Bin Laden, die indertijd, in samenwerking met de VS, de Russen in Afghanistan had bestreden en  al Qaida alsmede de gastheer van Bin laden, de Taliban-regering van Afghanistan. Door de term ‘war’ te gebruiken werd in feite de status van de terroristen opgewaardeerd tot die van een statelijke vijand. Weliswaar een onzichtbare vijand, die uiteraard aan geen enkele internationale afspraak, of verdrag gebonden was. Het ging dus niet om de opsporing en bestraffing van internationale misdadigers, maar om oorlog. Oorlog, door polemologen wel gedefinieerd als ‘een fysiek geweldadige fase in een conflict met minstens 1000 dodelijke slachtoffers’. Een oorlog, die uitgebreid werd tot Irak, dat niets met het betreffend terrorisme van doen had. De ‘war on terror’ was tevens een dekmantel voor het uitvoeren van een buitenlandse politiek waarbij, voor de interpretatie van het Amerikaans eigenbelang, de Neoconservatieve beginselen leidend waren. Pas in maart 2009  veranderde de regering Obama, de term.‘Global war on terror’ in ‘Overseas Contingency Operation’.(Operatie voor buitenlandse onvoorziene gebeurtenissen). Maar met het veranderen van een naam was vanzelfsprekend niet de politieke en militaire werkelijkheid veranderd. De term ’war on terror’ wordt overigens nog steeds gebruikt door diverse politici en media en is verankerd in het bewustzijn van elites en publieke opinies in de hele wereld.

De ‘war on terror’ was en is niet alleen een militaire krachtmeting tussen enerzijds de VS en haar geallieerden en het ‘wereldterrorisme’ anderzijds. Het is ook een strijd tegen eigen waarden en principes, die men juist zegt te verdedigen, maar die een bepaalde politiek in de weg staan. De war on terror betekent dat zich een dilemma voordeed tussen vrijheid en veiligheid, waarbij kennelijk veiligheid zowel bij regeringen als bij volkeren een streepje voor heeft boven vrijheid. Het maakte vrijheidsbeperkende maatregelen mogelijk, die zonder de war on terror niet of zeer moeilijk te verwezelijken waren geweest. De ‘war on terror’ bleek een legitimatie-instrument bij uitstek, waar het gaat om de bevordering van belangen, die weinig of niets met dat zogenaamde wereldterrorisme te maken hebben. Het begrip ‘terrorisme’, waarvoor geen universele definitie voor handen is, maar wel een tweehonderdtal definities van onder meer regeringen, ministeries, instituties van politieke, militaire en wetenschappelijke aard, is voldoende ongenuanceerd, emotioneel geladen om het als een gemakkelijke rechtvaardiging te gebruiken voor allerhande besluiten en maatregelen tot en met een illegale oorlog tegen een onafhankelijke staat. Dat een universele definitie van terrorisme niet haalbaar bleek heeft zijn oorzaak in het bekende feit dat ‘de een zijn terrorist’ de ander zijn vrijheidsstrijder is’, maar ook in het gegeven dat diverse staten gezien hun illegale gewelddadige activiteiten al dan niet met terugwerkende kracht van terrorisme beschuldigd kunnen worden en zelfs daarvoor min of meer veroordeeld werden, zoals de VS , door zowel het Internationaal Gerechtshof als de Algemene Vergadering van de VN  voor het optreden indertijd in Nicaragua.

Doelen, legitimaties, drijfveren en situationele factoren

Voor militaire interventies geldt dat een onderscheid gemaakt kan worden tussen de feitelijk nagestreefde doelen, de gegeven legitimaties, de drijfveren van de belangrijkste besluitnemers en de situationele factoren, de ‘triggers’en de katalysatoren welke op een bepaald moment de actie mogelijk dan wel onvermijdelijk maken. Bezien we 10 jaar ‘war on terror’dan blijkt dat diverse aspecten van het ‘oorlogsproces’ in tien jaar war on terror     deels aan verandering onderhevig waren. Het leidt geen twijfel dat de doelstelling van de VS, hierbij al dan niet van harte gesteund door bondgenoten, gericht was op het behoud en de versterking van de politieke en economische positie van de VS in het Midden-Oosten. (2) Een doelstelling die overeind is gebleven, zij het dat deze maar zeer ten dele gehaald werd, mede gezien de huidige andere doelstelling: na vele jaren van oorlog zo snel als mogelijk de militaire strijd, eerst in Irak en nu in Afghanistan zonder al te veel gezichtsverlies te beëindigen. De war on terror als legale zelfverdediging werd in Irak uiteindelijk ontmaskerd, waar bleek dat de voorgewende relatie tussen 9/11-terrorsime en Irak een verzinsel bleek evenals het nog aanwezige nucleaire programma van Irak en de aanwezigheid van massavernietigingswapens. De prijs was een verlies aan geloofwaardigheid van de Amerikaanse buitenlands politiek, een afhaken van bondgenoten in de war on terror en een verslechtering van het image van de VS in grote delen van de wereld. Weliswaar werd de beoogde regime change gerealiseerd en Amerikaanse belangen geïnstitutionaliseerd in de economische structuur van het nieuwe Irak,  een stabiele regering werd tot op heden niet bewerkstelligd en de heilzame uitwerking in de regio in termen van het vestigen van Westerse democratie bleek een mythe.

Het niet succesvol afmaken van de actie in Afghanistan, het niet elimineren van Bin Laden en al Qaida alsmede de terugkeer van de Taliban duiden ook daar niet op groot succes.

De wereldwijde steun die de  VS  als gevolg van 9/11 mocht ondervinden verdween . In feite bleef alleen de NAVO over. Een verdragsorganisatie die,  in de woorden van de secretarissen-generaal de Hoop Scheffer en later Rasmussen, haar bestaansrecht met een overwinning in Afghanistan zal moeten bevestigen. En dat laatste met verdragspartners , waarvan velen, liefst nog eerder dan de VS het strijdtoneel wensen te verlaten. Dat het bewijs voor het bestaansrecht van de NAVO in Afghanistan ligt is dan ook een hachelijke veronderstelling.

De drijfveren van de presidenten van de VS veranderden uiteraard met de wisseling van de presidentiële wacht. Waren de drijfveren van Bush-junior de door hem overgenomen neoconservatieve ideologie en de wens wraak te nemen op de bijna-moordenaar van zijn vader, bij Obama ging het om het eervol en zonder gezichtsverlies beëindigen van de oorlog. De situationele factor die de ‘war on terror’ mogelijk maakte, de aanslag van 9/11, herhaalde zich niet meer. Maar onafhankelijk van de mate van dreiging  van terroristische aanslagen bleef de legitimatie van de war on terrror, het beeld van het al dan niet zich feitelijk manifesterend wereldterrorisme, in takt. Daartoe droegen de aanslagen in Madrid en Londen en de talloze aanslagen in de moslimwereld vanzelfsprekend bij. In tien jaar van de war on terror zien we een institutionalisering van de terreurbestrijding in een gigantische anti-terreurindustrie, die mede de legitimatie produceerde voor het onverminderd voortzetten van de oorlog. Blijkens een onderzoek van de Wahington Post, waaraan 10 journalisten twee jaar gewerkt hebben, zijn er in de VS 1271 overheidsdiensten en 1931 bedrijven actief op het vlak van terreurbestrijding, inlichtingenwerk en nationale veiligheid.(3) De war on terror noodzaakte tot het in stand houden van een bedreigingsperceptie, een terrorismebeeld, dat zich voor rechtvaardiging van allerhande besluiten en activiteiten leende, ook die welke niets met terrorisme te maken had, zoals de illegale oorlog tegen Irak.

Maar ook voor verschillende andere staten kwam de war on terror goed uit, waar het ging om de legimatie van hun handelen. Zo liet de Russische president Poetin onmiddellijk na 9/11 weten dat zijn strijd tegen de Tsjetsjenen een strijd tegen het terrorisme was. Reden voor het Westen om kritiek op zijn schendingen van de mensenrechten aldaar in te slikken. Hetgeen ook geschiedde. Ook de Turkse regering liet weten dat hun behandeling van de Koerdische vrijheidsstrijders een binnenlandse strijd betrof tegen terroristen. De Chinese regering wees erop dat de terroristische Oeigoeren  terecht werden afgestraft. En premier Sharon, toen nog bij spraak, liet weten dat Jasser Arafat, toen nog in leven, Israels’ eigen Bin Laden was.

Terrorismebeeld

In het kader van de war on terror is aan een vijandbeeld inhoud en vorm gegeven, een terrorismebeeld, dat tal van functies vervult, zowel op het niveau van het individu, de groep als de staat en statenverbanden.

Ook bij het niet meer benoemen van de strijd tegen ‘het’ terrorisme als ‘war on terror’ blijft dat terrorismebeeld grotendeels onaangetast. En daarmee de vrees voor bepaalde aanslagen en angst voor het terrorisme in het algemeen en die groeperingen, ideologieën en religies die daarmee verbonden worden. Angst werd en wordt verspreid, die mensen motiveert tot het accepteren van maatregelen en kosten om de bedreiging af te wenden. Uiteraard was angst voor terroristische aanslagen onmiddellijk na 9/11 op een vanzelfsprekend hoogtepunt. Een eenzijdig, intens vijandbeeld van het wereldterrorisme werd gevoed door de niet aflatende zwart-wit schildering door de Amerikaanse overheid. Misplaatst patriottisme, de commander in chief niet willen afvallen in een crisissituatie, speelde bij de journalistiek in de VS een evidente rol. Daarbij was er sprake van  ongeloof in een eventuele manipulerende overheid. En intimidatie overkwam een ieder die zich toch enige kritiek op de president veroorloofde. Propagandaprincipes als die van Hugh Rank waren zonneklaar herkenbaar in de journalistieke bijdragen over de oorlog, niet alleen van de Amerikaanse, maar ook van een groot deel van de wereldpers.(4)  Die principes zijn:

1 het intensiveren van het eigen goed;

2 het minimaliseren van het eigen kwaad;

3 het intensiveren van andermans kwaad;

4 het minimaliseren van andermans goed.

Pas in  mei en augustus  2004 zijn het de Washington Post en de New York Times die aan hun lezers excuus aanbieden voor het feit dat ze kritiekloos, de door de overheid gepresenteerde, onbetrouwbaar gebleken bronnen gebruikt hebben.(5) En hoewel in de loop van de war on terror de leugens met betrekking tot de rechtvaardiging van de oorlog grotendeels achterhaald werden, bleef het dreigingsbeeld van het terrorisme gehandhaafd.

Overigens blijken overheden soms meer waarde aan de terrorismedreiging te hechten dan het volk. Zo gold voor de argumentatie voor het uitzenden van Nederlandse troepen naar Afghanistan, de verlenging van die missie en de nieuwe politietrainingsmissie, dat  bestrijding van het terrorisme in Afghanistan de kans op aanslagen in Nederland zal verminderen. Een redenering die onwaarschijnlijk is. Zelfs de Nationaal Coördinator Terreurbestrijding gaf indertijd aan dat juist onze betrokkenheid in Irak en Afghanistan mede aanleiding konden zijn tot aanslagen in ons land. Wat dit laatste betreft: volgens de Defensiemonitor hechtte slechts zes procent van de bevolking geloof aan deze redenering. (6) Hoewel Obama de met onwaarachtigheden besmette term war on terror heeft  laten vallen, blijft het die oorlog legitimerend terrorismebeeld nog steeds aanwezig en vervult nog steeds diverse functies. Inhoud en vorm kunnen verschillen, afhankelijk van tijd, plaats en houders maar in het algemeen kan vastgesteld worden dat het terrorismebeeld mensen betreft, waarvan aangenomen wordt dat zij erop uit zijn met alle denkbare middelen de wereld, voor zover niet in overeenstemming met de eigen waarden en normen, te beschadigen, dan wel te veranderen. Daarbij geldt dat die terrorismebeelden niet zeer specifiek zijn, maar verbonden met andere duurzame opvattingen, zoals religies en ideologieën.  Het westers terrorismebeeld heeft voor vele houders een verbinding met het islam-beeld.

En hoewel de werkelijkheid achter het beeld te kennen valt, vindt weinig realiteitstoetsing plaats. Het grote gevaar van het terrorisme blijft gehandhaafd, als een nieuwe zeer ernstige bedreiging voor de mensheid. Het terrorisme, ook sinds 9/11, is overigens geen nieuw verschijnsel zoals wel werd gesuggereerd, maar is zo oud als de georganiseerde mensheid.

Functies terrorismebeeld

Tien jaar war on terror hebben bijgedragen tot een terrorismebeeld dat vele functies heeft vervuld en dat nog steeds doet(7), zoals bijvoorbeeld een  denkeconomische functie, als instrument, een simplificatie van de werkelijkheid ten behoeve va n de beperkte mens om toch een oordeel te kunnen vellen over een aspect  van de complexe hem omringende wereld.  Van groot belang, zeker voor staten en overigens ook bepaalde organisaties en instituties is de cohesiefunctie. De bijdrage die het terrorismebeeld levert met betrekking tot cohesie en saamhorigheid. De vijand van buiten leidt immers bijna altijd tot versterking van de interne samenhang van de bedreigde groep. Legio zijn de volksleiders, veelal volksmisleiders, die een vijand hebben uitgevonden teneinde de eenheid in eigen gelederen te herstellen.  Niet eerder had zich in de wereld een gemeenschappelijke betrokkenheid van praktisch alle staten met de aangevallen VS geopenbaard. Zelfs vroegere vijanden, zij het soms tegen financiële tegemoetkoming en of opheffing van sancties, kozen de partij van de VS tegen het terrorisme. De NAVO proclameerde artikel vijf van het Handvest van kracht inhoudende dat een gewapende aanval tegen een of meer van de lidstaten beschouwd zal worden als een aanval tegen allen. Niet de Sovjetunie, waarvoor  dat artikel ooit bedoeld was, maar het terrorisme bleek dit voornemen  tot eensgezindheid  reële politieke gestalte te kunnen geven. Het terrorismebeeld bleek perfect te werken als cement tussen ontevredenen van diverse pluimage zoals mede tot uitdrukking komt in het tot stand komen van anti-islampartijen in de Westerse wereld.  Het terrorismebeeld vervult een sociale functie in de zin van toegangsticket tot allerlei organisaties en ambten, waarvan personen met het niet-dominante vijandbeeld zijn uigesloten. Het terrorismebeeld vervult ook een identiteitsfunctie, men kan de eigen identiteit definiëren door het stigmatiseren va  een ander. Van groot belang was en is de legitimatiefunctie van het terrorismebeeld. Het leent zich immers bijzonder goed voor de rechtvaardiging van tal van besluiten en activiteiten. Ook al is de war on terror formeel afgelopen, met verwijzing naar het dreigend terrorisme wordt zowel binnen- als buitenlandse politiek bedreven. Het nastreven van verondersteld nationaal eigenbelang, het moderniseren van bewapening, het  (zoveel mogelijk) ontzien van defensiebudgets bij bezuiniging, het beargumenteren van militaire operaties in het buitenland, het in stand houden en uitbreiden van inlichtingendiensten en het beperken van de vrijheidsrechten worden  gerechtvaardigd met verwijzing naar het immer dreigend terrorisme. Dit alles, terwijl de schade  en het aantal slachtoffers door terrorisme bewerkstelligd, verre in het niet valt bij de gevolgen van allerlei andere bedreigingen. Honger, armoede, ziekten en milieuvervuiling als bedreigingen eisen een meer dan duizendvoudig aantal slachtoffers. De ware ‘as van het kwaad’ bestond altijd al uit de voornoemde bedreigingen en niet uit terrorisme. (8) Maar het saillante terrorisme leent zich bijzonder goed als  legitimator en  kon deels de plaats innemen van vroegere vijanden. Hoewel niet persé noodzakelijk blijken vijandbeelden van belang te zijn  voor militair industriële complexen en overheden, die een vijand als reden hanteren waar het om zaken gaat, die met die voorgegeven vijandelijkheid niets te maken hebben.  Tevens is van belang dat met verwijzing naar een gevaarlijke dreiging, een agressieve vijand, belangrijke problemen van zowel van binnen- als van buitenlandse aard versluierd kunnen worden, naar de achtergrond gedrongen en buiten het zicht van het grote publiek gebracht. De war on terror bracht voor velen zelfs een autistisch terrorismebeeld met zich mee. Het eenmaal gehanteerde beeld is dan gekenmerkt door extreme egocentriciteit De werkelijke met de realiteit overeenstemmende informatie wordt dan overheerst door het beeld van de wereld, zoals dat in het interne systeem van de actor ontstaat. (9) De fixatie op de terroristische dreiging leidde en leidt tot selectieve attentie en inattentie. Waargenomen wordt alleen datgene wat in het betreffend beeld past en wat daar niet in past wordt bewust genegeerd of er wordt onbewust aan voorbij gegaan. De war on terror heeft een belangrijk aandeel gehad en heeft dat nog dankzij het een terrorismebeeld dat op een aantal gebieden nog steeds een welhaast onmisbare functie vervult.                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                       

Overigens de war on terror gaat door en niet alleen in Afghanistan, maar wordt nog steeds wereldwijd ‘uitgevochten’ door inlichtingendiensten, politie en instituten op het gebied van binnenlandse veiligheid, en door de VS nog steeds met militaire middelen in een dozijn landen, van de woestijnen van Noord-Afrika, tot de bergen van Pakistan en de vroegere Sovjetrepublieken. Met onbemande vliegtuigen en commando-eenheden, worden mede met hulp van betaalde krachten op de grond de vermoedelijke terroristen opgespoord en aangevallen met het wapen van de toekomst, het onbemande vliegtuig. Ook de oorlog door middel van drones (onbemande vliegtuigen) verzekert de voortzetting van de war on terror met militaire middelen.(10)

 

----------------------------------------------

  • 1) Winston Churchill vermeldde ‘het Ijzeren Gordijn’ in zijn ‘Fultonrede’ op 5 maart 1946 en George W.Bush ‘the war on terror’ in een rede in Camp David op 16 september 2001.
  • 2) Dat de doelstelling van de ‘war on terror’ het behouden en versterken van de Amerikaanse hegemonie in het Midden-Oosten was, blijkt onder meer uit de ‘The National Security Strategy of the United States van de National Security Council, The White House, September 17, 2002 als ook uit The Project of the New American Century , Rebuilding America’s Defence Strategy, Forces and Resources for a New American Century, Washington DC, September 2000.
  • 3) Dana Priest and William M.Arkin, Top Secret America, The Washington Post, July 19, 2010.
  • 4) H.Rank, The Pep Talk, Park Forest, Ill., 1948.
  • 5) Howard Kurtz, The Post on WMDs, An Inside Story, Washington Post, August 12, 2004 en Ray Suarez, NY Times WMD Coverage, The New York Times, May 26, 2004.
  • 6) Zie Commando Diensten Ministerie van Defensie, de maandelijkse publicaties van ‘de Monitor Steun Draagvlak Uruzgan’.
  • 7) Zie voor functies van een vijandbeeld, L.Wecke, Enemy images and public opinion, in: Henk-Jan Rebel en Leon Wecke (eds), Friends, Foes, Values and Fears, Nijmegen 1987, p151-153.
  • 8) Zie bijvoorbeeld the World Watch Institute in haar ‘State of the World 2005’, getiteld ‘Poverty, Disease, Environmental Decline are ‘True Axes of Evil’.
  • 9) Zie voor autistisch vijandbeeld, Dieter Senghaas, Zur Analyse von Drohpolitik in den internationalen Beziehungen, in: Dieter Senghaas, Rüstung und Militarismus, Frankfurt 1972, p. 28-94.
  • 10) Scott Shane, Mark Mazetti and Robert F.Worth, Secret Assault on Terrorism Widens on Two Continents, New York Times, August 14, 2010.

 

.