Hoe ver reikt de vrijheid van meningsuiting?

Civis Mundi Digitaal #4

door Wim Couwenberg

Hoe ver reikt de vrijheid van meningsuiting?

Wim Couwenberg

 

Het vraagstuk van conflicterende grondrechten noopt tot vaak moeilijke afwegingsprocessen. Zolang over een bepaalde hiërarchie van grondrechten geen overeenstemming is bereikt[1], wordt die afweging uiteindelijk door de rechter beslist. De rechter ontkomt er daarbij niet aan een politieke keuze te maken. Vraag daarbij is of zijn politieke onpartijdigheid daardoor niet in het geding komt. In de rechtsfilosofie is door de Amerikaanse rechtsfilosoof John Rawls een aantal rechtvaardigheidsbeginselen geformuleerd die wel tot een meer objectieve afweging kunnen leiden van de individuele waarden van de klassiek-liberale grondrechten en de egalitaire en solidariteitswaarden van de sociale grondrechten.

In Nederland heeft die precaire afwegingsproblematiek zich sinds de Fortuyn-revolte in 2002 vooral toegespitst op de vrijheid van meningsuiting in relatie tot het non-discriminatiebeginsel. In het kader van het politiek correcte denken sinds de jaren ’60 domineerde jarenlang de neiging dat beginsel hogere rechtswaarde toe te kennen dan andere grondrechten. Ja, het werd zelfs uitgeroepen tot het fundament van onze beschaving. Dat Nederland tot 1950 als koloniale mogendheid in staatsrechtelijk opzicht op gespannen voet stond met dat beginsel en discriminatie van vrouwen en van homoseksuelen tot de jaren zestig deel uitmaakte van de gevestigde orde werd in dit verband gemakshalve over het hoofd gezien. Met meer recht kan men het vrijheidsbeginsel - met name de strijd voor geestelijke vrijheid - als het fundament van de Nederlandse beschaving aanmerken.[2]

Recht op belediging?

Hoe dit zij, het gaat hierbij om een afwegingsproblematiek op het grensgebied van recht en politiek. Tegenover het primaat van het non-discriminatiebeginsel in de publieke opinie is sinds juistgenoemde revolte het accent verschoven naar de vrijheid van meningsuiting en is opnieuw de vraag gerezen hoe ver die vrijheid zich uitstrekt. Het was het Tweede Kamerlid Hirsi Ali die herhaaldelijk de grenzen van die vrijheid verkend heeft. Zo rekende zij hiertoe ook het recht op kwetsen of beledigen. Dat ging velen te ver. Ook oud-premier Jan-Peter Balkenende heeft zich tegen zo’n recht nadrukkelijk verzet evenals de vorige minister van justitie Ernst Hirsch Ballin. Het was niettemin een kwestie die al eerder aan de orde gesteld is. In de jaren zestig was er al een sterke stroming in linkse kringen die strafbare belediging wilde afschaffen als reactie op veroordelingen in strafprocessen tegen lieden die toen in demonstraties de Amerikaanse president Johnson voor moordenaar hadden uitgemaakt en zich zodoende schuldig maakten aan strafbare belediging.

Maar met de homo-emancipatie evenals de komst van etnische minderheidsgroepen en de ontwikkeling van anti-discriminatiewetgeving ter bescherming van die nieuwe minderheden is strafbare belediging in Nederland juist uitgebreid. In de rechtspraak is er sindsdien een tendens opinies of boodschappen die direct of indirect als negatief voor bepaalde minderheden beschouwd kunnen worden, als beledigend en dus strafwaardig te veroordelen.[3] Daarbij wordt wel met twee maten gemeten. Discriminerende meningen met een religieuze of literaire achtergrond worden in principe in de rechtspraak ontzien in tegenstelling tot meningen zonder die achtergrond. Is tolerantie lange tijd gecultiveerd als deugd ter verruiming van de vrijheid van meningsuiting, met het oog op de problematiek van de multiculturele (- etnische) samenleving wordt zij juist ingeroepen om die vrijheid te beperken. Dat stuit nog wel op verzet. Zo is het recht op kwetsen of beledigen de laatste tijd van meerdere kanten opnieuw verdedigd. Dat recht maakt integraal deel uit van het recht op vrije meningsuiting, zo is betoogd.[4] In die zin gebeurde dat ook in het kader van een filosofische reflectie op multiculturalisme.[5] Eerder deed dat al de bekende Amerikaanse rechtsgeleerde Ronald Dworkin.[6] Het recht andere opvattingen te ridiculiseren ziet hij - bekend om zijn pleidooi voor een radicaal-liberale rechtspraak[7] - als een onontbeerlijke voorwaarde voor een vrije democratie, al komt dat bij betrokkenen over als een belediging. Ook voormalig PvdA-leider Wouter Bos heeft zich daar op een congres van zijn partij sterk voor gemaakt.[8]

Ik herinner er in dit verband aan dat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg uitgaat van een heel extensieve interpretatie van de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM) en wel in die zin dat het veel ruimte laat voor scherpe stellingnames in het publieke debat, zij het meer voor opinies dan voor de wijze waarop feiten worden weergegeven. Zo besliste dat Hof in 1976 dat art. 10 van het EVRM ook van toepassing is op informatie en ideeën ‘that shock, offend or disturb a state or any sector of society’.[9] Het Hof heeft daarbij wel steeds het standpunt gehuldigd dat het verdrag in zijn geheel gelezen moet worden en dat de interpretatie van verdragsbepalingen dus in overeenstemming moet zijn met de logica van dat verdrag, dat in art. 9 ook de godsdienstvrijheid beschermt. Daarin ligt volgens het Hof ook het recht besloten op ‘proper respect for the religious feelings of believers’[10]. De vraag is hoe ver dat respect in acht genomen moet worden. Dat mag, lijkt me, niet zo ver gaan dat moderne godsdienstkritiek niet langer toelaatbaar zou zijn. Die kritiek maakt deel uit van het religieuze moderniseringsproces van de moderniteit met de vrijzinnige beweging sinds de 19e eeuw als gangmaker.

Islamdebat

In het islamdebat dat sinds een aantal jaren in westerse landen de geesten bezig houdt en de gemoederen beroert, heeft godsdienstkritiek een problematisch karakter gekregen vanwege de bedreigingen waarmee daarop van bepaalde islamitische zijden gereageerd wordt. Het bestempelen van de islam als achterlijke, dat wil zeggen achterlopende religie, zoals dat in Nederland door Fortuyn is gedaan, is door NRC Handelsblad columniste Elsbeth Etty als een uiting van racisme aangemerkt. Met racisme had dat echter niets te maken, maar wel met het onderscheid tussen meer- en minder ontwikkelde religies. Zo onderscheidt bijvoorbeeld de Franse filosoof H. Bergson tussen statische godsdiensten met een gesloten (tribale) cultuur en dynamische religies met een open en algemeen menselijke moraal.[11] Het is in feite een onderscheid tussen religieus bewustzijn dat stamt uit de premoderne ontwikkelingsfase van het beschavingsproces en religieus bewustzijn dat gemoderniseerd is, dat wil zeggen dat zich aangepast heeft aan de principes en inzichten van de moderniteit. Als men aan de hand van die principes godsdienstige richtingen die nog vasthouden aan premodern georiënteerde tradities en voorstellingen achterlijk noemt, achterlijk namelijk in religieuze oriëntatie, is dat geen belediging, maar een intellectueel te onderbouwen constatering.

Het maakt in de publieke opinie wel verschil in welke context dat gedaan wordt, zoals het islamdebat leert. Doet men dat met politieke bedoelingen, zoals Pim Fortuyn[12] dat deed ten aanzien van de islam en later Geert Wilders nog veel scherper, dan wordt daar heel anders op gereageerd dan als dat geschiedt vanuit een wetenschappelijke of literaire achtergrond. In het geval van Fortuyn werd dat zoals gezegd meteen afgestraft als kwalijke uiting van racisme dat toen gebruikelijk was om wat afweek van het heersende politieke denken te criminaliseren. In het geval van Wilders blijkt dat uit de talrijke aangiften - ruim 100 in getal - die tegen hem zijn ingediend wegens haat zaaien en discriminatie en het strafproces dat inmiddels tegen hem gevoerd wordt.[13] De Leidse rechtsgeleerde R. Lawson stelt in dit verband dat de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aanzienlijk meer ruimte laat voor vervolging van kwetsende politici dan vaak wordt aangenomen.[14] Een hersenonderzoeker als D. Swaab[15] daarentegen kan de islam op wetenschappelijke gronden reduceren tot religieuze waandenkbeelden als gevolg van een hersenziekte van Mohammed zonder dat dat enige verontwaardiging wekt en als laakbare belediging van moslims gekritiseerd wordt. Zo is de afgelopen jaren in Nederland door bekende schrijvers als Gerrit Komrij, Rudy Kousbroek, Maarten ’t Hart en anderen niet alleen de islam, maar zijn alle religies weggezet als achterlijk fenomeen, zonder dat dat aan de kaak gesteld werd als ontoelaatbare belediging van religieuze gelovigen. Wat als belediging bestempeld wordt, is derhalve sterk contextgebonden.

 


 

[1] Voor een poging hiertoe zie W. Leisner, Grundrechte und Privatrecht, 1960, die hierin aan de hand van een aantal criteria een bepaalde hiërarchie van grondrechten ontwerpt met aan de top die
grondrechten die geen wetsvoorbehoud kennen.

[2] Zie o.a. M. Wessels, De Nederlandse traditie van vrijheid, 1998

[3] Zie A.L.J.M. Janssen, Strafbare belediging, 1998. Zelfs de kreet Nederland is vol werd strafwaardig geacht, want gericht tegen de toenmalige migratiepolitiek.

[4] Zie M. Reijman, De valse retoriek van tegenstanders van het’ recht op beledigen’, Liberaal Reveil, juni 2008

[5] Zie N. Wiskerke, Pleidooi voor een thuisloze samenleving. Anders denken over multiculturaliteit, in: C.H. Vergeer, N. Wiskerke en P. van Zilfhout (red.), Doolhof in Meervoud, 2008, p. 32

[6] R. Dworkin, The Right to Ridicule, The New York Review of Books, 5, maart 2006

[7] Zie W. van der Burg en Th. Willigenburg, Pleidooi voor een radicaal-liberale rechtspraak. De rechtstheorie van Ronald Dworkin, Recht en Kritiek, 4, 1986

[8] Zie NRC-Handelsblad, 16 juni 2008

[9] Zie EHRM, 7 december 1976, Handyside t. het V.K. NJ 1978, 236, par. 49

[10] Zie EHRM, 20 december 1994, Otto-Preminger Institute t. Oostenrijk, NJ 1995, 266

[11] Zie L. Kolakowski, Bergson, 2003, p. 96 e.v.; en S.W. Couwenberg, Katholiciteit en vrijzinnigheid, 1990, pp. 43-45

[12] P. Fortuyn, Tegen de islamisering van onze cultuur, 1997

[13] Zie G. Molier, De Zaak Wilders: Wordt vervolgd, Civis Mundi 2, 2010

[14] R. Lawson, Wild, Wilder, Wildst. Over de ruimte die het EVRM laat voor de vervolging van kwetsende politici, NJCM-bulletin,4,2008

[15] Zie D. Swaab, Swaab over hersenen, NRC Handelsblad 22/23 maart 2008