Civis Mundi Digitaal #5
Yvonne van Baarle *
Ton Vink stelt zich de vraag "wat dit burgerinitiatief nu eigenlijk toevoegt en wat de betekenis is van de voorwaarden die het voorstel van Uit Vrije Wil stelt aan de wilsbekwame zelfbeschikkende Nederlander waarvoor het initiatief zegt op te komen". Zijn conclusies zijn de mijne niet - en met mij niet van de Initiatiefgroep Uit Vrije Wil. Ik zal dat uitleggen in 4 korte kanttekeningen.
1. Zelfbeschikking
Bij Uit Vrije Wil staat de zelfbeschikking van de hulpvrager - in ons geval de oudere van 70 jaar of ouder - centraal. Niemand anders dan de oudere zelf beslist of zijn/haar leven voltooid is. Het verzoek om stervenshulp dient daarnaast vrijwillig, weloverwogen en duurzaam te zijn. Van invoelbaarheid door de hulpverlener is geen sprake. Daar zou Uit Vrije Wil zeer op tegen zijn. Vink gaat er in zijn artikel echter vanuit dat de stervenswens invoelbaar zou moeten zijn voor de hulpverlener. Dit is meteen zijn grootste verwijt aan het adres van Uit Vrije Wil. Hij noemt de invoelbaarheid zelfs "de achilleshiel van de initiatiefnemers".
Helaas moet Uit Vrije Wil bekennen zelf Vink op een verkeerd spoor te hebben gezet. In een van onze eerste teksten is inderdaad gesproken van deze invoelbaarheid, zelfs op onze website waar Vink kennelijk zijn informatie vandaan heeft. Maar in de recentelijk verschenen proeve van een wet die de uitwerking vormt van het gedachtengoed van Uit Vrije Wil is daarvan niets terug te vinden. Dit wetsontwerp staat thans op de website en is opgenomen in het door uitgeverij Boom gepubliceerde boekje Uit Vrije Wil - Waardig sterven op hoge leeftijd. Het zijn de drie hierboven genoemde criteria waaraan de hulpvraag moet voldoen. Niet meer en niet minder.
Nu die achilleshiel derhalve als enige kwetsbare plek niet bestaat, welke zwakke plekken ontwaart Vink dan nog meer om zijn pijlen op af te schieten?
2. De voorwaarden
Als voorstander van de autonome route is het Vink een doorn in het oog dat er zorgvuldigheidseisen gesteld worden aan het verlenen van stervenshulp aan ouderen die hun leven voltooid achten. Zoals bekend klopt Uit Vrije Wil bij de Tweede Kamer - de mede wetgevende macht - aan om in een nieuwe wet de stervenshulp aan ouderen zorgvuldig te regelen en de strafbaarstelling van de hulpverlener die zich aan die zorgvuldigheidseisen houdt op te heffen. Vink reageert geraakt: "Aan dergelijke wetgeving hangt uiteraard een prijskaartje (..). En dat prijskaartje luidt dat de levensbeëindiging door de oudere ophoudt een privé-kwestie te zijn en nu een kwestie van de rijksoverheid wordt, inclusief toetsing achteraf door die overheid en toetsing vooraf door deskundigen. Dat hebben wij, Vrije Willers ervoor over".
Inderdaad, dat heeft Uit Vrije Wil ervoor over. Er wordt immers om hulp gevraagd. Die beoogde hulp mag nu niet verleend worden, die is zelfs strafbaar. Privékwestie vat Vink in dit verband kennelijk nauw op. Zou hij er vanuit gaan dat slechts sprake is van een privékwestie als iemand de autonome route bewandelt? Maar ook bij Uit Vrije Wil is de doodswens een privékwestie, daar doet wetgeving niets aan af. We verschillen met Vink in de soort handelingen die nodig zijn om deze doodswens in te willigen.
Omdat er hulp nodig is, heeft Uit Vrije Wil naar een oplossing gezocht waarbij de stervenswens van de hulpvrager zonder inhoudelijke toetsing wordt gerespecteerd, maar tevens wordt voldaan aan maatschappelijke zorgvuldigheid. Zo steekt de maatschappij nu eenmaal in elkaar om dit soort gevoelige zaken helder, professioneel en toetsbaar te willen regelen. De voorgestelde hulpverlening moet het daglicht kunnen verdragen.
3. Euthanasiewet is te beperkend
De wet Stervenhulp aan ouderen wijkt op essentiële onderdelen af van de Euthanasiewet. Uit Vrije Wil komt daarmee tegemoet aan de hulpvraag van veel ouderen die zich door de voorgeschreven rol van de arts hun zelfstandig oordeel ontnomen zien, dan wel buiten de wet vallen omdat de medische grondslag ontbreekt. In beide gevallen voelt men zich in de steek gelaten en is men met angst vervuld voor de toekomst.
De oudere bepaalt bij Uit Vrije Wil zelf of zijn/haar leven voltooid is. Men is niet zoals bij de euthanasiewet afhankelijk van het medisch oordeel van de arts of er sprake is van uitzichtloos lijden. Een medische grondslag geldt bovendien niet als criterium. Logischerwijs komt Uit Vrije Wil dan uit bij een nieuwe beroepsgroep die niet louter uit artsen bestaat maar uit personen die ervaring hebben met stervensbegeleiding zoals geestelijk verzorgers, psychologen, verpleegkundigen. Deze nieuwe beroepsgroep wordt stervenshulpverlener genoemd en wordt speciaal daartoe opgeleid. Een opvallend verschil met de artsen is dat de stervenshulpverleners zelf voor dit beroep c.q. deze hulpverlening kiezen. Dat is heel wat anders dan het gedrag dat veel artsen tonen die door het van kracht worden van de euthanasiewet als hele beroepsgroep euthanasie en hulp bij zelfdoding als een fait accompli aan hun werkterrein zagen toegevoegd. Velen weigeren deze hulp te verlenen waarbij doorverwijzing niet eens een verplichting is.
Het lijkt duidelijk wat Uit Vrije Wil met haar burgerinitiatief toevoegt. Met de criteria die Uit Vrije Wil hanteert kun je toch niet zeggen dat voltooid leven binnen de termen van de euthanasiewet valt? Ja, voor een deel, maar toch voor veel ouderen niet? Waarom weigert Vink dat in te zien? Hij schiet met een pijl die niet goed is uitgebalanceerd.
4. Uit Vrije Wil en de andere routes
Er zijn verschillende routes naar het einde. Te onderscheiden zijn: de medische route, de hulpverlenersroute en de autonome route. De medische route waaronder de euthanasiewet wordt begrepen en de hulpverlenersroute waar Uit Vrije Wil voor staat, hebben we hierboven al besproken. Omdat Vink in zijn artikel het echtpaar Verkade opvoert dat met consult van Stichting De Einder zijn eigen weg naar het einde heeft gevonden, kom ik vanzelf ook bij de autonome route terecht. Dit is mij heel welkom omdat ik hiermee ook een groot misverstand kan wegruimen. Niet iedereen is in staat om de autonome route te nemen! Het echtpaar Verkade zo lees ik, maakt vakantiereizen waarin zij beetje bij beetje hun dodelijke medicijnen verzamelen. Veel ouderen reizen helemaal niet, hebben ook geen kinderen aan wie ze dat kunnen vragen. Niet iedereen is zo bemiddeld of bij machte om eigenstandig, zonder hulp, het leven te beëindigen. Voor deze ouderen kan het dus praktisch onmogelijk zijn om nog zelf aan de benodigde dodelijke middelen te komen. Voor hoogbejaarden kan het daarnaast te moeilijk zijn om de boeken met praktische informatie te verkrijgen en te doorgronden. Wil Vink al deze ouderen een waardig levenseinde onthouden? Ik citeer uit mijn voorwoord in het boekje Uit Vrije Wil: "Een zelfgewilde levensbeëindiging behoort binnen het bereik te liggen van iedere oudere - uit alle lagen van de bevolking -, ook als men daarbij aangewezen is op stervenshulp."
Uit Vrije Wil komt op voor alle ouderen. De uitslag van Margriets euthanasie-enquête onder 1.970 lezeressen in november 2010 wijst in die richting. Maar liefst driekwart van de ondervraagden (77%) kan zich vinden in de voorstellen van dit initiatief. Dit is onze achterban: burgers van wie velen ervaringsdeskundigen zijn omdat ze de verzorging van vaders, moeders, nabije familie en dierbare vrienden van dichtbij hebben meegemaakt en weten met welke vragen deze geliefden aan het einde van hun leven hebben geworsteld.
Vink zou beter moeten weten. Waarom is er zoveel boosheid en rancune in het autonome circuit? Vink suggereert in zijn artikel dat het verzamelen van tenminste 40.000 steunbetuigingen voor het burgerinitiatief geen enkel probleem was met ondersteuning van de NVVE, die rond de 117.000 leden telt. Boudewijn Chabot typeert in een artikel in NRC Handelsblad van 4 januari 2010 Uit Vrije Wil als een proefballontje van de NVVE. Waarom kiezen zij ervoor zich dermate suggestief tegen een vernieuwend standpunt af te zetten? Zij zouden hun pijlen beter kunnen richten op het schild van de behoudzuchtigen en intoleranten.
* Drs. Yvonne van Baarle is initiatiefneemster Uit Vrije Wil