De nieuwe Benelux Unie

Civis Mundi Digitaal #5

door Lode Verhaegen

 D E    N I E U W E    B E N E L U X    U N I E  

 Lode Verhaegen[1]

 

Inleiding

In 1944 hebben de regeringen van België, Luxemburg en Nederland in ballingschap afspraken gemaakt om - gegeven de geografische ligging van de drie landen - voortaan samen te werken op economisch gebied waar dit mogelijk was. Dat was louter een Douane-Unie en heeft geleid tot het totstandkomen op 03.02.1958 in Den Haag van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, strekkende tot vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten.1

Deze economische Unie bracht met zich mede:

a) de coördinatie van het economische, financiële en sociale beleid;

b) het aanvaarden en voeren van een gemeenschappelijk beleid in de economische betrekkingen met derde landen en inzake de daarmee verband houdende betalingen. Doch bij die economische en financiële dimensie werden gaandeweg terreinen als ruimtelijke ordening, milieu, verkeer, politie en justitie betrokken.

Ten aanzien van de verhouding van die Benelux tot de regels van de Europese eenmaking is evenwel tevens van belang de zgn. machtigingsclausule in artikel 306 van het EG-Verdrag (Verdrag van Rome van 1957).2

"De bepalingen van dit Verdrag vormen geen beletsel voor het bestaan van en de voltooiing van de regionale unies tussen België en Luxemburg alsmede tussen België, Luxemburg en Nederland, voor zover de doelstellingen van die regionale unies niet bereikt

zijn door toepassing van dit Verdrag."

Deze tekst wordt in het Verdrag van Lissabon3 overgenomen in art. 350 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.Deze bepaling bestaat niet voor andere sub-regionale groeperingen en benadrukt de originaliteit van de Benelux (cf. de Visegrad-landen -  de Noordse landen  -  de Baltische staten). Het feit dat België, Luxemburg en Nederland aan de wieg hebben gestaan van de prille Europese eenmaking is aan die clausule niet vreemd.

Dit op 01 november 1960 inwerkinggetreden verdrag was afgesloten voor een termijn van vijftig jaar zodat het bij gebreke aan verlenging of hernieuwing in 2010 zou aflopen.

In de loop van die halve eeuw zijn zowel op het stuk van de internationale Europese en economische verhoudiingen als op institutioneel vlak belangrijke wijzigingen geschied. Het geleidelijk tot standkomen van de Europese Unie heeft op economisch en monetair gebied de werking van de Benelux vervangen. België is een federale staat geworden waarin aan ieder van de gemeenschappen/gewesten tal van bevoegdheden zijin toegekend.

Wanneer enkele jaren voor de genoemde einddatum van het verdrag de discussie op gang kwam of het zin had de Benelux te verlengen/vernieuwen, werd door em. prof. S.W. Couwenberg, Erasmus Universiteit Rotterdam, em. prof. H.Gysels, Universiteit Gent, en

Pierre van Haute, ambassadeur honoraire, een Benelux Manifest opgesteld dat op 18 maart 2005 op het bekende Binnenhof in Den Haag in aanwezigheid van de pers is overhandigd aan de toenmalige voorzitter van het Beneluxparlement.

In het Benelux Manifest 4 is gesteld dat alhoewel de Benelux door de Europese integratie voor een groot deel was achterhaald, zij in politiek opzicht een nieuwe toekomst tegemoet kan gaan. Die nieuwe taak bestaat erin dat in de uitbreidende Europese Unie onze krachten worden gebundeld in een hecht politiek samenwerkingsverband, dat ons in staat stelt als een politieke eenheid op te treden bij onderhandelingen binnen de Europese Unie en zo, met andere kleine lidstaten een tegenwicht op te bouwen tegen de politiek van de grote lidstaten. Met dat Manifest riepen de initiatiefnemers de betrokken regeringsinstanties in België, Nederland en Luxemburg op de nodige stappen te ondernemen om de politieke en juridische voorwaarden te scheppen ter vervanging van de primair economische Benelux door een politieke Benelux.

In de loop van 2008 is dan het Comité Nieuwe Benelux (CNB) opgericht. Het comité heeft het Benelux Manifest in de drie Benelux-landen ruim verspreid vooral door van mond-tot- mondreclame bij vrienden en kennissen én door de webstek <www.benelux2010.com> wat ertoe heeft geleid dat het sindsdien door meer dan 525 personen uitdrukkelijk is onderschreven.5

Het bestuur van het CNB bestaat uit 13 personen, 4 Nederlanders en 9 Vlamingen. Dat er nog niemand bij is uit Wallonië, uit de Duitstalige gemeenschap en uit het groothertogdom Luxemburg is betreurenswaardig. Het is mede het gevolg van taalverschil en de vereiste aan vlotte onderlinge communicatie. Het Comité van Aanbeveling bestaat uit 18 vooraanstaande personen uit de drie Benelux-landen waaronder ook Franssprekenden uit Wallonië en het groothertogdom Luxemburg evenals iemand uit de Duitssprekende gemeenschap.

Bij de propaganda voor de hernieuwing van de Benelux is geenszins een beroep gedaan op argumenten van louter historische of culturele aard maar is pragmatisch uitgegaan van eerder geopolitieke, sociale en economische overwegingen.

Om naar de nuttige gezamenlijkheid van de Beneluxlanden te wijzen zijn er alvast volgende praktische overwegingen.

1. Op het gebied van de vrede- en veiligheidsorgenisatie kan de Benelux nog steeds leidend geacht worden (onderlinge afstemming van politie- en justitiesystemen).

2. De meertaligheid biedt de Benelux grote kansen voor de vestiging van economische, culturele, toeristische en bestuurlijke instellingen, met alle ruimte voor historisch besef.

3. Op het stuk van wereldhandel bevat het ‘World Trade Report 2009’ van de WHO vergelijkende cijfers over het Export- en het Importvolume van de landen in miljarden $ in 2008:

Exportvolume in miljarden $                               Importvolume in miljarden $

1  Duitsland                              1.465                           1  Verenigde Staten                 2.166

2  China                                   1.428                           2  Duitsland                            1.206

3  Verenigde Staten                   1.301                           3  China                                 1.133

4  Benelux                              ± 1.000                            4  Benelux                               ± 900

4  Japan                                   782                             4  Japan                                    762

5  Nederland                             634                             5  Frankrijk                                 708

6  Frankrijk                               609                             6  Groot-Brittannië                       632

7  Italië                                    540                             7  Nederland                               574

8  België                                   477                             8  Italië                                      556

9  Rusland                                472                             9  België                                     470

10 Groot-Brittannië                     458                           10 Zuid-Korea                               435

  Luxemburg                              ± 25                              Luxemburg                              ± 25

4. In het groter Europees Parlement met 730 zetels ziet de zetelverdeling er uit als volgt: Duitsland (99) - Frankrijk (72) - Groot-Brittannië (72) - Italië (72) - Polen (50) - Spanje (50) - Roemenië (33 - Nederland (25) - België (22) - Tsjechië (22) - Hongarije (22) - Griekenland (22) - Portugal (22) - Zweden (18) - Oostenrijk (17) - Bulgarije (17) - Slovakije (13) - Finland (13) - Denemarken (13) - Ierland (12) - Litouwen (12) - Letland (8) - Slovenië (7)  -  Estland (6) - Cyprus (8) - Luxemburg (6) - Malta (5).

De ‘grote vier’ hebben samen 315 zetels (43 pct. van 736). Daar de drie Beneluxlanden samen 53 zetels hebben, kunnen zij, door het uitbrengen van één identieke stem een belangrijke spilfiguur zijn en een dam vormen tegen de overheersing van de groteren. Door in dit internationaal forum met één stem te spreken verhoogt het soortelijk gewicht van hun stemgedrag.

 

HET  NIEUWE  VERDRAG

En na uitvoerige raadpleging en voorbereiding op vele politieke niveaus inzonderheid in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad is op 17 juni 2008 in Den Haag het "Verdrag tot herziening van het op 3 februari 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie" ondertekend.6

Ingevolge de Belgische Staatshervorming en de bevoegdheden die aan onderscheiden gemeenschappen en gewesten zijn toegekend ging het om een zgn. "gemengd verdrag".

België werd er vertegenwoordigd door de Federale Regering, de Vlaamse Regering, de Franse Gemeenschapsregering. De Waalse Regering, de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en door de Duitstalige Gemeenschapsregering.

Het door acht regeriingen ondertekende nieuwe Benelux-Verdrag kan pas definitief in werking treden nadat het in ieder van de drie landen door de tien onderscheiden parlementen is goedgekeurd en geratificeerd.

Nadat de Verdragsluitende partijen op het einde van de Preambule tot het Verdrag de wens hebben uitgedrukt om in het verlengde van de Benelux Economische Unie de samenwerking in een ruimer verband voort te zetten in de Benelux Unie, formuleren zij in artikel 2 eerst op algemene wijze het doel van de Unie. "...de samenwerking tussen de ... Partijen te verdiepen en uit te bouwen, opdat deze verder een voortrekkersrol kan vervullen binnen de Europese Unie en de grensoverschrijdende samenwerking op alle niveaus kan versterken en verbeteren."

In het tweede lid van dat artikel 2 staat dan waarop de Benelux Unie zich met name richt:

a) het voortbestaan en de verdere ontwikkeling van een economische unie, die een vrij verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten omvat en die een afgestemd beleid op economisch, financieel en sociaal gebied betreft, met inbegrip van een gezamenlijk beleid in de economische relaties met derde landen.

  b) de duurzame ontwikkeling, waarin een evenwichtige economische groei, maatschappelijke bescherming en de bescherming van het milieu worden verenigd;

  c) de samenwerking op de gebieden van justitie en binnenlandse zaken."

In artikel 3 gaat het over het periodiek vereiste meerjarig Gemeenschappelijk Werkprogramma, waarin de prioriteiten van de samenwerking worden voorgesteld. Daar

wordt opgesomd wat dat Werkprogramma onder meer moet betreffen.

De in artikel 5 genoemde instellingen van de Benelux unie zijn als voorheen:

a) het Benelux Comité van Ministers;

b) de Benelux Raad;

c) de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad (Beneluxparlement);

d) het Benelux-Gerechtshof;

e) het Benelux Secretariaat-generaal.

Bij het ondertekenen van het nieuwe Benelux-Verdrag hebben de regeringen ook een belangrijke Politieke verklaring gepubliceerd die duidelijk inzicht verschaft over de achterliggende politieke opzet van het verdrag. Omwille van haar wezenlijk belang past het

dat ik uit die verklaring een en ander citeer.7

"Dit vernieuwde kader moet het ook mogelijk maken om als Benelux binnen de Europese Unie nauwer te gaan samenwerken op onder meer institutioneel gebied en op het terrein van het gemeenschappelijke buitenlands- en veiligheidsbeleid. De implementatie van het Verdrag van Lissabon met inachtneming van het institutionele evenwicht en van de communautaire methode en de standpuntbepaling van de Europese Unie ten opzichte van de Westelijke Balkanlanden zijn actuele voorbeelden hiervan.

"In een uitgebreide Unie van 27 landen is er alle aanleiding voor de Benelux om op een breed terrein met één stem te spreken. Om onze samenwerking nog meer kracht bij te zetten, hebben de ministers van Buitenlandse Zaken besloten om naast de traditionele ontmoetingen voorafgaand aan de Raden Algemene Zaken en Externe Betrekkingen en aan de Europese Raden, ook aan het begin van elk EU-voorzitterschap bijeen te komen. Dan kunnen wij onze standpunten voor langere termijn op elkaar afstemmen om onze stempel te drukken op de

EU-besluitvorming."

Het valt te betreuren dat dit slechts een van het Verdrag afgezonderde politieke verklaring is geweest die in het Verdrag geen uitwerking heeft gekregen tot een meer structurele Benelux Politieke Samenwerking.

Toch dient de genoemde politieke verklaring mede als leidraad voor de verdere activiteit van het CNB dat zich overigens gesteund voelt door het groot aantal ondertekenaars van het Benelux Manifest uit de drie betrokken landen.

Niet enkel zijn door de Benelux Unie vele verdragen en overeenkomsten gesloten.

De doelstellingen van de Benelux Unie zijn meer dan louter mooie intentieverklaringen. Zij hebben inderdaad al tot praktische verwezenlijkingen geleid. In het verleden is de Benelux inderdaad door overleg, advies en regelgeving al veelvuldig opgetreden.

In 1985 hebben de Beneluxlanden met Duitsland en Frankrijk een Schengen-overeenkomst gesloten tot afschaffing van personencontrole aan hun gemeenschappelijke grenzen. In 1986 werd dat een Europese akte met 12 landen als leden en thans is het gebied uitgebreid tot nagenoeg geheel Europa.

In 1996 begon in de Benelux het Senningen-overleg - Senningen is een in Luxemburg gelegen dorp - over veiligheid, politie, justitie, drugsbeleid, rampenbeheersing, immigratie.

Er is ook nog Benelux+. In Deel 9 - Externe betrekkingen van het Benelux Verdrag is gehandeld over de samenwerking met andere staten en deelstaten en met name met Lidstaten van de Europese Unie en regionale samenwerkingsverbanden van deze Lidstaten, indien dit de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag bevordert en in het bijzonder de voortrekkersrol binnen het bredere kader van de EU.

Voor samenwerking met de Benelux Unie bestaat bijzondere belangstelling bij het Duitse Noordrein-Westfalen (cf. de politieke verklaring van de regeringsleiders op 9 december 2008, het opstarten van de uitwerking in 2009 en sinds 1 april 2010 een verbindingsambtenaar uit NRW in Brussel).8 Het Beneluxparlement onderhoudt betrekkingen met andere interparlementaire samenwerkingsverbanden: voornamelijk met de Interregionale Parlementaire Raad, de Baltische Assemblee (Letland, Litouwen en Estland), de Noordse Raad (Denemarken, Zweden, Finland, Noorwegen en Ijsland), de Visegradlanden (Polen, Hongarije, Tsjechië en Slovakije). Bij het Franse Nord-pas-de-Calais bestaat eveneens belangstelling.

DE  ROL  VAN  HET  CNB

Het CNB wil als exponent van particulier initiatief in het kader van de Benelux-samenwerking een aanvullende en stimulerende rol vervullen naast en in samenwerking met het Beneluxparlement en het Secretariaat-Generaal Benelux. Dat parlement en dat secretariaat-generaal zijn officiële instellingen die pogen uit te voeren wat tot hun opdracht behoort maar weinig of geen oog hebben voor het meer publiek zichtbaar maken van de Benelux Unie en voor het overtuigen van ieder van hun interne medewerkers en van alle overige burgers van het grote specifieke nut van de Benelux in Europees en mondiaal verband.

Om tot een vruchtbare discussie te komen over de toekomst van de Benelux met als discussiethema: ‘Wat betekent de Benelux voor resp. Wallonië, Vlaanderen en Nederland’ heeft het CNB-bestuur in 2010 in samenwerking met het Vlaams-Nederlands Huis deBuren en met de Faculteit Rechtsgeleerdheid van telkens een plaatselijke universiteit drie openbare debatavonden georganiseerd. Geholpen door een moderator ging een panel van vier deskundige sprekers in op de oriëntatie op het stuk van economische, culturele, politieke en juridisch-staatkundige aangelegenheden. Aldus was er de eerste debatavond op woensdag 10 maart 2010 te Luik (in de Salle académique); de tweede was op maandag 26 maart 2010 te Gent (in het Congrescentrum Het Pand); de derde was op maandag 13 september 2010 te Utrecht (in het Polman’s Huis).

De activiteit ven het CNB bestaat vooreerst uit het aandringen op goedkeuring en ratificatie van het op 17 juni 2008 ondertekende verdrag door de 10 parlementen. Daartoe is een brief gericht aan ieder lid van alle betrokken parlementen. Over de ratificatieprocedure volgt hierna een stand van zaken op 01 april 2011.

België:

Senaat : goedgekeurd op 12 oktober 2010

Kamer van volksvertegenwoordigers : goedgekeurd op 28 oktober 2010

Vlaams Parlement : goedgekeurd op 23 juni 2010

Waals Parlement :

Parlement van de Franstalige Gemeenschap :

Parlement van de Duitstalige Gemeenschap : goedgekeurd op 25 mei 2009

Parlement van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : goedgekeurd op 26 november 2010

Nederland:

Tweede Kamer : goedgekeurd op 3 november 2009

Eerste Kamer : goedgekeurd op 9 februari 2010

 

Luxemburg:

Kamer van Volksvertegenwoordigers : goedgekeurd op 7 mei 2009

Omdat het CNB tevens wil toezien op de correcte uitvoering van de Benelux Unie heeft het in maart 2009 en in maart 2010 telkens een 11 getypte pagina’s groot Werkprogramma CNB concept 2009 resp. concept 2010 goedgekeurd. Doel van het werkprogramma is om een werkbare bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van het nieuwe Beneluxverdrag. Dit strategisch document bevat een aantal punten:

° die al zijn besloten door het Beneluxparlement,

° die al aan de instelling Secretariaat-Generaal voor de Benelux zijn meegegeven,

° die door het CNB zijn opgevoerd, uitgaande van het gepubliceerde Benelux Manifest.

Het CNB heeft de voorbije jaren overigens tal van contacten gelegd, besprekingen gevoerd en aldus nuttige relaties tot stand gebracht met het oog op zijn doelstelling.

 

CULTURELE TOENADERING?

In het Verdrag is bij de doelstellingen van de Benelux Unie culturele toenadering nergens uitdrukkelijk vermeld. Bij de omschrijving van de inhoud van het Gemeenschappelijk Werkprogramma staat in het laatste lid van art. 3 bepaald  "... d) de samenwerking op overig gebied indien noodzakelijk ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 2 "

Alhoewel men bij die ‘samenwerking op overig gebied’ ook culturele aangelegenheden kan rekenen, maken het Gemeenschappelijk Werkprogramma 2009-2012 evenals het Jaarplan 2009 van het Secretariaat-Generaal Benelux9 evenwel geen gewag van aangelegenheden van culturele aard.

Op de webstek van her Secretariaat-Generaal Benelux zoals die was vooraleer hij in 2011 wijzigde naar <www.benelux.int> meer bepaald <www.benelux be/nl/sg/sg_taken.asp>, stond in het onderdeel ‘taken’ nochtans tevens vermeld "...Het verkennen van de concrete mogelijkheden tot samenwerking op het gebied van cultuur, onderzoek, onderwijs en opleiding". Die gegevens zijn inderdaad elementen van goede nabuurschap als motor van grensoverschrijdende samenwerking. In de Politieke verklaring op 18 juni 2007 uitgesproken door toenmalig minister Karel De Gucht zijn diezelfde gegevens als doelstellingen van de te vernieuwen Benelux opgesomd.

Bij het raadplegen van de zelfde toenmalige webstek van het Secretariaat-Generaal Benelux, (deel Benelux-Instellingen, afdeling Adviserend echelon, onderdeel Benelux Parlement) blijkt dat dat het parlement beraadslaagt en aanbevelingen tot de regeringen kan richten over onderwerpen die te maken hebben met : "...de culturele toenadering tussen de drie Staten..."

En bij het raadplegen van de toenmalige webstek van het Beneluxparlement - meer bepaald <www.benelux-parl.org/html/NL/bnlparlement/rolbnlp.htm> zoals hij was vooraleer hij naar <www.benelux-parlement.eu> gewijzigd werd -, stond bij de aspecten van het grensoverschrijdend beleid ook de culturele toenadering als voorbeeld genoemd.

Het bovenstaande wijst erop dat zowel het Secretariaat-Generaal als het Benelux-parlement hun taak alleszins ruimer zagen dan de letter van het Benelux Verdrag. Dat hing zonder twijfel samen met de bepaling van artikel 3 van de Beneluxraad Instellingsovereenkomst van 5 november 1955 dat met name de Beneluxraad "...bevoegd is te beraadslagen en adviezen uit te brengen aan de drie Regeringen, die rechtstreeks verband houden met: ... - de culturele toenadering tussen de drie Staten...."

Nederland en Vlaanderen hebben overigens sinds 1995 een Cultureel Verdrag met een bij behorende Commissie (het Secretariaat-generaal ervan ligt aan de Koloniënstraat 56 bus 6, 1000 Brussel) die culturele adviezen geeft aan de regeringen van beide overheden.

Het CNB dat al overleg heeft gepleegd met dat Secretariaat-generaal en de beide voorzitters van die Commissie Cultureel Verdrag, gaat na of ook verdragen mogelijk zijn tussen Nederland, Vlaanderen, Wallonië en het Duitstalige België. Het cultureel verdrag kan betrekking hebben op de persoonsgebonden gemeenschappen, dus met name Nederland, Vlaanderen,  de Franse gemeenschap en de Duitstalige gemeenschap in België. En zo mogelijk wordt ook groothertogdom Luxemburg erbij betrokken.

 

DE  BENELUX  POLITIEKE  SAMENWERKING

Op praktisch vlak situeert de meerwaarde van de Benelux zich in de eerste Benelux Unie, maar de politieke meerwaarde uit zich voornamelijk in de Benelux Politieke Samenwerking (BPS).

Hierdoor kan de Benelux Unie een platform vormen voor nauwere samenwerking in verscheidene internationale institutionele domeinen en in het buitenlands beleid.

Ook die BPS was eigenlijk al voorgesteld in de genoemde bepaling van artikel 3 van de Beneluxraad Instellingsovereenkomst van 5 november 1955, met name dat de Beneluxraad "...bevoegd is te beraadslagen en adviezen uit te brengen aan de drie Regeringen, die rechtstreeks verband houden met: ... - de samenwerking tussen de drie Staten op het gebied van het buitenlands beleid..."

In politieke verklaringen naar aanleiding van het nieuwe verdrag hebben de regeringen wel hun intentie tot meer politieke samenwerking kenbaar gemaakt (cf. de bovengeciteerde Politieke verklaring van juni 2008)10 - vooral focussend op de EU - en enkele onderdelen van  het Verdrag bevatten ook de mogelijkheid tot die samenwerking.

Alhoewel die BPS in het kader van de EU onbetwistbaar een meerwaarde voor de Benelux zou betekenen, staat niettemin de gestructureerde politieke samenwerking (nog) buiten het eigenlijke Herzieningsverdrag.

De BPS wordt nog bemoeilijkt door een lang bestaand mentaliteitsverschil tussen Belgische en Nederlandse staatslieden. Omdat het zijn oude industrie moest beschermen was België in de beginjaren protectionistischer ingesteld terwijl Nederland ‘Atlantischer’ is. Belgische staatslieden stelden zich vaak pragmatischer op dan hun Nederlandse collega’s. Ook het taalprobleem en de intern-Belgische verhoudingen hebben tot aanzienlijke verschillen met Nederland geleid. En het is menselijk te begrijpen dat de autoriteiten van een staat niet graag afstand doen van een stukje van hun souvereiniteit.

Toch was er in februari 2011 een belangrijk lichtpunt. Terwijl België en Nederland beide nog een eigen post bezetten bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF), hadden de ministers van financiën van de G20 in Zuid-Korea bepaald dat Europa twee van zijn acht zetels moest inleveren. Politieke samenwerking tussen kleinere landen voor een gezamenlijke zetel zou hier soelaas kunnen bieden. Alhoewel Nederland nog de optie achter de hand hield om met Noorwegen, Zweden en Denemarken in zee te gaan, is uiteindelijk toch beslist dat de drie Benelux-landen kandidaat zijn voor een gezamenlijke zetel.

Als Belgische zgn. deelstaat werd bovendien Vlaanderen tot op heden niet betrokken bij

deze BPS en is in het kader van de vernieuwing van de Benelux ter zake niets voorzien.

De specifieke bevoegdheden die de Belgische Grondwet aan de onderscheiden gemeenschappen en gewesten heeft toegekend, hebben wel tot gevolg dat ook ministers van een regionale regering moeten kunnen aanschuiven in het Comité van Ministers, hoogste beslissingsorgaan van de Benelux Unie.

De grotere politiek gerichte aansturing van de Benelux Unie kan op verschillende wijzen tot stand komen.

1. Tot die politiek gerichte aansturing is alleszins het Beneluxparlement geschikt. Zoals

al uitdrukkelijk stond vermeld in zijn bovengenoemde toenmalige webstek <www.benelux-parl.org/html/NL/bnlparlement/rolbnlp.htm> werkt dat parlement, in het kader van zijn taak om in Beneluxverband de samenwerling te stimuleren, mede aan "... het versterken van het gewicht

van de drie partnerlanden in de Europese Unie...".

Ook over onderwerpen die te maken hebben met de samenwerking tussen de drie landen betreffende het buitenlands beleid moet derhalve het Beneluxparlement de ministers kunnen interpelleren en tot de regeringen aanbevelingen richten.

Om die reden heeft het CNB-bestuur in de eerste helft van 2009 alle leden en plaatsvervangers van het Beneluxparlement uit de drie landen persoonlijk aangeschreven en hen opgeroepen tot het uitvoeren van wat in het genoemde Benelux Manifest is gesteld.

De contacten van het CNB met de voorzitter van het Beneluxparlement hebben derhalve fundamenteel belang.

2. Tot die grotere politiek gerichte aansturing is tevens de Benelux Secretaris-Generaal geschikt. Daar het uitbouwen van de Benelux politieke samenwerking mede tot zijn taak behoort, gaat het hierbij om de gezamenliijke voorbereiding van de Europese Raden. Waar mogelijk dient gezamenlijk stelling te worden genomen in de Europese vergaderingen en andere internationale gremia teneinde daar in de besluitvorming een groter gewicht in de schaal te werpen. De Secretaris-Generaal heeft overigens ook tot taak "alle voorstellen te doen welke nutttig zijn voor de uitvoering van dit Verdrag".

Ook het overleg van het CNB met de Secretaris-Generaal heeft derhalve groot belang.

3.  Nu het Comité van Ministers het hoogste beslissingsorgaan is van de Benelux Unie, moet het eensgezinde stemgedrag van de drie landen alleszins daar tot uiting komen en van daar uit worden gestimuleerd.

In het systeem van de Belgische federale politiek wordt de handelwijze van ministers in het oog gehouden door de betrokken parlementaire commissie van Kamer en Senaat. Dit kan tot een interpellatie van de minister leiden.

Om die reden heeft het CNB-bestuur in het voorjaar 2009 alle leden en plaatsvervangers van de Belgische Kamer- en Senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen persoonlijk aangeschreven en hen opgeroepen tot het toepassen van het Beneluxverdrag in de zin zoals in het eerder genoemde Benelux Manifest is gesteld.

Zo kom ik tot enkele slotbeschouwingen over de Benelux Unie:

Pluspunten :

1. er zijn voldoende materiële motieven pro,

2. de EU biedt de nodige ruimte,

3. op de economische & culturele markten vinden positieve ontwikkelingen plaats in het kader van de Benelux.

Minpunten :

1. er is bij de autoriteiten gebrek aan gevoel voor politieke opportuniteit (geen urgentiegevoel:

cf. de Fortiskwestie),

2. het Beneluxparlement en het Secretariaat-Generaal Benelux moeten overheid en burgers meer overtuigen van het specifieke nut van de Benelux,

3. ‘cultuur’ wordt nog te vaak gebruikt om ingewikkelde bestuursconstructies te bedenken in plaats van de pluriforme caleidoscoop ervan te etaleren.

 

[1] Lode Verhaegen is algemeen secretaris van het Comité Nieuwe Benelux

E-mail: lode.verhaegen@telenet.be

 

Noten:

1  Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te ’s Gravenhage op 3 februari 1957, goedgekeurd bij Wet 20 juni 1960, B.S., 27 oktober 1960.

2  Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, ondertekend te Rome op 25 maart 1957, goedgekeurd bij Wet 2 december 1957, B.S. 25 december 1957.

3  Verdrag tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, ondertekend te Lissabon op 13 december 2007, Publicatieblad, nr. C306, 17 december 2007.

4  "Naar een nieuwe Benelux", afdeling Manifest in http://www.benelux2010.com.

5  cf. http://www.benelux2010.com.

6

  Verdrag tot herziening van het op 3 februai 1958 gesloten Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie, ondertekend te ‘s Gravenhage op 17 juni 2008, v° Nieuw Benelux-Verdrag, onder afdeling Reglementeringen, onderafdeling Benelux-Unieverdrag in http://www.benelux.int, en "Het nieuw Benelux-Verdrag van 17.06.2008", onder afdeling Reglementeringen, onderafdeling Benelux-Unieverdrag in http://www.benelux.int.

7  "Politieke verklaring van de Benelux-regeringen", onder afdeling Benelux, onderafdeling Nieuw Bednelux-Verdrag in http://www.benelux.int.

"Samenwerking Benelux en Noordrijn-Westfalen", onder afdeling Benelux, in http://www.benelux.int.

"Jaarplan 2011 & Werkprogramma 2009-2012", onder afdeling Secretariaat-Generaal, in http://www.benelux.int.

10  supra, 7.