Wim Couwenberg; Denker van het midden tussen progressiviteit, conservatisme en moderniteit

Civis Mundi Digitaal #5

door Wim Rietdijk

WIM COUWENBERG; DENKER VAN HET MIDDEN TUSSEN PROGRESSIVITEIT, CONSERVATISME EN MODERNITEIT

 C.W. Rietdijk

 

We zijn hier in dit land dol op dissidenten, maar

ze moeten wel een flink eind uit de buurt zijn.  

S.W. Couwenberg

 

De algemene positie van Couwenberg als onafhankelijk intellectueel

Deze beschouwing pretendeert niet, de volledige Couwenberg als veelzijdig en productief wetenschapper te analyseren en te evalueren. We richten ons op enige kernpunten wat betreft zijn positie als deelnemer aan de sociaal-politieke discussie van meer dan een halve eeuw. Zijn veelgelezen De vereenzaming van de moderne mens (4e druk 1959) markeert de start van een uiterst vruchtbare loopbaan van een man die wordt gekenmerkt door grote onafhankelijkheid en volledige integriteit. Hij was steeds wars van ideologische en politieke vooroordelen, op terreinen waar niet velen op zo’n positie als objectief wetenschapper aanspraak konden en kunnen maken. Denk hier ook aan onderwerpen als zin en doel van het bestaan en waar het gaat om de dynamiek die links en rechts in de samenleving plegen te bewerken.

            Mijn betoog heeft als uitgangspunten - of als aanleiding - twee artikelen over dat laatste onderwerp die Couwenberg in Civis Mundi schreef:

Hoe politiek en maatschappelijk relevant is nog de verlichte vooruitgangsgedachte van de 18e eeuw - een kritische evaluatie, verschenen in dit nummer, en

Is de tweedeling progressief-conservatief een bruikbaar alternatief voor het links-rechts schema? (Zie Civis Mundi 4, maart 2011)

 Gelet op het feit dat ik al decennia met Couwenberg bevriend ben, zal ik met extra zorg nastreven, dezelfde objectiviteit te betrachten als die welke hemzelf kenmerkt.

            Hij heeft mij al diverse malen voorgehouden dat de mens zich duidelijk meer laat leiden door emoties en instincten dan door rationele overwegingen, hiermee (impliciete) kritiek leverende op mijn radicale rationalisme. Onlangs beantwoordde ik die door van mijn kant te stellen dat ook een krokodil zich meer door instinctief-irrationele dan door rationele overwegingen laat leiden. Dit zonder dat iets wordt afgedaan aan de omstandigheid dat krokodillen en hun gedrag volledig worden bepaald door rationele natuurwetten en dus - evenals de mens, inclusief diens emoties - ook geheel "ressorteren" onder een rationeel-wetenschappelijke kennisverwerving. Couwenberg zal stellig nog wel eens reageren.

            In verband met het bovenstaande is het enigszins paradoxaal dat, zoals ik mijn belangrijkste verschil met hem interpreteer, dit er nu juist vooral uit voortkomt dat ik - in tegenstelling tot zíjn klaarblijkelijke reactie - door diverse gotspes in onze samenleving emotioneel zodanig intens werd en wordt aangegrepen dat "mijn ziel afhaakte". Dat wil zeggen dat mijn gevoelsmatige én wetenschappelijke benadering van mens en samenleving in hoge mate in een kader passen van innere Emigration: geen deelnemer zijn aan de ambiance van "de groep", maar kritische buitenstaander. Daardoor placht ik mijn kritische rede niet in te tomen zodra een taboe, "correctheden" of "solidariteiten" in zicht kwamen (een houding die een onschatbare wetenschappelijke voorsprong geeft op meer aangepasten!). Couwenberg, anderzijds, wil zoals de meesten met de mainstream in gesprek blijven. In míjn psyche functioneert het zo dat ik er nooit rouwig om ben wanneer optimaal coherente en eenvoudige verklaringen inzake onze samenleving of samenlevingsmodellen weinig vleiend uitvallen voor het establishment en daar dominerende waarden of conventies. (Met de aantekening dat het produceren van zulke verklaringen en modellen de essentie vormt van wetenschappelijke sociologie.) Het is nu mijn ervaring dat vele (vaak onbewuste) drijfveren en bedoelingen - en dus ook vele sociologische verklaringen - pas kunnen worden gevonden na het overtreden van denktaboes die zulke drijfveren en bedoelingen als het ware beschermen tegen de onthullende intelligentie. Dat werkt bij wie meer zijn aangepast anders. Zij conformeren zich aan de denktaboes en vormen niet zelden een illustratie van het gezegde: "De meeste mensen zijn er meer op uit gezellig in een kring te zitten dan om de waarheid te leren kennen". Couwenberg is ook hier man van het het midden: te integer en te veel wetenschapper om tot die kringzitters te behoren, zal hij geen lippendienst bewijzen aan bijvoorbeeld politieke correctheid en, zelfs, een dissident als ondergetekende veelvuldig de gelegenheid geven ketterijen te uiten. Maar je zult hem zelden of nooit tot verklaringen of theorieën zien komen die "zonder meer oorlog betekenen" met taboehandhavers. Hij zal geen onbewuste kwade bedoelingen veronderstellen achter seksuele taboes (namelijk censuur op emotioneel terrein, met soortgelijke oogmerken als die bij censuur op cognitief niveau bestaan), of op verhulde logica wijzen achter het pro-immigratiestandpunt van onze progressieven (doel achter dat standpunt: meer linkse stemmen van import-zwakkeren). Hij vestigt er ook, en terecht, de aandacht op dat in de levenspraktijk een middenpositie meestal is aan te bevelen, onder meer inzake extraversie en introversie, vrij ondernemen en planning, vernieuwing en traditie.

            Enigermate verwant met Couwenbergs boven besproken middenpositie is die welke hij inneemt inzake moreel relativisme. Ik heb de indruk dat hij enerzijds zulk een relativisme verwerpt (de Holocaust was objectief verkeerd), maar anderzijds niet zo ver gaat dat hij bijvoorbeeld culturen substantieel in gebreke stelt wanneer zij evident onnodige inbreuken maken op het geluk van burgers, bijvoorbeeld via de Victoriaanse moraal of door angstverwekkende religies te steunen die domweg niet klopten of kloppen met de feiten. Hij spreekt zich ook niet uit over enigerlei objectief criterium op grond waarvan kan worden bepaald of een gemeenschap of cultuur nu al of niet bijvoorbeeld serieuze offers van betrokkenen mag eisen. (Deze auteur ziet optimalisering van het totaal-welzijn als zo’n criterium, omdat geen andere gewenstheden redelijk als objectief zelfs maar plausibel kunnen worden gemaakt. Valt niet te bevroeden hoe zo’n optimalisering kan worden bewerkt, dan is men vrij naar eigen voorkeur te handelen.) Uiteindelijk wordt de filosofische vraag naar welke morele en andere eisen door de collectiviteit legitiem aan individuen mogen worden gesteld, door Couwenberg niet beantwoord.

            Deels samenvattend: gotspes zoals de vier onderstaande (die dagelijks zijn aan te vullen) zijn voor Couwenberg geen aanleiding om te menen dat het establishment aan ontmaskering toe is. En wel via zo eenvoudig en coherent mogelijke cultuursociologische theorieën en verklaringen. Voor ondergetekende vormen die gotspes wel degelijk zo’n aanleiding. Ontmaskering als veel meer een kartel van vaak kwalijke deelbelangen dan een open society met de vrije rede en optimaal totaal-welzijn als hoogste doelen. Mijns inziens eist ook een rationeel-wetenschappelijke geest dat er wel degelijk iets achter moet worden gezocht wanneer de rede flagrant wordt geschonden, ook als dit gebeurt door irrationele taboes. Ik beschrijf nu de  gotspes:

  • (1) Een zodanig softe bestrijding van het kwaad dat misdaad heet dat criminelen zich tot in de gevangenis toe mogen voortplanten. Verwant is dat men het zover liet komen dat 600 Amsterdamse veelplegers de afgelopen jaren 15.000 maal werden aangehouden en weer vrijgelaten (NRC Hb., 4-3-2011).
  • (2) De omstandigheid dat onze leiders zelfs nauwelijks aandacht besteden aan het door Richard Lynn e.a. aangetoonde "dysgenetische" feit dat hoogopgeleiden duidelijk minder nakomelingen verwekken dan laagopgeleiden.
  • (3) Decennia voortdurende taboes tegen stopzetting van de massale immigratie van zwakkeren met bovendien veelal een pre-verlicht waardenstelsel.
  • (4) De aankoop door museum Boymans-Van Beuningen van een vloer ingesmeerd met pindakaas, zonder dat dit een massaal protest veroorzaakte (de geestelijke vader van die vloer is Wim T. Schippers).

 

Inleidende opmerkingen over Couwenbergs artikelen

Wanneer we nu toekomen aan de eerder genoemde artikelen van Couwenberg die de aanleiding vormen tot dit stuk, dan zien we daarbij ook een aspect dat aansluit bij het voorgaande. Kort gezegd komt dit er op neer dat met name in zijn eerstgenoemde artikel Couwenberg de belangrijke veranderingen bij "links" of "progressief" (ik ga niet in op verschillen daartussen) vanaf Horkheimer en Adorno’s Dialektik der Aufklärung (1947) welhaast "met een zeker ontzag voor de loop der geschiedenis" beschouwt als een soort modernisering. Dit terwijl de (gedeeltelijke) distantiëring van links van Verlichting en vooruitgangsgedachte voor mij het eenvoudigst verklaarbaar is als een toewending naar het conservatisme en "institutionalisering" van een links dat steeds meer establishment werd en dus belang kreeg bij anti-verlichte manipulatieve machtsinstrumenten. Die gedachte past mijns inziens beter in een eenvoudig schema waarin links behelst: gericht op vooruitgang qua welzijn door de wereld meer onder rationele en morele controle te brengen. Hierbij dienen de morele waarden in kwestie evenzeer rationeel in plaats van vooral historisch gelegitimeerd te worden. In dit model zijn voor Horkheimer en Adorno, anti-eugenetica en sympathie voor Derde-Wereldculturen zonder meer verbonden met conservatisme en behoeven de zaken niet ingewikkelder te worden gemaakt. Maar mijn verklaringen (van Horkheimer, anti-eugenetica,...) zijn niet erg politiek correct en schenden deels taboes. Belangen op de achtergrond zijn de zorg- en herverdelings-industrie (graag veel zwakkeren, nurture in plaats van nature, nadruk op de egalitaire variant van solidariteit en conformisme, na de religieuze, etnische, nationale,... varianten), andere vested interests en oligarchisering (gevolgen: reserves over Verlichting en vooruitgang, ont-intelletualisering van het onderwijs,...). Algemeen zijn conformisme, Riesmans other-directedness en egalitarisme niet ver van elkaar verwijderd, dus alle nuttig voor machtsuitoefening.

 

Verder commentaar op Couwenbergs benadering van de tegenstelling progressief-conservatief

We gaan nu meer gedetailleerd in op wat mijns inziens vitale punten zijn in Couwenbergs gedachten over de polariteit links-rechts.

  • (1) Couwenberg hanteert niet, althans niet volledig, het model van een cultureel-maatschappelijke dynamiek die mijzelf het eenvoudigste en meest-verklarend voorkomt, namelijk de dynamiek van de rode draad in de geschiedenis. Die behelst een polariteit van enerzijds de mens die zijn lot door intelligent ingrijpen bewust beoogt te verbeteren (ingrijpen via werktuigen, ordening van de samenleving, worsteling met de natuur,...) en anderzijds krachten die dit al of niet bewust frustreren. Tot die laatste behoren alle verstarrende machtsstructuren, inclusief zeer vaak religies, ideologieën en tradities die daarin functioneel zijn. (Het enorme verklarende vermogen van dit model behelst vooral dat daarin alles direct past wat aan ’s mensen universeel toepasbare gezond verstand, theoretische rede of homo faber aspecten afbreuk doet. Dit inclusief onbewuste en verhulde varianten van die frustrerende tendenzen zoals antirationalistische filosofie, anti-eugenetica en talloze taboes en "correctheden" die de vrije rede beperken.) De grotere complicatie van Couwenbergs links-rechts antithese (sommigen zullen zeggen: grotere subtiliteit) impliceert ook dat hij de tegenstellingen links-rechts en progressief-conservatief niet als gelijkwaardig behoeft aan te nemen, wat vanuit mijn optiek niet zoveel toevoegt.
  • (2) Door zijn niet centraal stellen van de antithese rode draad versus antikrachten daarvan laat Couwenberg mijns inziens het ook weer aanzienlijke verklarend vermogen liggen van wat die antithese te zeggen heeft over in het bijzonder de diverse hedendaagse schijngestalten die het conservatisme, ofwel rechts, in tegenstelling tot vroeger aanneemt. We noemen hier de eenvoudige verklaring van de other-directed instelling en conformerende massificatie als moderne varianten van historische analoga als conformerende solidarteiten rondom familie, religie, traditie en vaderlanden. Die alle functioneerden of functioneren als centrale machtsinstrumenten van onverlichte aard. We noemen als vermomde anti-verlichting eveneens relativisme, incoherente kunst en egalitaire anti-eugenetica.
  • (3) Verhelderend is wat Couwenberg in zijn artikelen opmerkt en verder impliceert inzake het feit dat het aanzienlijke deel van de elite dat nu progressief heet, kritiek op zichzelf afdoet als rechts-populistisch. Zo werden alle bezwaren tegen laag ontwikkelde immigranten "rechts-nationalistisch" en nadruk op nature naast nurture bedenkelijk semi-fascisme.
  • (4) Een opvallend punt waar Couwenberg duidelijk niet past in het schema progressief-conservatief is dat van de zin van het bestaan. Waar nauwelijks linkse of rechtse denkers zijn te vinden voor wie de zin van het bestaan niet ligt òf "in jezelf" òf in je verbondenheid met anderen, heeft Couwenberg de moed om er openlijk voor uit te komen dat een mogelijk voortbestaan na dit leven voor hem belangrijk is in verband met de vraag naar zin en duurzame bestaansmotivaties. Hij staat dan ook ver van een denker als Nietzsche en van levenshoudingen als van W.F. Hermans en J. van Heerden (Wees blij dat het leven geen zin heeft, 1990).
  • (5) Couwenbergs positie inzake links-rechts zou aan duidelijkheid winnen als hij niet, zoals wat betreft zijn opstelling tegenover het relativisme, ook ten aanzien van de vooruitgangsgedachte enigszins "middle of the road" was. Hij is enerzijds geen aanhanger van de "officiële" vooruitgangsidee - hij noemt die soms zelfs een geloof - maar zegt anderzijds in een van zijn genoemde artikelen dat, als men maar rekening houdt met veelvuldige stappen terug en andere non-lineariteiten, er wel degelijk, ook geestelijk, vooruitgang optreedt. Maar hij gaat weer niet zover dat hij Dialektik der Aufklärung als een duidelijke wending naar rechts en dus ook zo’n stap terug ziet van wat eerst substantieel links was. Al evenmin ziet hij de Culturele revolutie van mei ’68 (waarvoor hij overigens weinig sympathie heeft) als een sterk door Romantiek en antirationalisme bepaalde ombuiging in conservatieve richting van wat voordien Verlichtingsezind links was.
  • (6) De diverse onbewuste maar wel duidelijk ideologisch functionerende koerswijzigingen en accentverschuivingen bij historisch en recent links zouden Couwenberg ook toegankelijker hebben moeten maken voor de gedachte dat manipulatie en ideologisch verdedigde belangen toch in feite doodgewoon bedrog en dus onbewuste "complotten" impliceren. Misschien had dat hem minder vriendelijk gemaakt ten aanzien van diverse midden-posities. Wanneer hij inderdaad (onbewuste) bedrieglijke bedoelingen in zijn verklaringen had betrokken, zou hij diverse van zulke posities hebben verlaten. Het past wellicht bij zijn aan een enorme belezenheid en vruchtbaarheid gekoppelde onbevooroordeeldheid om dit alsnog te doen.

 

Meer algemene typering van Couwenberg

Het feit dat Couwenberg - als enige - mij talloze malen om bijdragen voor Civis Mundi verzocht, demonstreert zijn klaarblijkelijk zeldzame geneigdheid om ook dissidenten aan het woord te laten. Die zeldzaamheid is overigens veelzeggend omdat zij een zeer belangrijke waarheid demonstreert: het feit dat de grote meerderheid in onze intelligentsia aan denkverboden en "correctheden" de voorkeur geeft boven een eerlijke survival of the fittest van argumenten. De omstandigheid dat talrijke taboes en correctheden - inzake immigratie, eugenetica, genetische oorzaken bij probleemgevallen en slecht leren,... - zich decennia lang konden handhaven, bewees dat overigens al overtuigend.

Het Jaarboek 2009 van Civis Mundi (S.W. Couwenberg: Moderniteit als nieuw beschavingstype) integreert overzichtelijk bijna een halve eeuw redactiebeleid op terreinen zoals het cultuurhistorische, politiek-filosofische, ideologische en constitutionele ontwikkelingen. Het boek plaatst dit alles in het kader van het zo wezenlijke moderniseringsproces.  

Einstein merkte eens op dat zijns inziens iemands karakter nog belangrijker is om hem tot goed wetenschapper te maken dan zijn intelligentie. Couwenberg heeft het zijne in elk geval mee gehad: ondanks het feit dat het lot hem voor diverse zeer moeilijke opgaven plaatste heeft hij doorgezet en in een omvangrijk oeuvre een signatuur afgegeven waarvan kwaliteit en integriteit ontwijfelbaar zijn.

Misschien het beste kan Couwenberg worden omschreven als iemand die op zijn plaats zou zijn als betrokken (in de rol van Founding Father?) bij een gebeuren als de stichting van de Verenigde Staten. Zo zouden zijn kwaliteiten - generalistisch verstand, objectiviteit, grote kennis op de relevante gebieden - het meest ten goede komen aan de gemeenschap.