Civis Mundi Digitaal #5
door Bert Snel *
Het economisch neoliberalisme is voor Fortuyn altijd een belangrijk uitgangspunt gebleven, terwijl Wilders juist op dit beleidsterrein is gaan schuiven, wat het vermoeden oproept dat diens economisch neoliberalisme gaandeweg ondergeschikt is geraakt aan zijn angst voor de islamisering.
Vooraf
Nog bijna dagelijks vergelijken politici en commentatoren de PVV met de LPF en Wilders met Fortuyn. Het is altijd riskant gebeurtenissen uit het verleden te vergelijken met situaties in het heden. Al was het alleen maar omdat de omstandigheden - bijvoorbeeld de economische crises - niet vergelijkbaar zijn. Zonder vergelijkbare context is elke vergelijking een weinig vruchtbare exercitie. Het is alleen zinvol, wanneer er sprake is van essentiële gelijkenissen die zijn te analyseren en die leerzaam kunnen zijn voor de toekomst.
Wilders vroeger en nu
Wilders was het in 2001 helemaal niet eens met Fortuyns aanval op islam.[1] Het kan verkeren. Op 24 september 2001, twee weken na 11 september, deed Wilders als VVD-kamerlid, in de talkshow van Barend & Van Dorp de volgende uitspraken die haaks staan op zijn huidige opvattingen.
‘Ik heb al van begin af aan duidelijk gemaakt dat ik niets heb, dat de VVD niets heeft tegen de islam. Het gaat niet om een religie. In tegenstelling tot Pim Fortuyn die oproept tot een kruistocht, of wat is het, een koude oorlog tegen de islam, wat een verwerpelijke opmerking is, omdat-ie daarmee alle moslims op, één hoop gooit, heb ik van begin af aan gezegd: de islam daar is niets mis mee, het is een te respecteren godsdienst. Ook de meeste moslims ter wereld, maar ook in Nederland zijn goede burgers waar niets mis mee is. Het gaat om dat kleine stukje moslimextremisme.’
Wat zegt dit? In ieder geval iets over de discipline van de VVD-fractie. En ook iets over Wilders. Het is natuurlijk mogelijk dat hij later het licht heeft gezien. Maar het kan ook zijn dat hij gewoon een superopportunist is. Ik houd het vooralsnog op het eerste tot het tegendeel blijkt. Hij gedraagt zich in ieder geval ook opportunistisch, omdat hij nu de staatsrechtelijke hervormingen van Pim Fortuyn omarmt die hij twee jaar geleden nog afwees.
Overeenkomsten tussen Wilders en Fortuyn
Er zijn wel degelijk overeenkomsten. Vooral als we wat teruggaan in de tijd. Bijvoorbeeld wat betreft het terrein waarop Wilders als VVD-kamerlid en Pim Fortuyn als socioloog actief was. Vooral zijn publicaties uit de jaren negentig getuigen van Fortuyns streven naar veranderingen op sociaaleconomisch gebied.[2] Enkele voorbeelden maken de overeenkomsten duidelijk. Zo stonden bij beiden het terugdringen van (langdurig) ziekteverzuim en de instroom in de WAO hoog op de agenda. Hetzelfde geldt het grote aantal arbeidsongeschikten in Nederland dat overigens in brede kring als probleem gezien. Over de noodzaak daar iets aan te doen bestond toen in grote lijnen consensus. Ook noopten de stijgende aantallen arbeidsongeschikten tot effectievere maatregelen. Het was alleen de vraag was of er een politiek haalbare oplossing kon worden gevonden.
Wilders gebruikte ook toen al scherpe one-liners. Net als Pim Fortuyn die ook geen blad voor de mond nam. Zo noemde hij Nederland ‘de dorpsgek van Europa’, de WAO-wetgeving ‘een stuurloze mammoettanker die onherroepelijk afvaart op een zandbank’ en de Tweede Kamer ‘op het gebied van de sociale zekerheid een socialistisch festijn.’[3] En in februari 2002 schreef Wilders in een polemiserend opiniestuk dat er ‘teveel overlegd wordt in dit land (...) Het overdreven streven naar maatschappelijke consensus haalt de dynamiek uit de sociaaleconomische activiteiten en dat kan Nederland zich niet meer permitteren.’[4] Hem stond zelfs het ideaal voor ogen van een afgeslankte, minder centralistische overheid die uitging van de daadwerkelijke behoeften van de individuele burger en niet van de weinig representatieve maatschappelijke organisaties. Een thema dit ook figureert in het huidige regeringsakkoord. Met zijn voorstellen had Wilders overigens destijds aanvankelijk weinig succes. De PvdA voelde weinig voor een nieuwe WAO-crisis en het poldermodel kende in die tijd nog weinig uitgesproken tegenstanders.[5] Maar hij zag zijn gelijk bevestigd, toen in mei 2001 een commissie onder leiding van Piet Hein Donner met een rapport kwam waarin ook het misbruik van de WAO werd aangekaart en verregaande hervormingsvoorstellen werden gedaan.[6] Nog geen jaar later droeg Fortuyn het poldermodel ten grave in zijn bestseller De puinhopen van acht jaar Paars, waarin hij op sociaal-economisch gebied vrijwel gelijkluidende voorstellen formuleerde als Wilders.
Fortuyns kritiek op de verzorgingstaat
Fortuyn had al eerder in diverse bewoordingen en in verschillende teksten zijn kritiek op de verzorgingsstaat geventileerd. Zie zijn beschouwingen in De Verweesde samenleving.[7] In lijn daarmee wees hij in 1999 op de noodzaak ‘verzorgingsarrangementen drastisch te verbouwen’[8] en het poldermodel af te schaffen.[9] Zijn laatste Elsevier-column van 1999 eindigde met deze verzuchting.
‘Nederland is een land met hoge levensverwachting en een hoge instroom in de WAO, ra, ra, ra hoe kan dat? Het land is inderdaad ziek, Ruud Lubbers, niet lichamelijk, maar mentaal.’[10] In 1994 stelde hij al dat ‘Nederland hard aan het afglijden (is) tot een groot verzorgingstehuis’.[11]
In enkele columns in de Telegraaf eind 2001 en begin 2002 stelde hij voor om de WAO maar helemaal af te schaffen, respectievelijk terug te brengen naar een ‘verzekering tegen ziekten en gebreken welke rechtstreeks voortvloeien uit de beroepsuitoefening, waarbij het slechts artsen kunnen zijn die bepalen welke ziekten en gebreken dat zijn en hoe deze vast te stellen en te meten zijn.’ [12]
Wilders en de partijen van Fortuyn
Het kan niet toevallig zijn dat Geert Wilders zijn campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 startte in Rotterdam, de stad van Pim Fortuyn, ‘de man die met zijn leven betaalde voor zijn idealen’. Hij zocht kennelijk de steun van de succesvolste partij van Fortuyn: Leefbaar Rotterdam. Meer wilde Wilders ter toelichting niet zeggen, omdat het ongepast zou zijn over een overledene veel op te merken.
Wilders is bang met ‘LPF-achtige toestanden te worden geconfronteerd’. Toch heeft hij in zijn gelederen wel degelijk enkele ex-LPF-ers opgenomen die zich geen van allen onderscheiden door een overmaat aan loyaliteit met hun vroegere partij. Wilders kan veel leren van de ervaringsdeskundigen van de LPF. Een grote fractie goed leiden is nu eenmaal bijna een onmenselijke opgave, laat staan provinciale vertegenwoordigers van de partij op één lijn krijgen en houden zonder dat er brokken worden gemaakt.[13] Maar het risico dat het kabinet Rutte-Verhagen in elkaar zal storten, omdat Wilders zich eveneens vertilt aan organisatie- en managementproblemen is levensgroot.
Nadat het boek Eindstrijd op 2 april 2009 was gepresenteerd, voorzag Wilders alle Tweede Kamerleden vlak voor Pasen 2009 (12 en 13 april) van een Engels boek over de islam. Zonder ook maar een woord vuil te maken aan Eindstrijd.[14] Het getuigt van weinig waardering voor Hans Jansen die toch niet als een vijand van de PVV kan worden beschouwd. Al was het alleen maar omdat hij bij de presentatie van het boek van de vooraanstaande PVV’er Bosma een toespraak hield.[15] Maar met kleinzerigheid kom je in de wetenschap en de politiek niet ver.
Wansink over Fortuyn en Wilders
Wansink zocht al in 2007 naar overeenkomsten tussen Fortuyn en Wilders. Hij bestrijdt dat de leefbaren en de LPF behoren tot de rechts-extremistische partijen van de ‘derde rechtse golf’, zoals politicologen dit noemen in onderscheid van het vooroorlogse fascisme en het naoorlogse neofascisme dat rond 1980 was uitgespeeld. Dit soort partijen heeft wel een aantal gemeenschappelijke programmapunten. Bijvoorbeeld dat de natie wordt bedreigd door immigratie en Europese integratie. En dat het ‘gewone volk’ meer invloed moet krijgen op het politieke bedrijf. In culturele zin zijn deze nieuwe politieke formaties conservatief. Ze zijn zowel tegen de ‘toegeeflijke’ samenleving als tegen de ‘multiculturele’ samenleving. De partijen van de ‘derde golf’ zijn ook voorstander van orde en gezag. Ze appelleren aan de onvrede van bevolkingsgroepen die zich bedreigd voelen door criminelen en migranten. Deze populisten zijn opportunistisch in hun economische politiek: ze geven hoog op van de vrije markt, maar dringen tegelijkertijd aan op protectie van zwakke sectoren tegen buitenlandse concurrenten. Iets degelijks ziet men ook in het huidige programma van Wilders’ PVV.
Wansink baseert zijn visie op het populisme op een klassieker uit 1969.[16] De PVV past zijns inziens veel beter in het patroon van de Europese ‘derde golf’ van rechts-extreme partijen dan de Nederlandse leefbaarbeweging (opgericht in 1994) en de Lijst Pim Fortuyn (uit 2002) die hij liever karakteriseert als klassiek populistisch.
Een typisch populistische beweging bestaat ook voor Wansink uit buitenstaanders die zich uit naam van het ‘gewone volk’ richten tegen het gevestigde politieke bestel, dat onvoldoende oog zou hebben voor de vraagstukken die de kiezers bezighouden. En ook bij hem is het wantrouwen tegen gevestigde partijen en elites gekoppeld aan een bredere kritiek op het functioneren van de vertegenwoordigende democratie.
Wel voldoen volgens Wansink zowel de leefbaren als Fortuyn aan alle karakteristieken die in de klassieke literatuur aan het populisme worden toegeschreven.
Onderzoekers die zochten naar de verklaring voor de opmerkelijke opmars van het populisme in Afrika en Zuid-Amerika kwamen op de gedachte dit Derde-Wereldpopulisme te vergelijken met het negentiende-eeuwse populisme in de Verenigde Staten en Rusland. Zo kwamen zij, naar eigen zeggen, de interne logica van populistische bewegingen op het spoor. Die luidt als volgt. Elke populistische beweging begint met protest tegen de gevestigde orde. De populistische leider voelt feilloos aan wat er onder het volk leeft. Hij maakt zich tot tolk van het ongenoegen en profileert zich als antipoliticus. Politici van de gevestigde partijen worden gezien als oplichters omdat ze de problemen niet bij hun naam durven noemen en de belangen van het volk onder het tapijt moffelen. Dit beeld van het populisme is momenteel zo ongeveer communis opinio onder commentatoren en wetenschappers.
De populistische logica lijkt bij Wansink wonderwel van toepassing te zijn op het Hollandse populisme, zowel in zijn ‘linkse leefbaar-verschijning als in zijn rechtse fortuynisme-vorm. Toch slaat Wansink wat betreft de fortuynisten de plank behoorlijk mis. Het fortuynisme bevat immers niet alleen rechtse politieke thema’s. Hoe sterk moet je als nieuw partij eigenlijk afwijken van de geijkte linkse thema’s om als rechts of zelfs rechts-extreem te kunnen worden afgeschilderd? Er valt nog wel iets meer over te zeggen. Besturen blijkt populistische leiders over het algemeen slecht af te gaan. Hun wilde ideeën blijken maar al te vaak onuitvoerbaar.
Voor Wansink is Wilders veel meer een klassieke politicus dan de vrolijke buitenstaanders als Fortuyn en Westbroek die het politieke bedrijf graag belachelijk maakten. Hij prijst hem om zijn kwaliteiten:
‘Wilders, die voor de VVD een prominent buitenlandwoordvoerder was, geldt als een zeer bekwaam en alert parlementariër. Zijn belangrijkste platform is de vergaderzaal van de Tweede Kamer, niet de straat of de kroeg.’
Maar hoe gewiekst Wilders echt is, blijft in de lucht hangen als onbekend is met wie hij het beste is te vergelijken. We kunnen natuurlijk kijken naar de successen die hij de laatste twee jaar heeft behaald. Op grond daarvan is in ieder geval te concluderen dat hij een slimme strateeg en een bekwame onderhandelaar is. Overigens, gebruiken politici van andere partijen de straat en de kroeg niet als platform? Wilders doet dit in ieder geval als het hem goed uitkomt. Bijvoorbeeld om zijn aanhang toe te spreken als hij weer eens een verkiezingsoverwinning heeft behaald.
Wilders is ook een snelle leerling die veel heeft opgestoken van wat zich afspeelde bij de LPF. Hij moet zich al vroeg hebben gerealiseerd dat het oprichten van een partijorganisatie te riskant was.[17] Daarbij is hij ongetwijfeld gesouffleerd door leden van de LPF-Tweede Kamerfractie en enkele weinig scrupuleuze medewerkers.
Hoe politiek gewiekst hij is, blijkt uit de succesvolle wijze waarop hij met de VVD en het CDA wist te onderhandelen over de voorwaarden waarop hij een minderheidskabinet van deze partijen zou gedogen. In hoeverre Pim Fortuyn er ook in zou slagen van zijn fractie een succes te maken zullen we nooit weten. De geschiedenis heeft anders beslist. Wilders is als ervaren Kamerlid allerminst een politieke buitenstaander. De observatie van Wansink dat de PVV meer verwantschap dan de LPF toont met rechts-extremistische partijen in andere Europese landen laat hem waarschijnlijk koud.
Aantoonbaar onjuist is de observatie van Wansink dat de PVV meer nog dan de leefbaren en de fortuynisten haar aanhang lijkt te rekruteren uit wat in de politicologie de ‘verliezers van de modernisering’ wordt genoemd: de laaggeschoolde autochtone bevolking die zich in haar positie bedreigd voelt door de globalisering en de immigranten. Iets dat ook zou gelden voor veel partijen die behoren tot de zogenoemde rechts-radicale ‘derde golf’. Maar de achterban van de fortuynisten was veel gevarieerder zowel wat betreft sociaaleconomische positie als opleidingsniveau. Een verschil van belang tussen de LPF- en de PVV-aanhangers zou kunnen zijn dat de laatsten extremer rechts zijn. In hoeverre dit werkelijk zo is, kan alleen door empirisch onderzoek worden vastgesteld. Al gauw zal uit dit onderzoek blijken dat alle populistische partijen tot dezelfde familie horen. De verschillen en overeenkomsten zijn alleen goed vast te stellen door bij elk individueel ‘exemplaar’ te bezien welke van de geobserveerde kenmerken van deze familie zij bezitten.
Commentatoren over Wilders of Fortuyn
Er zijn ook overeenkomsten in de commentaren die Fortuyn en Wilders van journalisten en columnisten kregen. Zo kon columnist Bas Heijne het in de zomer van 2009 niet laten zijn hevige frustratie over de ongrijpbaarheid van Wilders op de van hem bekende hyperbolische wijze te ventileren. Hij reageerde nadat hij de kranten na een korte vakantie had gelezen met de volgende ontboezemingen:
‘De man is uitgegroeid tot een nationale obsessie’ (...) ‘Geert Wilders die nu eens een paar zetels in de peilingen zakt en de volgende week weer een paar zetels stijgt, Geert Wilders die de ene week op Hitler lijkt en dan weer ineens juist helemaal niet, Geert Wilders die zijn islamhaat via zijn Indische voorouders in zijn bloed gekregen zou hebben en een dag later juist via drie maanden sinaasappels plukken in Israël.’ [18]
Je eigen aversie tegen een politicus tot een nationale obsessie verklaren, lijkt mij voor iemand die zich altijd met verve heeft verzet tegen elk vertoon van nationalisme een gotspe. Over de rug van Wilders de gevaren uit het nationaal-socialistische verleden van Nazi-Duitsland gebruiken om je afkeer van PVV onder de aandacht te brengen getuigt van weinig historisch besef. De suggestie dat Wilders, als ware hij een aanhanger van de Blut und Boden-theorie, zijn islamhaat via zijn Indische voorouders in zijn bloed zou hebben gekregen, komt voort uit een verwerpelijke vorm van denken die hier geen verdere toelichting behoeft. Om over de gevolgen van het plukken van sinaasappels in Israël maar te zwijgen. Soortgelijke kwalificaties kreeg Fortuyn ook toebedeeld.[19] Hoe zou het toch komen dat sommige ‘intellectuelen’ zich zo door emoties laten verblinden als ze het hebben over Wilders of Fortuyn?
Bas Heijne was overigens van begin af aan één van scherpste critici van de nieuwe politiek. Eerst van Leefbaar Nederland en vervolgens van de Fortuyn-revolte. Alleen in zijn column van 21 december 2002 in NRC Handelsblad, leek hij wat positiever te zijn over de nieuwe politiek:
‘Het wachten is nu op de politicus die begrijpt wat een werkelijk nieuwe politiek inhoudt: niet de politiek moet naar de burger gebracht worden, de burger moet ook naar de politiek gebracht worden.’
Maar juist op het als laatste genoemde punt is de ‘oude politiek’ in hoge mate tekort geschoten. Over dit falen van de Nederlandse democratie had hij zich beter kunnen verstaan met Couwenberg, waar die stelde:
‘Tot de Fortuyn-revolte heeft zij [de oude politiek, BS] democratie voornamelijk gereduceerd tot rege-ren ten dienste van de bevolking. En zelfs in dat opzicht is zij de afgelopen jaren pijnlijk tekort geschoten door een overmaat aan regelgeving en bureaucratie en ondermaatse prestaties in de publieke sector. Maar democratie houdt uiteraard meer in dan het recht van het volk goed geregeerd te worden. Het houdt primair zijn recht in zelf te bepalen door wie en hoe het geregeerd en bestuurd wil worden. En in dat opzicht is de Nederlandse democratie nog steeds structureel beneden de maat. Wat voor regering we krijgen en wat voor beleid, wordt nog altijd bekokstoofd in onderonsjes van partijleiders. Dat Nederland de enige democratie is waar de volkssoevereiniteit nog steeds niet in de grondwet erkend is, is een democratisch manco waar de oude politiek nog stug aan vasthoudt vanwege de door haar intens gekoesterde regententraditie waar ook politiek links zich probleemloos aan conformeert zodra zij politieke macht in handen krijgt. Dankzij de Fortuyn-revolte zien we nu een hernieuwde waardering van democratisch burgerschap in tweeërlei zin: als zelfverantwoordelijk burgerschap in de burgermaatschappij en medeverantwoordelijk burgerschap in het publieke domein. En in die laatste zin wordt de burger actief betrokken bij de politiek. Tot verbijstering van de oude politiek slaagde Fortuyn er door zijn unieke politieke stijl in een grote schare van politiek verweesd en vervreemd geraakte burgers weer politiek geïnteresseerd en betrokken te maken en hen een eigen stem te geven in onze door politieke regenten en experts gedomineerde politiek. Door zijn toedoen verdween plotsklaps als sneeuw voor de zon de veel besproken kloof tussen burger en politiek waar al jaren machteloos over geklaagd wordt.’ [20]
Couwenberg merkte, zeven jaar geleden alweer, terecht op dat door toedoen van Fortuyn de kloof tussen burger en politiek als sneeuw voor de zon is verdwenen. Maar inmiddels zijn we door het mislukken van de Fortuyn-revolte van de regen in de drup gekomen: de kloof is eerder groter dan kleiner geworden. De uitslag van het referendum in 2005 over de Europese grondwet maakte dit goed zichtbaar. En de krampachtige wijze waarop het kabinet Balkenende toen reageerde nog meer.
Andere factoren ter verklaring
Er zijn ook andere factoren aangedragen ter verklaring de kloof de burger en de politiek. Teveel om allemaal op te noemen Ik doe een greep: het vreemdelingenvraagstuk, de onveiligheidsgevoelens, algemene gevoelens van vervreemding van de eigen leefomgeving, verloedering van het woonmilieu, een gebrek aan gemeenschapszin en frustraties over de teloorgang van normen en waarden. Verklaringen dáárvoor worden op hun beurt gezocht in een veelheid van nog veel meer omvattende factoren, zoals de modernisering, de nog steeds uitdijende regelgeving in plaats van deregulering, het overmatige bureaucratisme dat de burger teistert, de globalisering en het democratische tekort in Europa. Maar het verheldert weinig als niet precies is vast te stellen in welke mate elk van deze factoren een rol speelt. Uiteindelijk hangt alles met alles samen, maar daar kun je als wetenschapper niet veel mee.
Te Velde over het populisme en democratie
Te Velde kan er ook wat van. In zijn betoog over (tegen?) het populisme stelt hij dat de democratie ‘minder dan voorheen rechtsstaat en meer dan de stem van het volk’ betekent. Een merkwaardige opvatting, want als één ding centraal staat in de democratie dan is het wel het volk, om het even in welke organisatorische of rechtsstatelijke vorm zijn invloed wordt gegoten. Dat populisme antidemocratisch is, lijkt me een contradictio in terminis. Je kunt hooguit zeggen dat democratie op verschillende tijden en/of plaatsen op andere wijze wordt gedefinieerd en/of in de praktijk gebracht. Eén daarvan is de beproefde, maar ook sterk bekritiseerde juridische en organisatorische vorm die we in Nederland al zo lang kennen. Sociologisch gezien is de wijze waarop de democratie gestalte krijgt kennelijk net zo contextueel bepaald als het menselijk gedrag. Omdat die context - soms langzaam, soms snel - altijd aan veranderingen onderhevig is, kan geen enkele vormgeving van de democratie onder elke omstandigheid adequaat zijn. Te Velde kan zijn observatie dat commentatoren en journalisten het populistische element in de democratie nu - van de weeromstuit nog wel - aanprijzen alleen maar maken, omdat hij - meer impliciet dan expliciet - uitgaat van de bestaande rechtstatelijke vormgeving van onze democratie.
‘Democratie betekent minder dan voorheen ‘rechtsstaat’ en meer ‘de stem van het volk’, zoals door Geert Wilders wordt gedemonstreerd, of misschien nog wel meer door het onvermogen van de andere partijen om op zijn populisme een goed antwoord te vinden. De gelijkstelling van populistisch en antidemocratisch is verdwenen en van de weeromstuit zijn er nu commentatoren en journalisten die het populistische element in de democratie aanprijzen’.[21]
Hij wijst dus vanuit het bekende het nieuwe of andere af. Conservatiever kan het bijna niet. Zou hij misschien een aversie hebben tegen de mogelijke implicaties van een democratie met een hoog populistisch gehalte?
Te Velde over Wilders en Fortuyn
Uit onderstaand fragment blijkt dat Te Velde Wilders niet ziet als directe navolger van Fortuyn. De verandering in de politieke cultuur die Fortuyn zo belangrijk vond, staat bij Wilders niet zo hoog in het vaandel. Beiden hebben zijns inziens grosso modo dezelfde visie op de islam en de immigratie. Dit is maar gedeeltelijk waar, want Fortuyn benaderde de problematiek veel genuanceerder en doordachter dan Wilders, gezien het al gememoreerde feit dat hij kort voor zijn dood zich zelfs voorstander betoonde van een generaal pardon.
‘Navolgers [van Fortuyn BS] dachten toen dat ze de sleutel tot succes hadden gevonden en het is duidelijk dat Fortuyn de politieke ruimte voor populistische politiek vergroot heeft. Tegelijkertijd kan men Geert Wilders niet zien als directe navolger van Fortuyn. De overeenkomst zit in de thema’s van islam en immigratie die nu voor de meeste populisten in Europa boven aan de agenda staan. Maar Fortuyn was een geheel andere verschijning, politiek veel moeilijker te duiden; ook Wilders staat tot op zekere hoogte weer op zichzelf, hij beroept zich zelden op Fortuyn.’
Dat Wilders zich zelden beroept op Fortuyn is ondertussen achterhaald. Wilders verwijst immers steeds vaker naar Fortuyn en durft zich zelfs diens ware erfgenaam te (laten) noemen. Recentelijk heeft hij zelfs als gedogende partij ook de politieke vernieuwing van Fortuyn, waar hij altijd tegen was, geaccepteerd.
Een Nederlandse populistische traditie?
Te Velde meent dat in ons land nog niet gesproken kan worden van een populistische traditie. Met een redenering die eigenlijk, al is het maar een klein beetje, het omgekeerde aantoont.
‘Bij traditie moet sprake zijn van overdracht. En die is er niet. NSB-leider Mussert verwees niet naar de socialist Troelstra, boer Koekoek niet naar Abraham Kuyper of Mussert. Oké, Pim Fortuyn verwees naar Joan Derk van der Capellen tot den Pol en zijn pamflet Aan het volk van Nederland, maar dat was meer show. En bij Wilders zijn de referenties aan Fortuyn ook nog wel heel voorzichtig. Jan Blokker wees in zijn bespreking van mijn boek in NRC Handelsblad op zo’n referentie. Wilders zou naar Fortuyn hebben verwezen als een wegbereider. Daar lijkt inderdaad een begin van een traditie te zijn, maar nog wel heel dunnetjes.’[22]
Over de rol van wetenschappers
Wetenschappers zijn het niet altijd met elkaar eens en spreken elkaar soms zelfs tegen. Dat zegt iets over de wetenschappelijke status van hun vak en is zeker niet bevorderlijk voor het imago ervan. Zo zijn er voor de bankcrisis bijna net zoveel oplossingen bedacht als er zichzelf belangrijk vindende economen zijn. Voor de oplossing van de recente problemen met de Japanse kernreactoren geldt mutatis mutandis hetzelfde. Wat hard leek, blijkt plotseling boterzacht te zijn. De media overstelpen je met de gevaren, maar over de oplossing blijf je volledig in het ongewisse. Misschien is het beter als de wetenschappers in kwestie gewoon toegeven dat dé oplossing voor dit soort complexe problemen niet bestaat. Ze zouden er goed aan doen hun drang om in het nieuws te komen beter in bedwang te houden.
De wijze waarop sommige historici of sociale wetenschappers zich uitlaten over de nieuwere partijen als de LPF en de PVV of het populisme en de democratie is niet veel beter. Desondanks is één ding de laatste jaren steeds duidelijker geworden. De kosmopolitische elites in de politiek, de media en de wetenschap blijken grotendeels onwetend te zijn over de omstandigheden waaronder hun meer lokaal of regionaal georiënteerde medeburgers leven. Onder wie ook velen die geen idee hebben wat ze aan moeten met de dreigingen van de moderne samenleving. Een samenleving waarin burgers worden geacht voor zichzelf op te komen of hun recht te zoeken als hen tekort wordt gedaan. En tegelijkertijd zich zo goed mogelijk te weer te stellen tegen de risico’s van de moderne tijd. Dat sommige ‘intellectuelen’ de burger zwak noemen, komt me vreemd voor. Het is paradoxaal omdat ze tegelijkertijd de trompet heffen voor de meer assertieve burger die zich niets zo maar laat voorschrijven.
Over de partijorganisatie als groot verschil
Er is nog een belangrijk verschil tussen Wilders partij en de LPF dat aandacht verdient. De LPF kende een democratische partijorganisatie met leden en afdelingen, terwijl Wilders als het enige partijlid een bijna dictatoriale positie bekleedt. De aanhang is rond Geert Wilders opgebouwd. De fracties in de Tweede Kamer en in de steden Den Haag en Almere profileren zichzelf als ‘stem van het volk’ tegenover de traditionele partijen. En slagen er niet in deel te nemen aan het gemeentebestuur. Bij de besprekingen over deelname aan de provinciale besturen, gaat het op een enkele uitzondering na niet veel beter. Wilders zelf prefereerde lange tijd het isolement boven de ‘oude politiek’ van compromissen sluiten en onderhandelen. Sinds het gedoogcontract met de VVD en het CDA, dat het kabinet Rutte-Verhagen mogelijk maakte, lijkt daaraan in een aantal opzichten een einde te zijn gekomen.
Overeenkomsten en verschillen op abstracter niveau
Het is nuttig de overeenkomsten en verschillen tussen Fortuyn en Wilders op een wat abstracter niveau te formuleren. Zo kan worden voorkomen dat de nadruk komt te liggen op trivialiteiten. Eerst de overeenkomsten. Beiden hebben zich opgeworpen als verdedigers van ethisch-libertaire verworvenheden en beiden delen grotendeels de neoliberale veroordeling van de verzorgingsstaat, van het poldermodel en van het corporatisme.[23] Fortuyn had zich al in 1992 opgeworpen als criticus van het corporatistische bestuur van de uitvoeringsorganen van de sociale zekerheid.[24] Beiden hebben ook bezwaren tegen het verwaarlozen van oude gemeenschapswaarden, tegen verdergaande islamisering en tegen toename van de immigratie. Beiden staan zeer afwijzend tegenover het door links gedomineerde opinieklimaat en tegen de macht van de als een homogeen en ontoegankelijk blok opererende politieke elite.
Maar er zijn wel degelijk verschillen op belangrijke punten. Zeker wat betreft het islam- en immigratiethema gaat Wilders veel verder dan Fortuyn ooit deed. Dit geldt niet alleen voor Wilders’ taalgebruik, maar ook voor zijn oplossingen zoals het verbieden van de Koran - de ‘islamitische Mein Kampf’ - , de invoering van een ‘kopvoddentaks’, maar ook voor zijn analyse van de aard van de islam en van de achtergronden van de immigratie (Eurabië, islamofascisme en Taqiyya).[25] Maar ook voor de houding tegen de Amerikaanse neoconservatieve buitenlandse politiek, waarmee Fortuyn anders dan Wilders niet zoveel op had. Bovendien stond Pim Fortuyn minder radicale remedies voor ter bestrijding van criminaliteit en terrorisme dan Geert Wilders.[26]
Tenslotte
Door handig in te spelen op de bij velen terecht of onterecht levende opvattingen over immigratie en islam, kon Wilders dit tot de inzet van verkiezingen en politieke strijd te maken. Bij de andere partijen bleven deze thema’s praktisch onberoerd. In die context was het niet zo slim om Wilders en de PVV te beschuldigen van rechts-extremisme en fascisme, zoals Pim Fortuyn ook is overkomen.[27] Ongetwijfeld heeft dit de PVV extra stemmen opgeleverd. Het is kennelijk niet een ieder gegeven de lessen uit het verleden zo te vertalen naar het heden dat ze zonder kleerscheuren toepasbaar zijn op nieuwe situaties, zoals de komst van en de omgang met nieuwe groepen immigranten.
Fortuyn heeft anders dan Wilders de aanslagen op Bali, in Madrid en in Londen, noch de moord op Van Gogh meegemaakt. We weten daarom niet wat het effect daarvan zou zijn geweest op zijn opvattingen over het islamistisch terrorisme.
Het is uiterst onwaarschijnlijk dat Fortuyn zo’n sterke ommezwaai zou hebben gemaakt op sociaaleconomisch gebied als Wilders. Het economisch neoliberalisme is immers voor Fortuyn altijd een belangrijk uitgangspunt gebleven, terwijl Wilders juist op dit beleidsterrein is gaan schuiven. Dit doet vermoeden dat zijn economisch neoliberalisme gaandeweg ondergeschikt is geraakt aan zijn angst voor verdere islamisering.[28] Fortuyn is dan ook veel moeilijker dan Wilders te plaatsen in ‘de familie van nationaal-populisten’: de meeste bestuurskundigen en politicologen beschouwen hem vooral als een liberale populist.[29]
Fortuyn had vijftien jaar geleden al een duidelijk standpunt over de integratie- en immigratieproblematiek dat veel aandacht trok. Maar Wilders was goed op de hoogte van het artikel dat Bolkestein al op 12 september 1991 had gepubliceerd over de gebrekkige integratie van minderheden. Bolkestein heft het stuk door Wilders laten lezen omdat hij ‘enige ervaring had met het Midden-Oosten’.[30]
Veel kiezers hebben waarschijnlijk op Fortuyn gestemd, omdat ze zelf net zo dachten als hij. Maar ook de aandacht die journalisten en wetenschappers besteedden aan zijn bijzondere opvattingen en probleemaanpak heeft daaraan bijgedragen. Niemand werden in de korte tijd dat hij politiek actief was zoveel media-optredens gegund.
Wilders heeft een andere strategie. Zelf treedt hij in tegenstelling tot enkele fractieleden nauwelijks persoonlijke op in de media. Hij krijgt veel media-aandacht door zijn forse non-parlementaire uitlatingen in de Tweede Kamer en zijn scherpe one-liners. Het lopende proces tegen hem heeft hem geen windeieren gelegd, omdat het niet nadelig is geweest voor de PVV-uitslagen van de Provinciale verkiezingen, ook al was de betrekkelijk lage opkomst nadelig.
Een niet onbelangrijk verschil is ook, dat Fortuyn anders dan Wilders de immigratie slechts voorlopig wilde stoppen. En dat hij alle Nederlanders, ongeacht waar ze vandaan kwamen als volwaardige burgers beschouwde. Criminele Marokkanen vond hij ons probleem en hij was zoals al werd geconstateerd vóór een generaal pardon.[31] Terwijl Wilders niet alleen voorstander is van een immigratiestop voor mensen uit moslimlanden; maar ook pleit voor ‘denaturalisatie van islamitische criminelen.
Een niet onbelangrijke vraag is ook of Fortuyn de kiezers aansprak om andere redenen dan Wilders. Had het bij Fortuyn meer dan bij Wilders te maken met het vertrouwen in zijn persoon? Of juist niet? Kwam het bij Pim Fortuyn doordat hij meningen vertolkte die toen gezien de context van de recente islamistische aanslagen veel (zwevende) kiezers aanspraken. Uit onderzoek blijkt dat allerlei urgente sociaal-economische kwesties, de bestuurlijke vernieuwing en de problemen in het onderwijs en de zorg niet zo sterk onder kiezers leefden.
De visie van de socioloog Fortuyn op onze samenleving en de politiek was natuurlijk veel verder ontwikkeld dan die van Wilders. Het is hier niet de plaats de nog steeds uitdijende literatuur over de discussies over vent (vorm) of inhoud te bespreken.
Alleen ‘zichzelf links noemde’ politici en wetenschappers pijnigen zich met onderstaande vraag.
‘Hoe kan het dat in respectabele democratieën populisten soms zoveel stemmen trekken? Of: hoe bestaat het dat veel traditionele PvdA-stemmers en zelfs een deel van het SP-electoraat op nota bene een dode Fortuyn stemmen?’[32]
Het vertrouwen dat kiezers stellen in de persoon wordt kennelijk belangrijker geacht om het stemgedrag van zelfs PvdA- en SP-aanhangers te verklaren dan de politieke standpunten. Een andere hypothese is dat de kiezers op protestpartijen stemmen op grond van de politieke (links-rechts) overeenkomst met dergelijke partijen. Dit zou ook opgaan voor de LPF vanwege de al dan niet vermeende overeenkomsten tussen rechts-populistische partijen en fascistische stromingen uit het Interbellum. Maar, ‘geëmancipeerde burgers voelen minder sterke groepsloyaliteiten en maken hun keuzes meer dan voorheen op basis van persoonlijke afwegingen, hetgeen ontegenzeggelijk leidt tot grotere schommelingen in verkiezingsuitslagen’[33] En Franklin heeft aangetoond dat met de afname van de effecten van sociaalstructurele factoren, zoals sociale klasse en religie, inhoudelijke overwegingen belangrijker zijn geworden bij de keuze voor een bepaalde partij.[34] Maar dan moet er wel een ideologische trigger zijn die kiezers aantrekt.
Volgens Pels steken intellectuelen noga al eens over van de ‘linkse’ naar de ‘rechtse’ kant van het politieke spectrum. Daardoor zijn ze in staat onverwachte ideologische combinaties te beproeven.[35] Maar voor Wilders is dit niet van toepassing. Hij is nu eenmaal geen intellectueel die ooit links was. Terwijl Fortuyn aanvankelijk net als bijna alle sociologen van zijn generatie links georiënteerd was, is hij later eclectisch vanuit verschillende benaderingen gaan denken en werken. Wat het eclecticisme betreft onderscheidt hij zich niet of nauwelijks van andere sociologen die op zoek zijn naar de beste theorie om onderzochte sociale verschijnselen te verklaren.
Pels noemt mirabele dictu als voorbeelden van ‘overstekers’ Oscar Wilde, Georges Sorel, Benito Mussolini en Hendrik de Man. Sorel was een soort inspirator van zowel fascisten als marxisten en keurde het gebruik van geweld niet af. De Man was ooit marxist, kende het werk van alle Marx-kenners uit zijn tijd en vertaalde socialistische literatuur uit het Frans en het Duits. Deze figuren, die volgens Pels net als Fortuyn behoren tot de ‘politieke bohème’, laten zien hoe dicht links en rechts bij elkaar zitten. Mijn probleem hiermee is personen uit verschillende periodes en met zulke grote verschillen wat betreft opvoeding, opleiding, cultuur en oriëntatie bij elkaar op een lijn worden geplaatst. Om maar te zwijgen van het legitimeren van geweldstoepassing waarvan Fortuyn niets moest hebben. De vergelijking doet daarom nogal geforceerd aan. Het zijn natuurlijk wel allemaal mannen en Europeanen, maar dat zegt niet zoveel.
* Prof. Bert Snel em. hoogleraar is sociologie, criminologie en gedragskunde
[1] Zie Meindert Fennema (2010) Geert Wilders: Tovenaarsleerling. Amsterdam: Bert Bakker, p. 55. Ook het citaat van wat Wilders zei bij Barend & Van Dorp is bij Fennema te vinden.
[2] Te noemen zijn in dit verband: W.S.P.Fortuyn, W.S.P. (1991) Een toekomst zonder ambtenaren. Oratie Erasmus Universiteit Rotterdam. Albeda leerstoel. Den Haag: CAOP/SDU Juridische & Fiscale Uitgeverij; W.S.P. Fortuyn, (1992) Aan het volk van Nederland: de contractmaatschappij, een politiek-economische zedenschets. Amsterdam: Contact; PimFortuyn (1994) Het zakenkabinet Fortuyn. Utrecht: Bruna; Pim Fortuyn, (1995) Uw Baan Staat Op De Tocht! De Overlegeconomie voorbij. Afscheidsrede Erasmus Universiteit Rotterdam. Utrecht: Bruna; Pim Fortuyn, (1995) Beklemmend Nederland. Utrecht: Bruna.
[3] De Volkskrant, 22 oktober 1999, ‘Hard blaffen en niet bijten’ (E. de Boer en J. Hoedeman); De Telegraaf, 13 maart 1999 ‘De blonde engel kiest de aanval’ (A. de Jong); Rotterdams Dagblad, 21 juni 2001,‘VVD’er Wilders schopt iedereen naar zich toe’ (H. van Soest).
[4] De Volkskrant, 15 februari 2001. ‘Stop de vakbondsmacht’.
[5] K. Vossen (2010) ‘Van Bolkestein via Bush naar Bat Ye’or. De ideologische ontwikkeling van Geert Wilders.’ http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jb-dnpp/jb08/KoenVossenartikelJB2008.pdf. [Gelezen op 1 september 2010].
[6] Adviescommissie Arbeidsongeschiktheid (2001) Werk maken van arbeidsgeschiktheid.
[7] W. S. P. Fortuyn (2001) De verweesde samenleving in het informatietijdperk. De grote PIM FORTUYN omnibus.(z.p.) Speakers Academy uitgeverij, hoofdstuk II.
[8] Column Pim Fortuyn 27 november 1999 ‘Bemoeial overheid.’ In: Pim Fortuyn (2002) A hell of a Job, De verzamelde columns. Rotterdam: Speakers Academy, pp. 594-596.
[9] Column Pim Fortuyn 4 december 1999 ‘Stop het poldermodel.’ In: Pim Fortuyn, o.c., pp. 596-598.
[10] Column Pim Fortuyn 25 december 1999 ‘Geestesziek landje.’ In: Pim Fortuyn, o.c., pp. 602-603.
[11] Column Pim Fortuyn 19 februari 1994 ‘Verzorgingstaat rijp voor de sloop.’ In: Pim Fortuyn, o.c., pp. 22-24.
[12] Pim Fortuyn Telegraafcolumns 13 november 2001: ‘UWV en WAO’, 21 januari, 2002: ‘WAO’ en 4 maart 2002: ‘Premier Kok waarschuwt land voor Fortuyn’. Gebundeld in At Your Service. De laatste 32 columns. Voorts: Column Pim Fortuyn 26 augustus 2000, ‘Schaf de WAO af’, In: Pim Fortuyn, o.c. (2002) pp. 673-675.
[13] Zie mijn nog te verschijnen De een z’n dood is de ander z’n brood. Amsterdam: UVP.
[14] Hans Jansen en Bert Snel, red. (2009), Eindstrijd. Amsterdam: UVP. Op donderdag 2 april 2009 nam Mark Rutte in de Vrijdenkersruimte op het Binnenhof het eerste exemplaar van Eindstrijd in ontvangst. Het door Wilders verspreide boek is: Sam Solomon and E Al Maqdisi Al-Hijra, (2009) The Islamic Doctrine of Immigration, Accepting Freedom or Imposing Islam? Het boek is inmiddels in het Nederlands uitgegeven door de uitgeverij van Vlaams belang, Egmont, met een voorwoord van Filip Dewinter, onder de titel: Al-Hijra: immigratie als paard van Troje van de islam.
[15] Zie: http://www.arabistjansen.nl/Arabist/Nieuweart.html. Gelezen op 15 november 2010.
[16] G. Ionescu & E. Gellner (1969) (red.) Populism: Its Meanings and National Characteristics. Londen: Weifenfeld.
[17] De Politieke Vereniging ‘Lijst Pim Fortuyn is als organisatie niet ten onder gegaan aan het gebrek aan ideeën. Ook on-ervarenheid of een gebrek aan persoonlijke kwaliteiten waren niet doorslaggevend. Vergeleken met de andere partijen, zaten er bij de Partij LPF minstens evenveel mensen die slimmer waren dan anderen. Het ging in de eerste twee jaren vooral om een diepgaand meningsverschil over de rol van de partij en het partijvoorzitterschap. Aar dit stond in geen verhouding tot de onbesuisde gebeurtenissen bij de fractie. Ook de rol van de media heeft veel bijgedragen tot het slechte imago van fractie en partij. Dat daarbij vaak onwaarheden en soms zelfs laster werd gedebiteerd leek niemand in medialand te deren. Maar de indruk dat er bij de partij altijd ruzie was, werd ook gevoed door het onbesuisde optreden van lokale en provinciale bestuurders of volksvertegenwoordigers. Ze vreesden te worden weggestemd op het partijcongres. Of ze waren ongeduldig over het uitblijven van formele procedures waarvan ze verwachtten daardoor zelf meer macht te krijgen. De pogingen om dan maar via de media het eigen gelijk te halen deden de reputatie van de partij geen goed. Een aantal van hen sloot zich aan bij een andere partij of begon een eigen lijst, hoewel ze met steun van de partijkas waren gekozen, De landelijke bestuurders beschouwden dit als verraad. Hoe dit ook zij, steeds opnieuw werd de indruk bevestigde dat het bij de LPF een zootje was.
[18] Column Bas Heijne, ‘Pulp’, NRC Handelsblad, 5 september 2009. Geciteerd door Vossen, 2010. Dat doet wel de vraag rijzen welke kranten Heijne citeert. Zijn selectie zegt natuurlijk ook iets over zijn eigen preoccupaties.
[19] Zie uitvoeriger daarover mijn De een z’n dood is de ander zijn brood.
[20] Couwenberg, S.W. (2004)‘Betekenis en vruchten van de Fortuyn-revolte’. In: De Vernieuwing, 1, pp. 37-38.
[21] P. van Os, P. (2010) ‘Zonder Tweede Kamer is Geert Wilders niets.’ Interview met Henk te Velde. In: NRC Handelsblad Boeken, 13 augustus, p. 6-7.
[22] NRC Handelsblad Boeken, 13 augustus 2010, pp. 6-7. (interview met Te Velde. Ik constateer dat Te Velde vergeleken met Piet de Rooy de betekenis van Fortuyn op dit punt meer bagatelliseert. Zie: P. de Rooy, Groot gelijk Drie pleidooien Aan het volk van Nederland. Rede ter gelegenheid van de 372ste Dies Natalis van de Universiteit van Amsterdam op 8 januari 2004. Amsterdam: Vossius Pers UvA.
[23] Vossen, o.c. Zie hierover ook Fennema, o.c. pp. 14-16 Wilders deed volgens Fennema voor Bolkestein veel voorwerk voor diens artikel van 26 oktober 1991 in Het Financieele Dagblad.
[24] Zie: W.S.P. Fortuyn (1992) Aan het volk van Nederland: de contractmaatschappij, een politiek-economische zedenschets. Amsterdam: Contact.
[25] Vossen, o.c. Het leerstuk van de Taqiyya staat moslims toe om hun geloof te verbergen of te loochenen als ze bedreigd of vervolgd worden
[26] Zie: Fortuyn, 2002, pp. 201-205.
[27] In De een z’n dood is de ander z’n brood is een overzicht van de talloze demoniseringen van Pim Fortuyn aan te treffen.
[28] Vossen, o.c.
[29] Zie hiervoor bijvoorbeeld de Duitse dissertatie van G. Reuter. (2009) Rechtspopulismus in Belgien und den Niederlanden. Un-terschiede im iederländischsprachigen Raum. Wiesbaden:VS Verlag en de daarin aangehaalde (internationale) literatuur.
[30] Fennema, o.c., p. 16.
[31] Een maand voor de verkiezingen in 2002 verbaasde Pim Fortuyn vriend en vijand met de opzienbarende uitspraak dat de 26.000 asielzoekers die onder de oude vreemdelingenwet in een uitzichtloze procedure verwikkeld waren geraakt, wat hem betreft konden rekenen op een algemeen pardon. Fortuyn voorzag een eindeloos getouwtrek. Daar wilde hij liever niet aan beginnen. Hij koos voor de strenge aanpak van nieuwkomers (wat hem betreft ging de grens zelfs helemaal dicht), maar voor mensen die hier al min of meer waren ingeburgerd was hij royaal. Bron: Trouw. Zie: http://www.trouw.nl/krantenarchief/2006/07/15/2296255/Rechter_bewijst_met_terugwerkende_kracht_het_gelijk_van_Fortuyn.html.
[32] L. Heuts (2003) ‘Fortuyn democratiseerde het Führer-principe.’ In: Filosofie Magazine, 12/8, 20-23, waar hij Pels aan het woord laat.
[33] Zie hierover: W. van der Brug (2007) Crisis van de partijendemocratie? Oratie Universiteit van Amsterdam.
[34] Van der Brug verwijst naar: M. Franklin (1992) ‘The decline of cleavage politics’, in: M. Franklin, T. Mackie & H.
Valen (eds.), Electoral Change. Responses to evolving social and attitudinal structures in Westerncountries. Cambridge: Cambridge University Press
[35] Dick Pels (2003) De geest van Pim. Het gedachtegoed van ene politieke dandy. Amsterdam: Anthos. Zie ook: Dick Pels (2003) ‘Pim Fortuyn en de demonisering van het fascisme.’ In: Krisis, 2, 7-26.