Tocqueville als brug tussen traditie en moderniteit

Civis Mundi Digitaal #7

door Wim Couwenberg

Tocqueville als brug tussen traditie en moderniteit

Wim Couwenberg

 

Bespreking van: Michael Hereth, Tocqueville. Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2011

 

De Franse politieke denker Tocqueville trekt nog onverminderd de aandacht. En dat is begrijpelijk. Want als men de ontwikkeling en problematiek van de moderniteit als nieuw beschavingstype begrijpen wil, dan kan men niet om deze trait-d’union tussen het ancien régime en de moderniteit heen. Voortkomend uit een oud Frans adellijk geslacht behoorde hij tot die aristocraten die zich niet bleven vastbijten in een hardnekkig verzet tegen de opmars van dit nieuwe beschavingstype met verwijzing naar de talrijke ontsporingen die daarmee gepaard gingen, althans in Europa. In Amerika voltrok dat proces zich met veel minder revolutionair geweld dankzij de spoedige verankering van de nieuwe beschavingsprincipes van de moderniteit in een breed aanvaarde constitutie, te weten de grondwet van 1789, die die beginselen meteen tot uitgangspunt maakte van nieuwe staatsvorming op het Amerikaanse continent en de verdere constitutionele ontwikkeling ervan tot in onze tijd gereguleerd heeft.

 

Tocqueville als Franse exponent van dynamisch conservatisme

In Frankrijk werd het verzet tegen die nieuwe beschavingsprincipes gevoerd en geleid door de zogenaamde legitimisten. Die verdedigden stug en compromisloos de legitimiteit van de premoderne orde van het ancien regime met als bekende intellectuele woordvoerders traditionalisten als J. de Maistre, L. de Bonald en Chateaubriand. Die bleven kritiekloos de idee van de traditionele monarchie van voorheen verkondigen als de meest natuurlijke regeringsvorm en zijn zodoende bekend geworden als de geestelijke vaders van het Europese conservatisme in de meest strikte zin des woords.

Maar tijdens de Franse Revolutie ontwikkelde zich al een dynamische variant van het Europese conservatisme, vertolkt door de Britse politieke denker Edmund Burke, die open stond voor maatschappelijke en politieke veranderingsprocessen als de loop van de geschiedenis daartoe noopt. En Tocqueville was in Frankrijk een markante vertegenwoordiger van dat dynamische conservatisme zoals in dit boek heel goed uit de doeken wordt gedaan. Hij toonde zich bereid de opkomst en ontwikkeling van de nieuwe beschavingsprincipes van de moderniteit, i.h.b. vrijheid en gelijkheid te aanvaarden als de uitkomst van veranderde machtsverhoudingen, maar wel onder het voorbehoud van de nodige kritiek op de wijze waarop die principes tot gelding werden gebracht en met oog op de negatieve dialectiek ervan, die later ook door linkse denkers als Adorno en Horkheimer uiteengezet is in hun bekende boek Dialektik der Aufklӓrung (1947).

 

Bekommernis over uitwerking revolutionaire gelijkheidsidee

In de bekommernis van Tocqueville stond vooral de uitwerking van de revolutionaire gelijkheidsidee centraal. Aanhangers daarvan stelden het discriminatiebeginsel van het ancien regime op radicale wijze ter discussie en bestreden dat in de eerste plaats door zich in te zetten voor afschaffing van alle vormen van standsongelijkheid en daar tegenover de ontwikkeling van een nieuwe politieke samenleving van gelijke burgers te propageren. En sindsdien heeft die idee zich ontpopt als het meest explosieve beschavingsprincipe van de moderniteit. Tocqueville spitst zijn bekommernis in het bijzonder toe op de dominantie van dat gelijkheidsbeginsel, met name op het gevaar van toenemende uniformiteit, de tendens naar steeds meer middelmatigheid en de terreur van de meerderheid. Hij anticipeert hiermee onder andere al op het massificatieproces dat door de Spaanse filosoof Ortega y Gasset op klassieke wijze vertolkt is in zijn bekende boek Opstand der horden, maar ook op de ontwikkeling van het populisme in negatieve zin[1], de opkomst namelijk van politici die hun politieke meningen kritiekloos aanpassen aan de voorkeuren van de kiezersmassa in plaats van te streven naar een politieke stellingname die gebaseerd is op een eigen doordachte visie op de problemen en uitdagingen van hun tijd.

De gespannen relatie tussen de tegelijk geproclameerde revolutionaire ideeën van vrijheid en gelijkheid en de daarmee samenhangende problematiek vinden in het werk van Tocqueville een klassieke vertolking. In het bekende werk van de Amerikaanse rechtsfilosoof John Rawls, A theory of justice (1972), waarvan in 2006 bij Lemniscaat een uitstekende vertaling verschenen is,[2] is de spanning tussen beide revolutionaire ideeën op originele, zij het in een bepaald opzicht omstreden wijze overbrugd.

In onze tijd hebben we te maken met een nieuwe expressie van die gespannen relatie. Na de liberale triomf in de Koude Oorlog is het in westers-liberale kring de bedoeling de hele wereld te laten delen in de verworvenheden van de liberale cultuur door globalisering van het liberale geestesgoed. Nu de sociaal-democratie haar vooruitgangspotentieel uitgeput heeft, ziet de liberale Duits-Britse socioloog R. Dahrendorf[3]een nieuw liberaal tijdperk in het verschiet met drastische uitbreiding van de levenskansen van zoveel mogelijk mensen in nationaal en mondiaal verband. Er is geen echte vrijheid, zolang er geen vrijheid is voor allen, vindt hij met de grote Duitse filosoof Kant. Of het ecologische draagvlak van onze planeet een globalisering van die westers-liberale levensstijl en verworvenheden verdragen kan is een nieuw probleem dat de realisering van de gelijkheidsidee oproept. Door de proclamatie van duurzame ontwikkeling als liberale opdracht van deze tijd tracht men daarop een passend antwoord te vinden.

Met dit boek heeft Lemniscaat een mooie uitgave toegevoegd aan zijn serie Kopstukken filosofie

 


[1] Zie voor het onderscheid populisme in positieve en negatieve zin Wim Couwenberg Moderniteit als nieuw beschavingstype, Civis Mundi Jaarboek 2009, pp 201-203

[2] Zie John Rawls, een theorie van rechtvaardigheid, Lemnistcaat 2006

[3] Zie R. Dahrendorf, Der moderne Konflikt, 1992; idem, Die Krisen der Demokratie, 2002. Zie ook R. Pieterman, Ralph Dahrendorf, over de Constitution of Liberty: de analytische kracht van een constistent paradigma, Recht en Kritiek, 4, ’91