Civis Mundi Digitaal #8
Wim Couwenberg
Achteraf bezien, is het opvallend dat zoveel beleidsmakers in de jaren ’90 aanvankelijk bleven denken dat de buitenlandse en binnenlandse politiek ongeveer langs dezelfde lijnen als vóór 1990 konden worden voortgezet. Zo’n vertraagde aanpassing aan een veranderde wereldsituatie is een bekend gevolg van de neiging van de heersende publieke opinie teveel achter politieke en maatschappelijke ontwikkelingen aan te lopen. Dat gebeurde nu opnieuw. Zo bleef men in de buitenlandse politiek nog geruime tijd denken langs dezelfde lijnen als vóór 1990. Als gevolg daarvan hebben krijgsmacht en inlichtingendiensten zich slechts moeizaam kunnen losmaken van de politiek- en militair-strategische concepten van de Koude Oorlog.
Retrogressie in binnenlandse politiek
In de binnenlandse politiek komt die vertraagde aanpassing vooral tot uiting in de wijze waarop opvattingen en denkwijzen uit de tijd van de ideologische strijd over de grondslagen van de moderniteit blijven doorwerken. Zo blijft men in de heersende politieke verhoudingen nog steeds overwegend denken in termen van primair ideologisch gekleurde politieke verhoudingen uit die tijd en daarmee samenhangende scheidslijnen. We zien dat op saillante wijze in een land als Nederland[1]. Daar leeft nog een politiek bestel voort, waarvan de houdbaarheidsdatum allang verstreken is. In de politiek-culturele revolte van de jaren ’60 is dat al aan de orde gesteld en is een aantal politieke alternatieven aangereikt tot aanpassing ervan aan sterk veranderende omstandigheden. Nadien is dat nader uitgewerkt door staats- en andere commissies en in een brede stroom van publicaties. Maar al die politieke ijver heeft praktisch niets opgeleverd.
Terwijl de samenleving waarin de politiek ligt ingebed de laatste halve eeuw grondig veranderd is evenals de mentaliteit, is de Nederlandse politiek er derhalve nauwelijks in geslaagd de politieke cultuur en structuur daaraan op effectieve wijze aan te passen. Dat verkiezingen hier nog steeds geen echte verkiezingen zijn, maar stemmingen, officiële opiniepeilingen, want zonder duidelijke effecten op regeringsvorming en regeringsbeleid, is een politieke praktijk die al ettelijke malen gehekeld is als een belangrijk democratisch tekort en bron van politieke onvrede. "We stemmen wel. Maar wij kiezen niet. Dat kan niet. We stemmen op een partij, maar we hebben volstrekt geen idee wat voor effect dat hebben zal op toekomstig beleid," erkende in 1964 al J.A.H. Bruins Slot, jarenlang fractievoorzitter van de ARP in de Tweede Kamer.[2] En dat is nog steeds zo.
De politieke onzekerheid en instabiliteit van deze tijd is de prijs die kleeft aan die politieke onmacht van de gevestigde politiek. Dat heeft te maken met het conservatisme van gevestigde belangen, denkpatronen en structuren dat dwars door alle partijen van rechts naar links heen loopt. Voor politiek-bestuurlijke vernieuwing, zo blijkt, staan partijen alleen open voor zover zij daar op een of andere manier belang bij hebben. In dit verband heb ik eerder gewezen op de "tolerance of maladministration", het dulden van slecht of gebrekkig functionerende structuren uit angst voor het ongewisse van veranderingen daarin. Ondanks progressieve pretenties of althans de pretentie niet conservatief te zijn zijn politici die deel uitmaken van de gevestigde orde geneigd zolang mogelijk vast te houden aan vertrouwd geraakte structuren, hoe problematisch die in de praktijk ook geworden zijn. Hoewel Civis Mundi van linkse zijde sinds de jaren ’60 als een conservatief tijdschrift bestempeld is en daarmee van een rechtse kleur is voorzien, is dit tijdschrift veel beter met zijn sterk veranderende tijd meegegaan dan menigeen die zich sinds de jaren ’60 trots presenteerde als deel van een progressieve voorhoede.
[1] Zie D. Th. Kuiper, M. Brinkman en A.P.N. Lucardie, Politiek Driestromenland, 1993
[2] J.A.H. Bruins Slot, Emancipatie en integratie, AR Staatkunde, oktober 1964. Zie voorts Bieden verkiezingen een relevantie keuze?, Civis Mundi 1, 1994.