Civis Mundi Digitaal #8
Wim Couwenberg
De internationale boekenbeurs in China
Op de internationale boekenbeurs in Peking was Nederland gastland. Vandaar dat het een grote delegatie van Nederlandse schrijvers, uitgevers en andere cultuurdragers naar die beurs heeft afgevaardigd. Amnesty International heeft dat aangegrepen om die delegatie op te roepen openlijk te protesteren tegen de repressie van elementaire vrijheidsrechten in China op die beurs waar kritische Chinese auteurs niet werden toegelaten. Die oproep is volstrekt genegeerd. Laten we eens ophouden met altijd dat Nederlandse morele vingertje op te steken, verweerde zich bekende Nederlandse schrijvers. Het is zo dom en kortzichtig. Je weet dat daarmee culturele contacten meteen op slot gaan. NRC Handelsblad toonde in een hoofdartikel begrip voor deze houding. De belangen van de koopman wegen in dit geval zwaarder dan de gewetensbezwaren van de dominee. Boycot of geen boycot, het maakt welbeschouwd geen verschil, aldus de opinie van dit blad. Dat wekte weer ergernis onder lezers van die krant. Die toonden zich op hun beurt geschokt, onthutst en weer een illusie armer. Al komen Nederlandse schrijvers naar China met de beste bedoelingen, Chinese dissidenten lijden juist onder zo’n officieel en protestloos bezoek. Zij worden nog meer geïsoleerd, betoogde als reactie op die discussie Yu Zhang, secretaris van het "Writers in Prison Commitee" van het onafhankelijke Chinese PEN Centrum in juist genoemde krant.[1]
Anti-apartheidsstrijd ter illustratie
Het is een kwestie die telkens weer opduikt als een land zich schuldig maakt aan ernstige schending van mensenrechten. Het herinnert mij aan de felle discussies die indertijd in de Koude Oorlog en tijdens de anti-apartheidsstrijd hierover gevoerd zijn en waarbij dit tijdschrift nauw betrokken is geweest. Ik beperk mij hier nu tot laatst genoemde conflictsituatie die met nog meer emotionele opwinding gepaard is gegaan. De radicale anti-apartheidsbeweging stipuleerde zoals bekend behalve economische ook culturele sancties om het apartheidsbewind in Afrika volledig te isoleren. Dit standpunt werd bestreden door aanhangers van een meer genuanceerde bestrijding van de apartheidspolitiek. Die zagen namelijk geen heil in een radicale isolering van Zuid-Afrika. Die politiek, zo stelden zij, was juist het gevolg van het culturele en politieke isolement, waarin dit land lange tijd had verkeerd waardoor het een intern-koloniale machtsstructuur in stand hield die niet meer paste in een gedekoloniseerde wereld, waarin het non-discriminatiebeginsel internationale erkenning had gekregen. Om die reden werd van die zijde geijverd voor een genuanceerde bestrijding, t.w.: een krachtige externe druk om het interne politieke verzet te breken tegen het hervormingsproces dat in de jaren ’80 langzamerhand op gang kwam zonder dit land tezeer te isoleren en de economische ontwikkeling en daarmee de werkgelegenheid van de grote zwarte meerderheid der bevolking onnodig te schaden. De sportboycot werd daarentegen wel gesteund, maar niet een totale culturele boycot.
In die discussie zagen we opnieuw een botsing tussen twee types van politieke ethiek:
- een gezindheidsethiek die de zuiverheid van intentie centraal stelt, de goede bedoelingen achter politiek handelen en weinig oog heeft voor de effecten van dat handelen;
- en een doel-gerichte ethiek van de verantwoordelijkheid die primair geïnteresseerd is in de gevolgen, de resultaten van dat handelen.
Er was in de westerse wereld een brede consensus over de verwerpelijkheid van het apartheidssysteem. De discussie ging veelal alleen over de vraag hoe de afschaffing ervan het meest doeltreffend bewerkstelligd kon worden en wat er voor in de plaats moest komen. Moeten we de interne apartheid in Zuid-Afrika beantwoorden met een externe politiek van apartheid of valt er meer resultaat te verwachten van een politiek die de hervormingsgezinde krachten steunt door een genuanceerde benadering als juist genoemd? Over deze beleidsvraag was jarenlang vanwege de sterkte emoties die hierbij in het geding waren geen zakelijke discussie mogelijk.
Ethisch toetsingskader
Wie een genuanceerde bestrijding van de apartheid voorstond en om die reden een volledige isolering van Zuid-Afrika afwees, trof al gauw het lot verdacht gemaakt te worden als aanhanger van de apartheid. Dat overkwam bijvoorbeeld ook bekende schrijver W.F. Hermans die om culturele redenen Zuid-Afrika bezocht, wat hem hoogst kwalijk genomen werd. Naar aanleiding van deze controverse is aan de ethische aspecten van het sanctiewapen een verhelderende studie gewijd door ds. R.J. Bakker die daarop in Leiden is gepromoveerd. Hij ging daarbij uit van de criteria van de oude leer van de rechtvaardige oorlog als ethisch toetsingskader.[2] Zo’n toetsingskader was al eerder geformuleerd in de regeringsnota De Rechten van de Mens in het buitenlands beleid van 1979. Die nota noemt een drietal criteria waaraan een verantwoord sanctiebeleid behoort te voldoen, te weten objectiviteit (ter voorkoming van een selectief beleid), effectiviteit en proportionaliteit (het pressiemiddel dient in een redelijke verhouding te staan tot de mate waarin elementaire mensenrechten geschonden worden en geen onevenredige schade toe te brengen aan bepaalde belangen van het eigen land of die van het land in kwestie, met name die van de daar levende burgerbevolking).
Aan de hand van die criteria valt op de indertijd zo fel bepleite economische en culturele sancties tegen het Zuid-Afrikaanse apartheidsbewind heel wat aan te merken, zoals ik eerder al in het licht gesteld heb.[3] De toepassing ervan bood een nieuwe bevestiging van de sociologische waarneming van de onbedoelde en averechtse effecten van wat met beleidsmaatregelen beoogd wordt. Zo hebben de economische sancties een averechts effect gehad in deze zin dat terwijl er in de jaren ‘70 een trend was naar een meer gelijke inkomensverdeling, de inkomenspositie van de zwarte bevolking daardoor juist weer verslechterd is[4]; de culturele sancties in deze zin dat de culturele betrekkingen van Nederland met Zuid-Afrika daardoor ernstig verzwakt geraakt zijn. Als gevolg van de opzegging van het culturele verdrag in 1981 is in Zuid-Afrika een lacune in de kennis van de Nederlandse taal en cultuur ontstaan, die nadien niet meer ongedaan te maken viel. Onze Nederlandse bronnen droogden als gevolg van die opzegging steeds meer op, aldus de Zuid-Afrikaanse hoogleraar Afrikaans en Nederlands H. Roos. Wel heeft Vlaanderen die lacune enigszins opgevuld. Het inhaalprogramma dat de Nederlandse Taalunie in 1994 startte, typeerde Roos als een redden-wat-te-redden-valt programma.
Een uitzondering dient gemaakt te worden voor de sportboycot. Dat was namelijk een doeltreffend pressiemiddel om niet-raciale sportbeoefening te ondersteunen en daarmee het interne verzet tegen het hervormingsproces te ondergraven zonder dat de zwarte bevolking daarvan schade ondervond, zoals wel het geval was bij de economische sancties. Die boycot heeft er toe geleid dat raciale segregatie in de sport spoedig grotendeels opgeheven werd. De praktijk van sportboycots in het algemeen leert overigens dat ze op heel opportunistische wijze worden toegepast zoals dat met veel boycots het geval is, en daardoor aan geloofwaardigheid inboeten.[5]
Birma-problematiek
De ethische aspecten van het sanctiewapen zijn ook weer aan de orde gekomen in andere gevallen van ernstige schending van elementaire mensenrechten o.a. in de discussie over VN-sancties tegen Iran in verband met de nucleaire ambities van dit land. Ook hier was de vraag in het geding hoe te voorkomen dat die sancties meer de bevolking treffen dan het heersende regime. In de discussie in 2007 over sancties tegen het militaire regime in Birma is opnieuw gewaarschuwd tegen het eenzijdig hanteren van het sanctiewapen. Dat versterkt het regime alleen maar in zijn isolement en bunkermentaliteit. Het stimuleren van een meer open economie is veel effectiever.[6] Het sanctiewapen tegen Birma wordt van westerse zijde (de VS en de EU) niettemin in stand gehouden.
Sinds de verkiezingen van november 2010 is er een burgerregering gekomen in plaats van de militaire junta. Die heeft na bezoek van de speciale VN-rapporteur mensenrechten een mensenrechtencommissie ingesteld om mensenrechtenschendingen in Birma te onderzoeken. Het nieuwe bewind in Birma stelt zich ook verzoeningsgezind op tegen ballingen die willen terugkeren en moedigt die terugkeer aan. Zij zoekt toenadering tot de oppositie, onder andere door de aankondiging dat 6.359 gevangenen, waaronder 207 politieke gevangenen, amnestie verleend wordt. Opmerkelijk is voorts dat werknemers het recht krijgen buiten het regime om vakbonden op te richten en in bepaalde gevallen te staken. Ook de censuur van overheidswege wordt versoepeld. Er wordt in dit verband al gesproken van een Birmese Lente. Is dit niet voorbarig? Duidt dit slechts op een charmeoffensief of is er toch meer aan de hand?[7] De oppositie vindt het aantal vrijgelaten politieke gevangenen veel te laag evenals de VN, de VS en de EU. Vandaar dat verlichting van economische sancties nog niet aan de orde is. In westerse ogen blijft Birma vooralsnog het zwarte schaap van Azië.
Maar feit is helaas dat die westerse sancties het gewenste effect missen. China en andere Aziatische landen verschaffen Birma namelijk de nodige economische en politieke steun. Vooral Chinese bedrijven vullen het gat op dat is ontstaan door de afwezigheid van westerse investeringen. China werpt zich niet alleen op als financiële steunpilaar van Birma, maar steunt het Birmese bewind ook in politiek opzicht, als het in de VN en andere internationale fora onder druk gezet wordt wegens mensenrechten schendingen. Birma wordt zodoende steeds meer binnen de invloedsfeer van China getrokken. Gegeven effectiviteit als een van de criteria van het ethische toetsingskader, rijst de vraag of wel zo rigide vastgehouden moet worden aan dat sanctiewapen.[8]
Meer pragmatisch dan principieel mensenrechtenbeleid
Een van de criteria waaraan blijkens bovengenoemde regeringsnota een verantwoord sanctiebeleid behoort te voldoen, is zoals gezegd objectiviteit ter voorkoming van een selectief beleid in deze kwestie. In dezelfde nota wordt echter wel een voorbehoud gemaakt dat daardoor geen onaanvaardbare schade mag worden toegebracht aan andere belangen en waarden.[9] In de praktijk tendeert dit in feite tot een beleid met sterk selectieve trekken, afhankelijk van de politieke opportuniteit. Machtige staten worden daarbij meer ontzien dan minder machtige staten. Zo werd bijvoorbeeld Zuid-Afrika onder de apartheid veel harder aangepakt dan de Sovjet-Unie en andere Oostbloklanden, hoewel de schending van fundamentele mensenrechten daar veel ernstiger was.
In een recente nota over mensenrechten van de Nederlandse regering is de prioriteit van een actief mensenrechtenbeleid in het buitenlandse beleid opnieuw onderstreept en nu toegespitst op een viertal thema’s: de universaliteit van mensenrechten, de relatie tussen mensenrechten en vrede en veiligheid, de ondeelbaarheid van mensenrechten, en bijzondere morele steun aan verdedigers van mensenrechten.[10] Dat Nederland zich daarmee op het terrein van de mensenrechten als gidsland opwerpt is een pretentie, die in een recente dissertatie aan de hand van de praktijk sterk gerelativeerd is.[11] En terecht. Ook op dit terrein opereert dit land meer in de geest van zijn koopmans- dan van zijn domineestraditie, derhalve meer pragmatisch dan principieel.
[1] Yu Zhang, Officieel Chinabezoek doet vooral veel kwaad, NRC Handelsblad 6 september 2011
[2] Zie R.J. Bakker, De boycot beoordeeld, diss. Leiden, 2007
[3] Zie S.W. Couwenberg, Het NJCM, het mensenrechtenbeleid en Zuid-Afrika, Nederlands juristenblad, 2, 1987
[4] Dit blijkt namelijk uit het in 1992 gepubliceerde rapport van het Internationale Monetair fonds, Economisch beleid voor een nieuw Zuid-Afrika, Zie NRC Handelsblad, 3 maart 1992
[5] Zie het interview met sporthistoricus Th. Stevens in GroenLinks Magazine, Juli 1998 onder de titel: Sportboycot is hypocriet
[6] Zie Sancties tegen Birma hebben geen zin, NRC Handelsblad, 13 oktober 2007.
[7] Zie Birmese openheid verrast oppositie, NRC Handelsblad 11 oktober 2011
[8] Zie nader N. Nijhuis, De Chinese invloed in Birma, De Groene Amsterdammer 8 september 2011
[9] Zie de regeringsnota De rechten van de mens in het buitenlands beleid van 3 mei 1979, pp. 6 en 100; en H. Reiding, The Netherlands and the Development of International Human Rights Instruments, diss. Utrecht 2007
[10] Zie de regeringsnota Naar een Menswaardig Bestaan. Een mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid. Tweede Kamer, 2007-2008, 31263, nr. 1
[11] Zie H. Reiding a.w. (noot 9)