Civis Mundi Digitaal #8
I. Europees fascisme in historisch perspectief
II. Reveil modern autoritarisme in niet-westerse wereld
III. Modern autoritarisme in post-communistisch Rusland
IV. Modern autoritarisme in China
Wim Couwenberg
I. Europees fascisme in historisch perspectief
1. Radicaal antiliberale denkrichting met diepe wortels in Europese cultuur
Praktisch alle ideologische bedreigingen en bestrijdingen van het westers-liberale beschavingstype kunnen herleid worden tot een of andere vorm van modern autoritarisme. Dat manifesteert zich in de volgende vier verschijningsvormen
In de vorige eeuw is het fascisme/nationaal socialisme in de westerse wereld als geduchte anti-liberale tegenkracht uitgeschakeld. Niettemin wordt het als nieuwe bedreiging in politieke discussies nog veelvuldig opgeroepen. Dat gebeurt echter met vaak zo weinig kennis van zaken en zo tendentieus dat het alleszins relevant lijkt dit politieke fenomeen nader opnieuw nader toe te lichten en wel in het kader van zijn historische context. Daarbij blijkt onmiddellijk dat het veel meer is dan een beweging die zich onderscheidt door een politisering van de rancune van de massamens, zoals de cultuurcriticus Rob Riemen[1] onlangs betoogde in het voetspoor van Menno ter Braaks’ bekende essay Het nationaal socialisme als rancuneleer.
In historisch perspectief is het fascisme een radicaal antiliberale denkrichting die zoals ik eerder uiteengezet heb[2] diepe wortels heeft in de geschiedenis van de Europese cultuur. Dat geldt trouwens evenzeer voor de vreselijke ontaarding ervan in de Holocaust, die zich voltrok onder het naziregime als meest extreme en etnisch-nationalistisch gedreven variant van het fascisme.[3] Dat de moderniteit met die ontaarding ook te maken heeft, wekt op het eerste gezicht wellicht verwondering, maar is niettemin door de bekende socioloog Z. Bauman onverbloemd in het licht gesteld. Als schoolvoorbeeld van moderne planning, rationeel beleid en efficiënte probleemoplossing ziet hij in de Holocaust een logische consequentie van de instrumentele rationaliteitsopvatting van de moderniteit.
2. Modernisering premoderne feodale en monarchale waarden
In historische perspectief is het fascisme onmiskenbaar een revitalisering en modernisering van premoderne feodale en monarchale waarden en tradities die het heeft weten aan te passen aan de realiteit van de moderne nationale staat en technisch-industriële cultuur. Het is zodoende een bijzondere combinatie van premoderne principes en instituties met moderne verworvenheden als het WTE-complex. Berucht is in dit verband o.a. de manier geweest waarop nazi-Duitsland de moderne ontwikkelingsmogelijkheden van de eugenetica dienstbaar gemaakt heeft aan zijn ideologische doelstelling. In de geest van de nazi-ideologie gebeurde dat met het premoderne discriminatiebeginsel als leidraad, zij het nu gestoken in de gemoderniseerde gestalte van het sociaal-darwinisme. Rond de vorige eeuwwisseling was dat een heel invloedrijke stroming in de sociale wetenschappen, waarin nog uitgegaan werd van de principiële ongelijkheid van mensen als uitvloeisel van erfelijkheidsfactoren en van de selectieprocessen van de darwinistische evolutietheorie. Die werden ook van toepassing geacht op het niveau van de relaties tussen rassen en volken met op dat niveau eveneens ‘the survival of the fittest’ als resultaat. Op die grond is ook kolonialisme en imperialisme in de internationale betrekkingen nog lange tijd verklaard en gerechtvaardigd.
In de geest van de absolute monarchie van het ancien regime heeft het fascisme bepaalde polaire aspecten van de maatschappelijke werkelijkheid, in het bijzonder het machtsbeginsel en daarmee samenhangende conservatieve constitutionele waarden als gezag, orde, discipline, integratie, leiderschap, eliteprincipe e.d. verabsoluteerd en zodoende geperverteerd en daarmee het westers-liberale beschavingsproces in de kern aangetast. In het fascisme is de ideologie overigens van secundair belang. Zij dient slechts ter ondersteuning van het autoritaire denken en handelen. De norm volgt op de (machts)feiten. Vandaar dat het fascistische denken geen moeite had met innerlijke tegenstrijdigheden als het samengaan van reactionaire ideeën met een moderniserende praktijk evenals een teruggrijpen op irrationele krachten in volk en staat - in nazi Duitsland bijvoorbeeld op ras, bloed en bodem - als integrerende en mobiliserende factoren met openheid voor wetenschappelijk-technische en industriële ontwikkelingen als dat van pas kwam met het oog op versterking van het nationale machtspotentieel.
3. Geen uniform fenomeen
Het fascisme is geen uniform fenomeen, hoewel daar in publieke debatten vaak van wordt uitgegaan. In Europa toonde het zich in verschillende gradaties en varianten, samenhangend met verschillen in sociaal-economisch en politiek ontwikkelingsniveau en specifiek nationale achtergronden. Wat het politieke draagvlak betreft, waren er bijvoorbeeld autoritaire regimes die steunden op een massabeweging zoals in Italië en Duitsland (populistisch fascisme); en andere (met name in Spanje, Portugal, Polen en Oostenrijk) die hun machtsbasis meer ontleenden aan het maatschappelijke prestige van oude bovenlagen zoals militaire, kerkelijke en ambtelijke elites en daardoor een overwegend traditioneel-conservatief karakter hadden evenals bepaalde godsdienstige, i.c. rooms-katholieke wortels, in het bijzonder in Italië, Spanje en Portugal. Daar werd het katholicisme zelfs tot staatsgodsdienst verklaard. Tal van bekende katholieke theologen, geleerden en politici hebben in dat verband ook gewezen op frappante overeenkomsten tussen fascisme en katholicisme. Een bekende katholieke Duitse politicus als Franz von Papen, op wiens advies Hitler door president Hindenburg tot rijkskanselier benoemd werd karakteriseerde het Derde Rijk kortweg als een christelijke contrarevolutie tegen 1789.[4]
Fascistische regimes van het populistische type onderscheidden zich van het traditioneel-conservatieve type vooral in tweeërlei opzicht: door een plebiscitair-democratische grondslag, niet alleen tot uiting komend in verkiezingen en referenda, maar vooral in de directe wisselwerking tussen de staats/volksleider en het volk; en voorts door een veel grotere maatschappelijke dynamiek. Dit type fascisme domineerde dan ook het politieke beeld in het interbellum. Het ging er daarbij vanuit dat de liberale ideologie en democratie in de massademocratieën van de 20e eeuw hun aantrekkingskracht snel zouden verliezen. Vanwege hun moderniserende en sociaal-revolutionaire rol zijn zij door een bekende fascismekenner als Ernst Nolte als een ontwikkelingsdictatuur aangemerkt.[5] Die rol is vooral kenmerkend geweest voor het Duitse nationaal-socialisme. De socioloog J.A.A. van Doorn verklaart de opgang en het succes ervan in de jaren ’30 uit een succesvolle samensmelting van socialisme en nationalisme in een ontwikkelingsfase waarin het Duitse socialisme, in het bijzonder de SPD, te dien aanzien nog gehinderd werd door de internationalistische erfenis van zijn marxistische verleden.[6]
4. Kritiek op gemakzuchtige demonisering fascisme
In Europa zijn fascistische regimes als ontwikkelingsmodel geen duurzaam succes gebleken. Zij zijn dan ook alle vrij spoedig ten gronde gegaan aan politiek of militair avonturisme, externe pressie en/of interne oorzaken (politieke onmacht of verdeeldheid). Door de totale militaire nederlaag die de belangrijkste exponenten ervan in Europa geleden hebben, is de zorgvuldig opgebouwde mythe van zijn onweerstaanbaar succes een vernietigende slag toegebracht. Het behoort daarom tot de verliezers van de geschiedenis. Bovendien heeft het, vooral in zijn meest geprononceerde Duitse variant, geleid tot afschuwelijke excessen. Daardoor is de wervingskracht ervan sterk gedaald. Het pleegt sindsdien vereenzelvigd te worden met het geïncarneerde kwaad.
Een linkse politieke denker als Dick Pels distantieert zich hiervan echter. In het voetspoor van een eveneens linkse politieke denker als Jacques de Kadt verzet hij zich tegen de in zijn ogen gemakzuchtige demonisering van het fascisme.[7] Het fascisme presenteerde zich als politiek alternatief van het ontspoord geraakte kapitalisme en het dictatoriale communisme. Als een soort derde weg ondervond het aanvankelijk veel weerklank. Het presenteerde dat in de gestalte van een corporatief, dat wil zeggen bedrijfstakgewijze opgebouwd type staat, gericht op harmonisering, dus integratie van tegenstrijdige belangen en daarmee als alternatief van de socialistische klassenstrijdgedachte en het kapitalistische concurrentieprincipe. Anders dan Menno ter Braak die in het fascisme alleen maar de cultus van het ressentiment onderkende en de leegte van de massamens en massacultuur, zag De Kadt daarin de pervertering van op zich positieve waarden als het leiderschapsprincipe, orde en discipline, heroiek, het primaat van de politiek en dergelijke. Hij interpreteerde het daarom als een noodzakelijk, maar eenzijdig, mismaakt en mislukt protest tegen de gebreken van de oude kapitalistische en de nieuwe socialistische wereld.[8]
II. Reveil modern autoritarisme in niet-westerse wereld
5. Herlevend modern autoritarisme
De nieuwe socialistische wereld waar De Kadt op doelde, was het zogenaamde reëel bestaande socialisme van de Sovjet-Unie. Dat is in de Koude Oorlog als serieuze bedreiging ook uitgeschakeld. Maar daarmee is het moderne autoritarisme als anti-liberaal ontwikkelingsmodel geenszins verdwenen. In de niet-westerse wereld keert het namelijk in nieuwe verschijningsvormen terug. Aangepast aan een veranderde historische context herleeft het na de oorlog spoedig in de nieuwe staten die in niet-westerse wereld ontstaan zijn als gevolg van het dekolonisatieproces. Die zijn op aandrang van westers-liberale zijde wel gestart op basis van liberale en democratische beginselen. Maar de pogingen die beginselen in de praktijk te effectueren zijn veelal mislukt.
De westerse neiging eigen waarden, normen en instituties zonder voorbehoud op te vatten als algemeen geldig en toepasbaar met voorbijzien aan de eigen aard en ontwikkelingsmogelijkheden van die jonge staten speelde daarbij een belangrijke rol. Dat leidde ook tot overschatting van hun politieke ontwikkelingscapaciteit. Weldra geconfronteerd met een cumulatie van constitutionele en economische ontwikkelingsproblemen (staats- en natievorming, bevolkingsexplosie, armoedebestrijding, enz.) raakten zij aan een zware politieke druk blootgesteld. En daartegen bleken zij niet opgewassen.
Zij zijn daardoor meestal teruggevallen op een autoritair gezagspatroon, zoals men dat al kende uit de koloniale tijd, waarin weinig of niets gedaan is om de koloniën voor te bereiden op democratisch zelfbestuur. Het is een autoritair gezagspatroon dat nu opgebouwd werd rond een staatsleider (president) als top van een heersende elite waar om heen een personencultus groeit en een netwerk van persoonlijke loyaliteiten en als machtsbasis steunend op de krijgsmacht of op een partij die de politieke macht geheel of grotendeels monopoliseert of op een combinatie van beide. Kenmerkend voor deze regimes is tevens het cultiveren van een staatsnationalistische ideologie als politieke integratiefactor.
Wel blijven zij zich formeel nog bedienen van democratische vormen en procedures. Maar die worden doelbewust gemanipuleerd ten dienste van de aan de macht gekomen politieke elites. In tal van gevallen is het politieke dekolonisatieproces vastgelopen, en uitgemond in een fragiele of mislukte staatsvorming zoals eerder aangestipt. Voor zover dat niet het geval is zijn er meestal nieuwe autoritaire regimes in staatsnationalistische zin ontstaan die in de literatuur als ontwikkelingsdictaturen aangemerkt worden en in het voetspoor van feodale en koloniale bestuurstradities het staatsapparaat als hun eigendom beschouwen en exploiteren met endemische corruptie als inherent gevolg.
6. Integratie geavanceerde kapitalistische economie met traditionele Aziatische waarden
In Oost-Azië herleeft een variant van modern autoritarisme die nadere aandacht verdient. In tegenstelling tot andere autoritaire regimes in de niet-westerse wereld is deze variant namelijk bezig een geduchte concurrent te worden van de westerse wereld en dat niet alleen in economische, maar in zekere zin ook in ideologische zin door de wijze waarop men daar een geavanceerde kapitalistische economie op adequate wijze weet te combineren met traditioneel Aziatische waarden (cultivering familiewaarden en daarmee samenhangende seksuele moraal, het primaat van groepsbindingen, in het bijzonder van staat of volk, handhaving van daarin heersende vormen van sociale hiërarchie, voorrang van plichten boven rechten, eerbied voor ouderen, e.d.). In feite gaat het hier veelal om waarden en normen die eerder deel uit maakten van onze Europese beschaving tot zij daar verdrongen werden door westerse moderniserings- en emancipatieprocessen. Het zijn waarden die door de Romantiek en het klassieke en christelijk-confessionele conservatisme in het Europa van de 19e en 20e eeuw eveneens verdedigd zijn als rem op juist genoemde processen, maar uiteindelijk niet opgewassen bleken tegen de stoomwals van de moderniteit.
Door de integratie van een geavanceerd kapitalisme met deze traditionele waarden is in Azië een politiek stelstel gegroeid met duidelijk autoritaire trekken. Bekende voorbeelden daarvan zijn in uiteenlopende mate Birma, Maleisië, Singapore - in 1965 afgescheiden van Maleisië, waarmee het twee jaar eerder onafhankelijk geworden was van Groot-Brittannië -, Indonesië (onder Soekarno en Soeharto), China en in zekere zin ook Japan. In 1945 heeft Japan zich onder druk van de VS uiterlijk wel geconformeerd aan westerse principes van democratie, maar in de praktijk wordt het niettemin overwegend op autoritair-bureaucratische wijze geregeerd. Na meer dan een halve eeuw lijkt dat land toch meer affiniteit te hebben met zijn autoritaire verleden en zijn oude tradities van weleer dan met de geest van een authentieke liberale democratie.[9] Volgens liberale economen als M. Friedman, F. Hayek e.a. leidt economisch liberalisme onweerstaanbaar tot politieke democratie. Ook Fukuyama ging daar aanvankelijk van uit in zijn theorie over het einde van de geschiedenis. Maar hij maakte al spoedig een voorbehoud voor Azië. Daar wordt in zijn ogen het al of niet samengaan van kapitalisme en politieke democratie waarschijnlijk beslist.[10]
III. Modern autoritarisme in post-communistisch Rusland
7. Reveil Groot Russisch staatsnationalisme
In Rusland leek de aanvankelijk zo gevierde machtswisseling sinds het uiteen vallen van de Sovjet Unie in 1991 het startsein te worden voor een triomfantelijke opmars van het westers-liberale model van democratie, maar dat heeft spoedig niet meer opgeleverd dan een schijnvertoning. In postcommunistisch Rusland is achter de schone schijn van een democratische façade onder de voormalige KGB-officier Poetin spoedig een nieuw autoritair bewind in nationalistische zin ontstaan. Als reactie op de vernederende degeneratie van het eens zo machtige land tot een sterk verzwakte en in verval geraakte mogendheid is er al sinds de jaren negentig sprake van een nieuwe opleving van Groot-Russisch staatsnationalisme, al was dat in de tijd van de Sovjet-Unie niet geheel verdwenen, toen nog wel mooi verpakt in socialistische fraseologie, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog openlijk beleden. Onder Poetin is dat de belangrijkste politieke drijfkracht geworden. Dat heeft twee belangrijke effecten gehad. Het heeft geïnspireerd tot een beleid, gericht op herstel van de gekwetste Russische trots, en tot de intentie de voormalige Sovjetrepublieken weer binnen de natuurlijke Russische invloedssfeer te brengen. Daaraan is het vooral, dat Poetin een sterke machtsbasis onder naar hernieuwde grootheid hunkerende Russen verworven heeft.
Door zich in de Russische bureaucratie steeds meer met oud-collega’s van de KGB te omringen die al meer dan 70% van federale en regionale topposities in handen hebben, is Poetin er voorts in geslaagd al wat in politieke zin relevant is zoveel mogelijk onder zijn controle te brengen en de prille Russische democratie zodoende stap voor stap uit te hollen met als resultaat een politiek systeem, waar machtsmisbruik, ambtelijke willekeur en corruptie ruim baan krijgen en de principes van de rechtsstaat in de praktijk volstrekt ondergeschikt raken aan de machtsbelangen van het Kremlin.[11] Het showproces tegen voormalig oliemagnaat Michail Chodorkovski is daarvan een nieuwe illustratie.
Dat onder Poetins regie de veiligheids- en inlichtingendiensten in het Russische staatsbestel opnieuw snel groeiende invloed verworven hebben, is geen wonder. Dit geldt in het bijzonder voor de FSB, in 1991 de opvolger van de KGB. Gezien de wijze waarop die als voornaamste veiligheidsdienst opereert, lijkt het er wel op alsof de geest van de Koude Oorlog in Rusland nog niet geweken is. Overal ziet men weer bedreigingen van de staatsveiligheid. Vooral wetenschapsbeoefenaars zijn weer het slachtoffer van de spionnenmanie van de FSB. Daarbij wordt de suggestie gewekt dat spionage weer op grote schaal aan de orde is en tot grote waakzaamheid noopt. In dit verband worden ook buitenlandse niet-gouvernmentele organisaties (NGO’s) die in Rusland actief zijn, evenals Russische NGOs die subsidies ontvangen van westerse donoren, scherp in de gaten gehouden vanwege het gevaar dat ze als dekmantel kunnen dienen voor spionage. Sinds enkele jaren zijn buitenlandse NGOs wettelijk verplicht zich officieel te laten registeren. De politieke agenda achter al die gekweekte argwaan is versterking van de politieke eenheid met het oog op de interne en externe bedreigingen van het heersende regime[12].
IV. Modern autoritarisme in China
8. Hoe rood is China nog?
Ik noemde eerder China al als voorbeeld van hedendaags modern autoritarisme. Als zodanig presenteert het zich nog wel in socialistische termen. Zo spreekt het van een socialistisch moderniseringsproces en de opbouw van een moderne socialistische samenleving met typisch Chinese karaktertrekken en is historisch materialisme nog de wetenschappelijke leidraad van de geschiedbeoefening. En tijdens de viering van de 90ste verjaardag van de Chinese Communistische Partij (CPC) stond het hele land in het teken van een zogenaamde rode renaissance. Gestimuleerd door een van boven geleide rode cultuurcampagne rolde een golf van nostalgie naar de socialistische geest van Mao met de galm van oude strijdliederen door het land. De snelgroeiende markt van toerisme naar China werd ook rood aangekleed met typisch rode trekpleisters als toeristische bestemmingen. Wie denkt dat het communisme na het terreur, de hongersnood en de massamoord door Stalin, Mao, Pol Pot en de Kims in Noord-Korea elke aantrekkingskracht verloren heeft draait zich een rad voor de ogen, merkte naar aanleiding van die viering NRC Handelsblad in een hoofdartikel op. Maar hoe communistisch, hoe rood is China, gewogen op de ideologische weegschaal, nog?
Op instigatie van Deng Xiaoping als topman van de CPC is zoals bekend een proces op gang gebracht, gericht op een ingrijpende liberalisering van de Chinese economie, zij het wel van staatswege geleid. Allang voor de ondergang van de Sovjet-Unie had Deng begrepen dat China als trotse natie alleen toekomst heeft als het zich openstelt voor meer economische hervormingen, met name voor meer marktwerking, dus meer kapitalistische impulsen, maar zeker niet voor politieke hervormingen, dus geen ‘perestrojka’ in de geest van Gorbatsjow, die daarmee in de Sovjet-Unie begonnen was om het reëel bestaande socialisme zo te moderniseren. Dat was de grootste fout van die dwaas zoals Deng over hem oordeelde.[13]
9. Staatsnationalisme als nieuwe ideologische bron van politieke legitimiteit
Deng introduceerde zijn economische hervormingen als de ontwikkeling van een socialistische markteconomie en hield daarmee de socialistische façade in stand. Maar achter die façade ging tegelijk een krachtig reveil schuil van autoritair (staats)nationalisme dat mede steunt op eerder genoemde traditionele Aziatische waarden en de rechts-radicale leuze: eigen volk eerst, heel consequent en zonder enige gêne in praktijk brengt. Dat gaat zelfs zo ver dat het heersende bewind rechters openlijk oproept nationale belangen in het oog te houden als zij recht spreken. Dat primaat van nationale belangen en aspiraties bracht de Chinese Volksrepubliek tijdens de Koude Oorlog trouwens al in conflict met de Sovjet-Unie, al werd dat toen nog verhuld als een ideologisch geïnspireerd conflict. De hele politieke en maatschappelijke ontwikkeling in China staat nu in het teken van "de mars naar een glorieuze wedergeboorte van de Chinese natie", zoals de officiële tekst luidt.
Dat geldt ook voor de wijze waarop China met zijn wisselkoers omgaat. In de westers-liberale optiek is de wisselkoers de prijs van het geld die op de vrije markt bepaald wordt. In China is de Yuan, de in 1948 gecreëerde nieuwe Chinese munt echter niet vrij verhandelbaar. Zij wordt door de Chinese monetaire autoriteiten kunstmatig laag gehouden om de exportsector te beschermen. De Chinese leiders zien in de wisselkoers namelijk een nuttig instrument ten dienste van die gezamenlijke mars om van China een rijk en machtig land te maken. Binnen het kader van dit streven is het beleid sinds 2009 er wel op gericht de Chinese munt geleidelijk aan en onder vooraf bepaalde voorwaarden te internationaliseren, dus ook buiten het Chinese vasteland te laten circuleren en gebruiken als betaalmiddel. Hongkong dient daarbij als proeftuin
10. Succesvolle samensmelting tussen socialisme en nationalisme
Dat staatsnationalisme verdringt het communisme in deze tijd geruisloos als bron van politieke legitimiteit. Het ontwikkelt zich in zekere zin tot een nieuwe Aziatische versie van de succesvolle samensmelting van socialisme en nationalisme zoals die in Duitsland in de jaren ’30 van de vorige eeuw onder het nationaal socialistische bewind plaats vond. Ik verwijs hiervoor naar de de eerder (sub 3) geciteerde socioloog J.A.A. van Doorn. Analoog aan het Duitse nationaal-socialisme is ideologie in de Chinese Volksrepubliek volstrekt ondergeschikt geraakt aan het machtsbeginsel als beslissend criterium van politiek handelen. De eerste prioriteit is bestendiging van de totalitaire machtspositie van de Partij (CCP), die overal - onder, boven en naast het grondwettelijk verankerde bewind - aanwezig is en waakt over haar belangen en beleid. Dat besloten is over te gaan tot zekere liberalisering van de economie, is ook gebeurd om die machtspositie veilig te stellen.[14] En als bron van sociale cohesie grijpt China tevens terug op het oude ideaal van de harmonische samenleving zoals verankerd in het confucianisme, dat nu dienst doet als tegenwicht tegen de excessen die de snelle liberalisering van de Chinese economie teweegbrengen, maar ook als bindmiddel ten dienste van het Chinese (staats)nationalisme, dat steeds meer het ideologische vacuüm opvult van het snel uitdovende vuur van het communisme als eenheidsideologie. Na de oprichting van de Chinese Volksrepubliek door Mao Tse Tung was dat confucianisme in de ban gedaan als strijdig met de socialistische klassenstrijdleer. Maar die leer past niet meer in het nieuwe China na Mao. Daarin staat niet langer de klassenstrijd van het proletariaat centraal, maar, zoals het vorig jaar goedgekeurde vijfjarenplan van de CPC stelt, de sociale harmonie tussen de verschillende klassen en bevolkingsgroepen.
11. Chinees autoritair ontwikkelingsmodel als nieuwe bron van economische en ideologische rivaliteit
Met zijn economisch succesvolle ontwikkelingsmodel, zo wordt van neoconservatieve zijde in de VS bezorgd opgemerkt[15], lijkt China een soortgelijke modelfunctie op het oog te hebben als van westerse zijde beoogd wordt met het westers-liberale model van democratie en economie. Men spreekt in dit verband al van een ‘Beijing-consensus’ als alternatief van de neoliberaal geïnspireerde ‘Washington-consensus’ die van westers-liberale zijde wordt uitgedragen als model van economische modernisering, maar met de kredietcrisis sterk aan geloofwaardigheid ingeboet heeft. Van Chinese zijde is die crisis geïnterpreteerd als het failliet van de westerse democratie en het bewijs van de superioriteit van het Chinese politieke systeem.[16] Het is, zo menen Chinese captains of industry, een crisis die een verschuiving van de machtsbalans in de wereld aan het licht brengt. Zij denken daarbij niet alleen aan hard power, maar ook aan soft power (normen en waarden). Westerse waarden zijn niet langer toonaangevend. Bij vorige ontmoetingen met Chinese zakenlieden in Europa was het uitgangspunt: het kapitalisme moet China helpen. Nu is het omgekeerd.[17]
Het Chinese succesverhaal draagt in de niet-westerse wereld de boodschap uit dat het volgen van het liberale concept van de moderniteit, in het bijzonder de westers-liberale democratie en opvatting van mensenrechten, niet langer een voorwaarde is voor economisch succes en acceptatie in de internationale gemeenschap. Voor steeds meer landen in de niet-westerse wereld lijkt China de rol van de VS als het grote voorbeeld over te nemen. Vooral van neoconservatieve zijde in de VS wordt dat zoals gezegd geducht als een nieuwe serieus te nemen bron van ideologische rivaliteit. In die geest waarschuwt de voormalig hoofdredacteur van de ‘Financial Times’ Anatole Kaletsky voor een komende dominantie van het autoritaire staatskapitalisme van China als de westers-liberale wereld er niet in slaagt de uitwassen van het neoliberale marktkapitalisme uit te bannen en de markt aan de nodige regels te binden.[18] Om economische redenen gaat die ideologische rivaliteit van westerse zijde voorlopig niet verder dan symbolische kritiek op de mensenrechtenpraktijk in China en symbolische steun aan Chinese mensenrechtenactivisten.
Men is langzamerhand zo onder de indruk van de Chinese economische machtsontplooiing dat China in zekere zin al als een rolmodel wordt aangeprezen. In de politieke chaos waarin we nu verkeren als gevolg van het democratische politieke proces in Europa en Amerika, zo constateerden twee redacteuren van NRC Handelsblad in die krant, valt een nauw verholen hunkering te onderkennen naar de daadkracht, die een één-partijstaat als China tentoonstelt. Lang hebben we gedacht dat het Westerse democratische kapitalisme het enige levensvatbare samenlevingsmodel is. Maar ook dat staat nu ter discussie, aldus deze redacteuren.[19]
12. Chinese visie op mensenrechten
De toekenning vorig jaar van de Nobelprijs voor de Vrede aan de Chinese mensenrechtenactivist Liu Xiaobo, veroordeeld tot 11 jaar gevangenisstraf wegens ondermijning van de staat, week daar opmerkelijk vanaf en kwam in China dan ook heel hard aan. In Chinese ogen werd dat opgevat als buitenlandse steun aan criminaliteit. Hierbij valt nog aan te tekenen, dat die verontwaardiging hand in hand gaat met de ontwikkeling van een eigen interpretatie van de mensenrechten, die, zo stelt men van Chinese zijde, aangepast aan het speciale culturele karakter van het land. Om de westers-liberale kritiek op de mensenrechtensituatie in China te pareren beroept dat land zich nu namelijk op een eigen visie op de mensenrechten. Het is een visie die aansluit op het Oost-Aziatische model van mensenrechten zoals begin jaren ’90 gelanceerd is door Singapore en Maleisië. Dat is een collectivistische opvatting waarin de belangen van de gemeenschap voorop staan en niet die van het individu, met andere woorden economische sociale en culturele rechten en collectieve mensenrechten en niet de burgerlijk-liberale politieke rechten waarin het individu centraal staat. In deze geest moet ook de bepaling in de Chinese grondwet begrepen worden die inhoudt dat de staat de mensenrechten respecteert en waarborgt. (art. 33.3 Grondwet)[20] In lijn hiermee, aldus China-watchers, ontwikkelt het heersende bewind tevens een eigen model van rechtstaat en democratie.
Sinds de dood van Mao is China ook bezig het Chinese rechtssysteem te moderniseren. Een van de meest uitdagende projecten in dat kader is het ontwerpen van een burgerlijk wetboek. China kent al heel wat privaatrechtelijke wetten, maar nog geen BW, althans sinds de introductie van de Chinese Volksrepubliek in oktober 1949. In de voormalige Republiek China was dat er wel. Inmiddels is het ontwerp-BW gereed gekomen. Het omvat negen boeken[21]. In een recent nummer van Ars Aequi verscheen een interessant artikel over dat ontwerp met de intrigerende titel Wat kunnen we leren van de opzet van het Chinese ontwerp-BW?.
[1] Zie R. Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme, 2010
[2] S.W. Couwenberg, Modern constitutioneel recht en emancipatie van de mens II, 1981 p. 364 e.v.
[3] Zie E. Traverso, De oorsprong van het nazigeweld. Een Europese genealogie, 2010
[4] G. Lewy, The Catholic Church and Nazi Germany, 1994, p 70
[5] E. Nolte, Der Faschismus in seiner Epoche, 1963; idem, Die Krise des liberalen Systems und die Faschistischen Bewegungen, 1968
[6] J.A.A. van Doorn, Duits socialisme. Het falen van de sociaal-democratie en de triomf van het nationaal socialisme, 2007
[7] D. Pels, De geest van Pim, 2003, pp 221-222
[8] J. de Kadt, Het fascisme en de nieuwe vrijheid, 1939
[9] Zie K.G. van Wolferen, The Enigma of Japanese Power, 1989; en H. van der Lugt, Geketende democratie. Japan achter de schermen, 2008
[10] F. Fukuyama, Capitalism and Democracy: the Missing Link, Journal of Democracy, July 1992
[11] Zie A. Politkovskaja, Putins Rusland, 2004; en N. Ferguson, Poetin voert Rusland niet naar democratie en vrije markt, maar naar fascisme, NRC Handelsblad, 12 februari 2005
[12] Zie M. Bader en B. de Jong, Geheime diensten in Rusland, Internationaal Spectator, mei 2006
[13] Ezra Vogel, Deng Xiaoping and the Transformation of China, 2011
[14] Zie o.a. R. McGregor, The Party. The secret world of China’s communist rulers, 2010.
[15] Zie o.a. M. Leonard, What Does China Think?, 2008
[16] Die Chinese reactie is ontleend aan de belangrijkste staatskrant van China, het volksdagblad van 5 oktober 2008
[17] Ontleend aan de jaarlijks gehouden Global China Business Meeting in november 2008 in Barcelona. Zie NRC-Handelsblad 22/23 november 2008
[18] Anatole Kaletsky, Capitalism 4.0. The Birth of a New Economy, 2010
[19] Zie M. Garschagen en M. Schinkel, Hulp voor het wankelende westen, NRC Handelsblad, 24/25 september 2011
[20] Zie C. Ryngaert, Mensenrechten in China: werk in uitvoering, Internationale Spectator, november 2010
[21] Dat zijn met name: algemene principes (1); eigendomsrecht (2); contractenrecht (3); persoonlijkheidsrechten (4); huwelijksrecht (5); adoptierecht (6); erfrecht (7); aansprakelijkheidsrecht (8); en internationaal privaatrecht (9).