Civis Mundi Digitaal #9
Wim Couwenberg
Positief begonnen als een bevrijding van godsdienstige indoctrinatie en geestelijke bevoogding loopt het seculariserende moderniseringsproces ten slotte uit in een in het besef van de volstrekte zinledigheid van ons bestaan. Daarmee ontstaat een existentiële leegte die aanvankelijk gevuld is met het moderne vooruitgangsgeloof en de ideologische en utopische expressies ervan. Maar in de loop van de vorige eeuw heeft dat geloof, zoals gezegd, zijn ultieme zingevende kracht verloren. En door processen van ontkerkelijking, secularisering en individualisering is de positie, de invloed van kerkelijke elites die tot de jaren ’60 in staat waren in veler behoefte aan zingeving te voorzien met het grote verhaal van de christelijke heilsbelofte, sterk verzwakt geraakt. Als reactie op een en ander is een brede en diepgravende bezinning op gang gekomen op de nihilistische effecten van het seculariserende moderniseringsproces, waardoor, zoals de Roemeens-Franse filosoof E.N. Cioran dat eens scherp onder woorden gebracht heeft, ons leven slechts een mallotige omweg is van Niks naar Niks. We zien die bezinning in deze tijd ook in de literaire wereld. In Nederland wordt zelfs gewag gemaakt van een zeker religieus reveil.[1] Het is een reflectie die zich toespitst op de vraag hoe de daaruit voortvloeiende waardencrisis te beantwoorden en illustreert, dat de moderniteit wel nihilistische effecten heeft, maar niet, zoals de cultuurcriticus Rob Riemen stelt, zonder meer resulteert in een nihilistische samenleving en cultuur, want ontdaan geraakt van haar morele en culturele grondslagen.[2]
Dat antwoord wordt in uiteenlopende richtingen gezocht: in modern humanisme dat als postchristelijke levensovertuiging een alternatief wil bieden voor het nihilisme als negatieve uitkomst van het secularisatieproces; in allerlei nieuwe spirituele bewegingen[3] die bij alle verscheidenheid bepaalde kenmerken met elkaar gemeen hebben, met name een sterk persoonlijk beleefde spiritualiteit evenals een nieuwe zoektocht naar een dimensie aan gene zijde van de zintuiglijk waarneembare wereld, met andere woorden, een transcendentalistisch paradigma, dat uiteraard haaks staat op het gesloten materialistisch-mechanistische wereldbeeld van de moderniteit; en in samenhang hiermee in een reveil van wat lange tijd een modern taboe was: de wereld van het sacrale, het mysterie, de magie en de mythe. Ook in de huidige mediacultuur is er een tendens in die richting door het gebruik dat de audio-visuele taal daarin maakt van mythes, symbolen en rites, met andere woorden van de magische kant van het leven.
Dat antwoord wordt voorts gezocht in kunst en filosofie, in het bijzonder in de praktisch gerichte filosofie van de levenskunst zoals die in het voetspoor van Nietzsche en Foucault als nieuw levenshouvast opgang maakt.[4] Daarmee keert een klassieke opvatting van filosofie terug: het filosofisch doordenken van het alledaagse leven. Een opmerkelijk initiatief is in dit verband ook de oprichting van de transhumanistische organisatie The order of cosmic engineers, die zich onder meer ten doel stelt een wetenschappelijk verantwoord warm en toegankelijk alternatief te ontwikkelen voor de emotionele kilte die ontstaan is door het wijkende perspectief van religie als bron van inspiratie en oriëntatie. Dat is al eerder gedaan door de grondlegger van de sociologie als positieve wetenschap Auguste Comte. Ter bestrijding van die kilte ontwierp hij een religie voor de moderne geseculariseerde mens, waarin God vervangen wordt door de mensheid (religion de l’humanité) met daarbij passend ritueel. Maar dat is niet van de grond gekomen.
Een bijzondere manier om de nihilistische uitkomst van de moderniteit te pareren is de uiterlijke vormen van religie als gebed, sacramenten en ander ritueel te blijven koesteren als bron van troost en vertrouwen in dit leven en zodoende te blijven doen alsof God toch bestaat, zoals twijfelende gelovigen vaak geneigd zijn te doen. Die uiterlijke vormen fungeren in dit geval als performatieve handelingen waarin we al doende in leven willen roepen wat we uitspreken.
Een geheel andere manier om met dat nihilismeprobleem om te gaan is de vraag naar de zin van ons bestaan als irrelevant, ja als een nodeloze en nutteloze zelfkwelling terzijde te schuiven, zoals gebruikelijk in het postmoderne denken. Een psychiater als B.E. Chabot[5] ziet in die vraag zelfs een uiting van psychische onvolwassenheid. Al die zinzoekers die die vraag wel serieus nemen, verkeren in zijn ogen in een psychisch onvolwassen stadium. Dat doet niettemin met overtuiging de natuurkundige en radicale verlichtingsdenker C.W. Rietdijk. Hij vindt deze vraag in hoge mate relevant en probeert daar een rationeel verantwoord antwoord op te geven.[6]
Voor het consumptief ingesteld type massamens dat ik eerder noemde als uitkomst van het moderne massificatieproces, is het meest voor de hand liggende antwoord op die existentiële zinledigheid simpelweg gelegen in de neiging om dat zoveel mogelijk te verdringen in de roes van een uitbundige consumptie- en amusementscultus zoals de kapitalistische consumptiemaatschappij die dag in dag uit met alle beschikbare middelen aanbiedt en stimuleert en daarbij tevens voorziet in een rijk scala van roesmiddelen. We consumeren en amuseren ons kapot, zo is in dit verband opgemerkt.[7] ‘Shopping is the meaning of life’. De permanente staat van begeerte die de kapitalistische consumptiemaatschappij opwekt en in stand houdt en zich ook manifesteert in het najagen van steeds meer succes, titels, topprestaties, krijgt daarmee in zekere zin een metafysische dimensie. Aan de bevrediging daarvan wordt als het ware de zin van het eigen bestaan ontleend.
Op zoek naar een laatste gerechtigheid
Geconfronteerd met die nihillistische effecten zoeken veel buitenkerkelijk geraakte christenen een nieuw houvast in een spirituele geloofshouding met de ervaring van transcendentie als empirische grondslag en geloof in een omvattende zin van hun bestaan als levensperspectief; een bestaan dat ondanks alle wetenschappelijke verlichting in laatste instantie in raadsels gehuld blijft. Hoe verder we als mensen in het heelal doordringen en hoe dieper in de materie, des te raadselachtiger de werkelijkheid van macro- en microkosmos voor ons wordt zoals de theoloog Hans Küng in dit verband opmerkt.[8] Niettemin gelooft een gedreven atheïst als de evolutiebioloog Dawkins dat ons bestaan niet langer een mysterie is dankzij de evolutietheorie van Darwin. Dankzij die theorie zouden we immers beschikken over een afdoende verklaring voor het ontstaan en bestaan van de mens en is religie derhalve een gepasseerd station geworden.[9] Maar daarmee overschrijdt hij de grenzen van de vragen die wetenschap redelijkerwijze kan beantwoorden. Over vragen als: wat is de oorsprong van alles en waartoe zijn we op aarde, wat is dus de zin van ons bestaan kan de wetenschap geen uitsluitsel geven. Zoals eerder (p...) betoogd, is de wetenschap niet de enige weg naar kennis. Voor vragen van levensbeschouwelijke aard als juist genoemd zijn we aangewezen op religieuze intuïtie en filosofische, i.c. metafysische reflectie.
Het voornaamste spoor naar God, meent de procestheoloog en godsdienstfilosoof J. van der Veken[10], is tegenwoordig voor de meeste mensen juist de vraag naar zin en betekenis van hun bestaan. Een impliciet geloof in God is overal aanwezig waar mensen, op zoek naar een laatste gerechtigheid en ondanks alle ongerijmdheden die zij op hun pad ervaren, vertrouwen blijven koesteren in het leven als een ondoorgrondelijk en vaak verbijsterend mysterie, waarin, naar zij vermoeden, een verborgen zin schuilgaat. Dat maakt het mogelijk ondanks alle wederwaardigheden zin te blijven ontwaren in een anders uiteindelijk zinloos lijkend bestaan[11], een mallotige omweg van Niks naar Niks, zoals de eerder geciteerde filosoof Cioran dat eens duidde.
[1] Zie L. van Eugelink, "Niets in mij gelooft dat". Over Religie in de moderne Nederlandse literatuur, 2007; en J. Goedegebuure, Nederlandse schrijvers en religie 1960-2010, 2010
[2] R. Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme, 2010, p. 24
[3] Zie o.a. Betekenis van spiritualiteit en spirituele bewegingen in onze tijd, Civis Mundi, 4, 1985; Op zoek naar nieuwe spiritualiteit, 2, 1987; en M. Meester, Nieuwe spiritualiteit, 2008
[4] Zie M. Foucault, Breekbare vrijheid, 1995; J. Dohmen (red), Over levenskunst, 2002 pp.11; idem, Het leven als kunstwerk, 2008; en W. Schmidt Filosofie van de levenskunst, 2002
[5] B.E. Chabot, De wil om niet te geloven, Trouw, 3 juni 1995
[6] Zie C.W. Rietdijk, Experimenten met God, 1989
[7] Zie D. Geldof, We consumeren ons kapot, 2007; en M. Postman, We amuseren ons kapot (Nederlandse vertaling van M. Postman’s Amusing ourselves to death, 1985
[8] Zie. H. Küng, a.w. (noot 40), p 84
[9] Zie R. Dawkins, The Blind Watchmaker, 1986
[10] Zie J. van der Veken, Geloven in God en het probleem van de zin van het leven, in: A.D. Fokker (red.), Zin in het bestaan, 1996, p. 71 e.v.; zie ook P. Tillich, Die Verlorene Dimension, 1962, pp. 8-9
[11] Zie J. van Baal, Boodschap uit de stilte. Mysterie als openbaring, 1991, p. 47