Civis Mundi Digitaal #9
Hugo S. Verbrugh
In het vorige nummer van Civis Mundi, november 2011, heb ik een artikel geschreven ’Antroposofie, filosofie en de universiteit - een schandaal! Een ontmoeting met de Atheïstisch-Humanistische Vereniging De Vrije Gedachte. Een essay over het probleem van de antroposofie en het werk van Rudolf Steiner. Daar zijn twee reacties op gekomen, één van Floris van den Berg, hoofdpersoon in dit ’schandaal-verhaal’, en een van Enno Nuy, hoofdredacteur van De Vrijdenker, het maandblad van De Vrije Gedachte.
Beide bijdragen van vrijdenkers-zijde zijn van zodanige inhoud en strekking dat een naschrift geïndiceerd is. Die van Van den Berg was zeer kort en leent zich niet goed voor een afzonderlijke publicatie; hieronder ga ik kort nader in op wat hij schreef.
De bijdrage van Nuy, ’Antroposofie: esoterisch ietsisme?’ verdient meer aandacht. Hij is in z’n geheel hieronder geplaatst. In het volgende nummer van Civis Mundi kom ik er op terug. Nu eerst Floris.
In mijn schandaalverhaal in het vorige nummer had ik tussen de regels al gesuggereerd dat het optreden van de vrijdenkers, met name dat van Floris van den Berg, op mij overkwam als een nieuw fenomeen. Ik bedoel hier dit begrip ’nieuw fenomeen’ in de zin waarin de Nederlandse psychiater en filosoof Jan H. van den Berg [geen familie] dit begrip gevormd heeft. Hij heeft het gevormd om iets aan te duiden dat vroeger niet alleen niet bekend was, maar dat er, omdat het niet bekend was, domweg ook niet was. Jan H. van den Berg karakteriseert dit in deze zin in zijn metabletica, de leer omtrent de, voor de uiterlijke geschiedschrijving veelal verborgen samenhangen tussen verschillende, gelijktijdig optredende historische veranderingen. Hij illustreert het nader aan de geschiedenis van de puberteit. ’Die is niet beschreven vóór Rousseau. ... Toen Rousseau in de jaren dertig van de 18e eeuw zijn eigen puberteit ervoer, ervoer hij waarschijnlijk iets nieuws, zó nieuw, dat hij het kon gaan beschrijven als een nieuw fenomeen. Dat is een voorbeeld van wat eigenlijk de inhoud is van de metabletica. De "Ideeengeschichte"is een"Realgeschichte", de ideeën-geschiedenis is een geschiedenis van zaken, van dingen, van het echte concrete leven.’ [zie ’De man achter de metabletica’, biografisch interview met Jan H. van den Berg, opgenomen in de bundel Biografie in de Geneeskunde Geneeskunde in de biografie 22 interviews, uitgave Stichting Kairos k*r Rotterdam, 2002, ISBN 90-76-494-05-3]
In deze metabletische zin onderken ik nu het optreden van Floris van den Berg als een nieuw fenomeen. Zelfbedrog met voorbedachten rade lijkt mij een adequate benaming.
Zelfbedrog is van alle tijden. Ook in de categorie ontsporingen van wetenschap is het een bekend fenomeen. Een klassiek voorbeeld is dat van de Franse immunoloog Jacques Benveniste (1935 - 2004). In 1988 meende die, volstrekt integer werkend, de effectiviteit van homeopathische verdunde substanties experimenteel te hebben aangetoond. In goed vertrouwen dat hij echt iets op het spoor was, maar in werkelijkheid ’wishful thinking’, publiceerde hij zijn vermeende ontdekking maar werd vervolgens zó krachtig door collega’s teruggefloten dat hij nergens meer serieus werd genomen.
Wat Floris van den Berg doet gaat verder. Verschillende passages die ik in mijn eerdere artikel citeerde wezen al in die richting; de correspondentie die Wim Couwenberg en ik nadien met hem hadden, spreekt nog duidelijker taal.
Op 22 november stuurde ik het volgende bericht aan Floris van den Berg en Anton van Hooff: ’Mijne heren, Onlangs is het nummer van het tijdschrift Civis Mundi verschenen waarin een korte versie staat van de langere tekst waarin ik trachtte u satisfactie te geven inzake de confrontatie die wij 14 mei jl. aangegaan zijn. Mede namens hoofdredacteur Wim Couwenberg nodig ik u hierbij niet zonder enige nadruk uit een reactie in te sturen naar hem. Ik ben zelf ook zeer benieuwd wat u er van gaat maken! In de hoop u ook weer eens "live" te zien en te spreken en in goede herinnering aan onze contacten tot nu toe verblijf ik, (w.g. Hugo Verbrugh).’
Per kerende post kreeg ik van de eerstgenoemde antwoord: ’Hallo Hugo, Dank voor je bericht. Ik had het al gezien. Ik heb je grotendeels onleesbare artikel trachten te lezen. Toch had je de essentie wel begrepen maar kon het niet geloven: dat wij jou hebben uitgenodigd als een voorstelling in de freakshow van idioterie. En je hebt dan ook een prachtige acte de presence gegeven. Het zou mij geen moer kunnen schelen, ware het niet dat er antroposofische kwakzalvers zijn en dat er kinderen worden toevertrouwd aan antroposofische scholen en dat er op de universiteit een plaatsje voor is ingeruimd. In jouw geschriften heb je prachtig laten zien dat een analytische discussie met jou niet mogelijk is omdat je - zoals alle gelovigen - [je] onttrekt aan de regels van de rede en redelijkheid. Ik kan eigenlijk niet geloven dat jouw artikel in Civis mundi is gepubliceerd. Maar goed, Couwenbergh [sic] is dan ook nog katholiek (of heb ik het mis? Ik hoop het maar). Ik zal erover denken of ik een stukje schrijf, maar, zoals ik zei vind ik de antroposofie te onbelangrijk, te onzinnig en te dwaas om daar mijn tijd aan te besteden. Met vriendelijke groet, Floris.’
Tot zover de interactie tussen Floris van den Berg en mij. Ik bleek de essentie dus wel begrepen te hebben toen ik, ik citeer uit mijn schandaalverhaal, aannam ’dat ze met mijn spreekbeurt niet een soort ’freakshow’ hebben willen opzetten, een kermisattractie waar het publiek mag komen lachen om psychiatrische patiënten of anderszins gehandicapte mensen, ...’. Zo hoor je nog eens wat.
In een mailbericht aan Enno Nuy schreef Floris van den Berg vervolgens op 1 december: ’Hallo Enno, Ik heb [met] genoegen in De Vrijdenker gelezen. Zo ook jouw artikel over Verbrugh. In Civis Mundi is een verkorte versie van het gedrocht van Verburgh [sic] verschenen. Zie onder een verzoek van hoofdredacteur COuwenbergh [sic] van dat blad om een bijdrage van mijn hand. [Couwenberg had op 1 december aan Floris van den Berg geschreven: Van Hugo Verbrugh verneem ik dat u erover nadenkt op zijn stuk in Civis Mundi te reageren, al koestert u nog aarzelingen. Ik hoop dat u zich over die aarzelingen heen zet. Verbrugh heeft veel moeite gedaan om zijn standpunt tegenover uw kritiek nader toe te lichten. Ik vind dat u zo sportief moet zijn om de handschoen die hij u toewerpt op te rapen en zich van uw kant ook enige moeite dient te getroosten uw stellingname tegen Verbrugh nader te onderbouwen. Met vriendelijke groeten, Wim Couwenberg] Jouw artikel zou m.i. prima geschikt zijn. Ik heb onderstaande stukje geschreven op mijn fb pagina [dat is kennelijk een site; ik heb het niet kunnen vinden, maar dat kan aan mij liggen], dat zou er evt. bij kunnen: "Antroposofische Freakshow - Er zijn in NL antroposofische scholen en antroposofische "artsen" [aanhalingstekens in de tekst van FvdB] en leerstoelen op antropologische [sic] grondslag. Dat allemaal gebaseerd op de ideeën van Rudolf Steiner die niet genoegen kon nemen met de grenzen van het wetenschappelijke wereldbeeld en de weerbarstige wetenschappelijke methode en er vervolgens in barok Duits op los fantaseerde. Hugo Verbrugh was uitgenodigd bij een symposium van vrijdenkersvereniging De Vrije Gedachte, omdat de vrijdenkers wel eens met eigen oren wilden vernemen dat er inderdaad mensen bestaan die in allerlei idiote ideeën geloven. Naar aanleiding hiervan raakte ik in debat met Hugo Verbrugh, die uitgebreide, grotendeels onbegrijpelijke stukken begon te produceren. Een lang artikel van hem hierover is - tot mijn verbazing - gepubliceerd in Civis Mundi. http://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=1761 ) - Knappe prestatie wie dit artikel uit kan lezen en er nog een touw aan kan vastknopen. Ergens in het artikel slaat Verbrugh de spijker op de kop. Hij ziet hoe de vork in de steel zit, maar hij kan het niet geloven: [en dan kom bovenstaand citaat over de vrijdenkersdag als ’freakshow’]. Voel jij ervoor om jouw artikel (evt. nog wat gespecificieerd [sic] op het betreffende artikel en evt. met mijn commentaar erbij in Civis Mundi te publiceren? Hartelijk gegroet, Floris.’
Tot zover over de contacten tussen Floris van den Berg en Wim Couwenberg en Enno Nuy. Laatstgenoemde stuurde op 5 december het bedoelde artikel aan Couwenberg, dat nu dit in dit nummer van Civis Mundi staat.
Wat betreft Floris tot slot voorlopig dit als mijn eerste conclusie: in de ongeveer halve eeuw dat ik in de wetenschap en de universiteit in Nederland meedoe, heb ik een werkwijze en redenering als Floris van den Berg hier expliciet verantwoordt niet eerder meegemaakt. Hij vertoont een niet eerder vertoonde combinatie van (1) onwetendheid, (2) onwil tot weten, (3) abjecte totaal-kritiek op het object van zijn onwetendheid, (4) een nieuwe, extreme variant van de al vanaf de oudheid bekende vorm van kritiek ’ad hominem’ en (5) een psychopathologisch aandoende zelfgenoegzaamheid. Hij is, kortom, een nieuwe variant van bedrog in de wetenschap. Wij wachten met belangstelling hoe het hem verder zal vergaan.
In het hieronder gepubliceerde artikel van Enno Nuy schrijft Nuy over hoe hij en zijn medevrijdenkers verwachten dat ik zal oordelen over hun reacties: ’wij betwijfelen of hij daar heel erg blij mee zal zijn’. Ze vergissen zich. Ik voel de vreugde van een patholoog die een nieuwe ziekte heeft ontdekt en nu prioriteit mag claimen inzake de beschrijving ervan. ’Zelfbedrog met voorbedachten rade’.