Civis Mundi Digitaal #9
Bespreking van: Jurgen Slembrounck (red.), Voorbij het atheïsme? Over de relatie tussen atheïsme en humanisme, uitgave UPA (University Press Antwerpen), 2011 Imprint ASP (Academic and Scientific Publishers), Brussel
Bespreking van: Jurgen Slembrounck (red.), Voorbij het atheïsme? Over de relatie tussen atheïsme en humanisme, uitgave UPA (University Press Antwerpen), 2011 Imprint ASP (Academic and Scientific Publishers), Brussel
Wim Couwenberg
De Vrijzinnige Dienst van de Universiteit Antwerpen heeft in het academische jaar 2010-2011 een activiteitencyclus georganiseerd over de relatie tussen atheïsme en seculier humanisme. De daar gehouden lezingen zijn in dit boek gebundeld als bijdrage tot een goed begrip van wat onder atheïsme en seculier humanisme te verstaan valt. Dit initiatief maakt deel uit van de Belgische (Vlaamse) Atheïsme-campagne. Na kennisneming van dit boek rees bij mij al gauw de vraag, vanwaar die atheïsme campagne? Was daar dan behoefte aan? In het boek wordt daar een speciale bijdrage aan gewijd. Die campagne is geïnspireerd door de Atheist Bus Campaign in Groot-Brittannië. In Engeland ontstond daaraan behoefte uit verontwaardiging over religieuze slogans op bussen. Een Britse journalist ergerde zich eraan en verzamelde geld om bussen te laten rondrijden met de slogan: " There is probably no God. Now stop worrying and enjoy life" Deze campagne is in een aantal andere landen nagevolgd, ook in België (Vlaanderen).
Tijd- en cultuurgebondenheid van godsbeelden en religies
De bedoeling ervan was het atheïsme een luider stem in de samenleving te geven en mensen te wijzen op de mogelijkheid van een leven zonder godsgeloof. Maar is dat tegenwoordig nog een punt van discussie? Durf zelf te denken, lees ik in de toelichting van die campagne. Is men daar in België dan nog bang voor? En geniet van het leven, lees ik verder. Moet daar in deze tijd die bol staat van hedonisme en reclame daarvoor, nog propaganda gemaakt worden? In een tijd toen de RK kerk in België nog zo dominant en intolerant was dat zij haar leer en moraal aan iedereen wilde opleggen, was er alle reden voor een dergelijke slogan. Maar die kerk verliest snel aan macht en invloed, zoals in het boek zelf te lezen valt. De samenleving is inmiddels sterk geseculariseerd. Doet zo’n campagne daarom niet enigszins denken aan het vechten tegen windmolens?
In het kader van de zingevingproblematiek heeft Civis Mundi in de jaren ’90 ook aandacht geschonken aan de confrontatie van theïsme en atheïsme, daarbij geïnspireerd door Paul Cliteur één van de redacteuren van Civis Mundi in die tijd. Atheïsme is in zijn definitie de afwijzing van theïsme. Maar is dat theïsme nog iets dat noopt tot luidruchtig verzet? Mijn bezwaar tegen strijdbaar atheïsme is dat zij geen oog lijkt te hebben voor de tijd- en cultuurgebondenheid van Godsbeelden en religies. Het enige godsbeeld dat in die campagne serieus genomen wordt is dat van het traditionele, orthodoxe christendom. Dat godsbeeld is de religieuze expressie van een feodaal-monarchale tijd, waarin God geconcipieerd en aanbeden werd als almachtige Heerser over hemel en aarde en bron van alle aardse machten. Veel moderne gelovigen spreekt dit pre-moderne godsbeeld niet meer aan. Onder invloed van het religieus-vrijzinnige en religieus-humanistische denken hangen zij een abstracter godsbeeld aan ter aanduiding van het mysteriekarakter van ons bestaan en de ultieme zin ervan. In het continue wordingsproces van het universum en het bewustwordingsproces van dit universum in en door de mensheid openbaart zich in nieuwe religieuze bewegingen een scheppende Geest en Energie. En die krijgt in het zich ontwikkelende religieuze bewustzijn gestalte in verschillende tijdgebonden godsbeelden en godsdiensten.
Geloof als doel in zichzelf
In christelijke kringen, zo wordt in het boek opgemerkt, is er zoiets als geloven in geloof, dat wil zeggen het geloof in de positieve invloed van geloven, waarbij het bestaan van God tussen haakjes gezet of zonder meer ontkend wordt. De PKN predikant Klaas Hendrikse heeft dat onlangs bijvoorbeeld gedemonstreerd in zijn boeken "Geloven in een God die niet bestaat" (2007) en "God bestaat niet en Jezus is zijn zoon" (2011). Als christelijk gepresenteerde organisaties en partijen zijn vaak ook een voorbeeld van een dergelijk geloof als doel in zichzelf, waarin de oorspronkelijke essentie niet langer ter zake doet, alleen de uiterlijke schijn. Hoe dit zij, in het boek wordt het atheïsme gepresenteerd en toegelicht onder verschillende benamingen, met name als radicaal, strijdvaardig, militant, actief en positief-atheïsme, terwijl ook al sprake is van een vrolijk-atheïsme.
Dat positieve atheïsme duidt op de ontwikkeling van een eigen atheïstische spiritualiteit. De filosoof Ludo Abicht wijdt daar een belangwekkende bijdrage aan. Hij bouwt daarin voort op het opmerkelijke pleidooi van de Franse godsdiensthistoricus F. Lenoir voor een herinterpretatie van de Evangelische boodschap als historische en tevens noodzakelijke voorloper van het de-isme, agnosticisme en atheïsme van verlichting en moderniteit.
Nieuw type religiositeit als antwoord op het nihilistenprobleem van de moderniteit
In dit boek klinkt enerzijds het bekende secularistische geluid door dat religieus geloof onweerstaanbaar op z’n retour is, maar tegelijk ook het besef, dat ontkrachting van de godshypothese nog niet de doodssteek van religie betekent. Dat klopt. Maar waarom zou een oermenselijk fenomeen als religie moeten verdwijnen? Wat laakbaar is, is alleen het misbruik dat door mensen, in het bijzonder kerkelijke, politieke en andere machtshebbers, voor religie gemaakt wordt voor politieke en andere doeleinden.
Het religieuze bewustzijn is nog springlevend in het grootste deel van de wereld, ook in de voormalige communistische landen ondanks de intensieve anti-religieuze propaganda die daar door communistische machthebbers jarenlang bedreven is. Veel etnisch-culturele conflicten hebben ook een religieuze achtergrond. Het secularisatieproces betekent m.i. niet het einde van het zinzoekende religieuze bewustzijn, maar een nieuwe fase in de ontwikkeling ervan. Daarin zien we niet alleen snel groeiende ontkerkelijking en individualisering van religieus besef, maar ook een zoektocht naar nieuwe immateriële bronnen van zingeving en in het voetspoor hiervan de opkomst van nieuwe uitingen van religieuze en spirituele bewustwording als antwoord op het nihilismeprobleem van onze moderne cultuur. Het beantwoordt aan een elementaire menselijke behoefte, de behoefte namelijk aan zingeving van het eigen bestaan. Die nieuwe religieuze bewustwording is zelf een uitvloeisel van het secularisatieproces. Het confronteert geseculariseerde mensen met de volstrekte toevalligheid en zinloosheid van hun bestaan. Uit die confrontatie ontwikkelt zicht een nieuw type religiositeit. Zich losmakend van alles wat zweemt naar het traditionele religieuze dogmatisme legt het sterk de nadruk op persoonlijke ervaring en verantwoordelijkheid. Het uit zich in zg. religies à la carte en wisselende spirituele netwerken. Elementen uit verschillende religieuze en spirituele tradities probeert men te verbinden tot een persoonlijke levensvisie.
Weinig inspirerende idee
In de redactionele inleiding van dit boek wordt ook de vraag gesteld of het seculiere humanisme voldoende inhoud heeft om de plaats van god in te nemen? Ja, zo wordt er aan toegevoegd, kunnen en moeten we niet voorbij het atheïsme? Die vraag is alleszins terecht. In de eerste plaats is atheïsme als strijdbanier een weinig inspirerende idee. Het is de ontkenning van het theïstische godsbeeld. So what? Dit is toch geen strijdbanier? Bovendien, hoe sterk zijn de uitgangspunten van dit seculiere humanisme eigenlijk? In het boek wordt de nadruk gelegd op de rationaliteitsthese van de Verlichting, die afgezet wordt tegen het irrationele karakter van religieus geloof; en op de morele autonomie van de mens. Maar worden beide pijlers van dit humanisme niet veel meer bedreigd door kritiek vanuit de geseculariseerde samenleving dan door kerk en geloof? Wat de rede als cruciale kenbron betreft, over de relatie tussen die rede en het geloof is nergens zoveel nagedacht als in de christelijke wereld. Vrij recent nog in de encycliek Fides et Ratio van paus Johannes Paulus II. De hoop op en het streven naar verzoening tussen geloof en rede is ook de harde kern van religieuze vrijzinnigheid. Denken en geloven gaan in een vrijzinnig geloofstype hand in hand. Vandaar de typering ervan als denkend geloven.
Pijlers seculier humanisme ter discussie
In de postmoderne cultuurkritiek worden juist genoemde pijlers van dit humanisme fors aangevallen. De humanistische opvatting van de mens als rationeel en autonoom subject wordt in die kritiek als een fictie terzijde geschoven. Niet langer geloofwaardig, evenmin als het moderne rationeel geconstrueerde wereldbeeld van de verlichting, waarvan dat humanisme zich als erfgenaam opwerpt. Maar ook in politiek wetenschappelijk en sociaal-psychologisch onderzoek is die rationaliteitshypothese onderuit gehaald. Ondanks alle wetenschappelijke verlichting blijft ons bestaan in laatste instantie in raadsels gehuld. Hoe verder we als mensen in het heelal doordringen en hoe dieper in de materie, des te raadselachtiger de werkelijkheid van macro en micro kosmos voor ons wordt zoals de theoloog Hans Kühn in dit verband opmerkt.[1] De grootste fout die wij maken, zo merkte de prominente Amerikaanse bioloog Craig Venter in dezelfde geest onlangs op, is dat wij met alle informatie die we hebben, denken dat wij het universum waarin wij leven begrijpen. Onze simpele experimenten tonen aan dat we het leeuwendeel ervan juist níét begrijpen. Er bestaat een anekdote op internet dat een student een essay over biologie moest schrijven. Hij schreef simpelweg: We don’t know shit about biology. En dat klopt, aldus deze Amerikaanse bioloog.
Wat de autonomiethese betreft die is het meest radicaal geattaqueerd in moderne deterministische theorieën zoals die nu vooral door neurowetenschappers verkondigd worden. Dat er reden is ook die veronderstelde autonomie te relativeren illustreert de moderniteit zelf in haar maatschappelijke ontwikkeling. Die heeft een type mens en cultuur voortgebracht die door Ortega Y Gasset in de jaren ’30 kort samengevat is in het concept van de massamens en de massacultuur en in de sociologische literatuur nadien benoemd is als massificatieproces. Gedoeld wordt daarmee op een consumptief ingesteld type massamens dat gedachteloos achter heersende trends, modes en machten aanloopt zoals markt en media die met steeds slimmere marketingtechnieken aanbieden en opdringen. Het is een praktijk die in de jaren ’30 al gehekeld is en onder invloed van het tot het uiterste gecultiveerde consumentisme van het laatkapitalisme een noodzakelijke voorwaarde geworden is voor de instandhouding van dat kapitalisme. In plaats van de gepretendeerde autonomie keert de heteronomie van de premoderniteit, zoals belichaamd in godsdienst en kerk, zodoende terug in de moderne anonieme verpakking van markt en media[2].
Al bij al een boek dat prikkelt tot verder nadenken en discussie en met alleszins lezenswaardige bijdragen.
[1] Zie H. Kühn, Het begin van alle dingen. Natuurwetenschap en religie, 2008 p. 84
[2] Zie o.a. E. Wit, De autonome mens, 2007; B. Barber, De infantiele consument, 2007; en J. Dohmen, Het leven als kunstwerk, 2008 pp 15-26