Civis Mundi Digitaal #9
René Descartes, Regels om richting te geven aan het verstand en ander vroeg werk, Bibliotheek Descartes, deel 1. Boom, Amsterdam 2010; 350 blz.
René Descartes, Regels om richting te geven aan het verstand en ander vroeg werk, Bibliotheek Descartes, deel 1. Boom, Amsterdam 2010; 350 blz.
Dit boek is het eerste deel van een voorgenomen Nederlandse uitgave van het oeuvre van Descartes in acht delen. Daarom gaat er een uitvoerige inleiding over Descartes en zijn betekenis voor ons aan vooraf, van de hand van een van de redacteuren, Han van Ruler. De vroegere werken die zijn opgenomen zijn achtereenvolgens de ‘Samenvatting van de muziekleer’, de betrekkelijk korte ‘Persoonlijke aantekeningen’, en het verslag van Descartes over zijn dromen. Het belangrijkste opstel, de beroemde ‘Regels om richting te geven aan het verstand’, besluit deze bundel.
Het compendium van de muziekleer laat ons een Descartes zien die waarschijnlijk alleen de specialisten bekend is. Het werd in 1618 in Breda geschreven, waar Descartes toen als soldaat van het Staatse leger in garnizoen lag. De persoonlijke aantekeningen zijn notities over verschillende onderwerpen, ten dele ook de wiskunde. De beroemde droom van Descartes in Beieren (ook weer als soldaat, tijdens de winterrust van de troepen), waarin hij ontdekt dat hij voor de wetenschap bestemd is, lezen wij hier in zijn eigen verslag; het blijkt om verschillende dromen te gaan. De belangrijke ‘Regels om richting te geven aan het verstand’ zijn nog altijd hoogst interessant voor wie Descartes’ denkwijze wil leren kennen, maar zij zijn ook nog stimulerend voor ons eigen denken. ‘Alleen het verstand is tot kennis in staat’, schrijft hij in regel VIII, ‘maar het kan door andere vermogens worden geholpen of gehinderd: de verbeelding, de zintuiglijke waarneming en het geheugen’(blz. 280). Zo vindt men hier vele uitspraken die ons aan het denken zetten.
Elk van deze beschouwingen wordt voorafgegaan door een verhelderende inleiding, terwijl de vertalingen van tal van toelichtende noten vergezeld gaan. De vertalingen zelf zijn voor zover ik dit beoordelen kan, zorgvuldig gemaakt, in goed leesbaar Nederlands. Van de inleidingen heb ik heel wat geleerd, bijvoorbeeld dat in de befaamde Utrechtse controverse tussen Voetsius en Descartes niet een steile calvinist aan het woord was, maar eerder een oudere wijze man, die tegenover de jonge zelfverzekerde rationalist ‘insisteert op een sober vertrouwen op redelijkheid en wetenschappelijke traditie’(blz. 203).
Samenvattend durf ik te zeggen dat het hier om een voorbeeldige en uiterst verzorgde editie van Descartes gaat, die ook door wie deze filosoof liever in het Latijn of Frans leest, niet ongelezen mag blijven. Het enige wat ik aan te merken heb, is dat een naamregister helaas ontbreekt. Verder niets dan lof.
J.M.M. de Valk