Gesprek over ouderdom, humanisme en levensbeschouwing

Civis Mundi Digitaal #12

door Fernando Suárez Müller

Gesprek over ouderdom, humanisme en levensbeschouwing

Een filosofisch commentaar op Peter Derkx’ Humanisme, zinvol leven en ‘nooit meer ouder worden’, VUBpress, Brussel, 2011.

 

Dr. Fernando Suárez Müller, Universitair Docent praktische filosofie aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht.

 

Laat ons vaart maken, want ik ben bang dat ze er anders niet meer zitten! Ik hield ze in eerste instantie voor zwervers, die zich in de hof achter de rozenstruiken hadden verstopt. Een aantal dagen achtereen sloeg ik ze gade, maar ik kon de twee gestalten niet goed herkennen. Vanmorgen spraken zij mij aan, toen ik de hoek van het conservatorium omsloeg, en betrokken zij mij in een boeiend gesprek waarin beiden verwikkeld waren. De oude heer die mij aansprak herkende ik niet, maar uit zijn schaduw dook een gestalte op met een wipneus en kalend voorhoofd die ik vorig jaar al was tegengekomen onder de Domtoren. Niemand aan de universiteit, ook niet Joep Dohmen, wilde toen geloven dat ik hem echt was tegengekomen. Hij had zich sinds ons gesprek over levenskunst en zijn plotse verdwijning na afloop ervan niet meer gemeld en ook op e-mails die ik hem toezond, kwam geen reactie meer. Zo moest ik bij het verhalen van deze ontmoeting het lot ondergaan uitgemaakt te worden voor een fantast die feit en fictie niet weet te onderscheiden. Daarom, Peter, sleep ik je mee! En wel snel, opdat je het met eigen ogen mag aanschouwen! Want ik weet dat je in weinig gelooft wat niet acte de presence kan geven in een concrete, empirische context. Dit is het gevolg van de pragmatische en analytische filosofie die je over het kanaal leerde kennen, in het noordelijke deel van het Koninkrijk. In de koude Keltische stad werd de Zuid-Europese filosofie waarschijnlijk gezien als een relict uit vervlogen dagen. Nu zal ik je de gestalte tonen die hopelijk net zo’n indruk op je zal maken als de herkenning van zijn meester door Thomas de ongelovige. Kom snel en aanschouw onze leermeester in levendige lijve!

- Gemak, gemak, mijn vriend. Beheers je Zuid-Europese temperament! Vertel eerst eens waarom ik word geacht mee te lopen en niet ook de anderen die evenmin geloof hechtten aan je bekende ontmoeting.

- Als goede humanist is de twijfel een sterke kant van je geest en ik begrijp dat wie twijfelt niet snel tot actie komt en behoedzaamheid en bedachtzaamheid betracht. Hoe goed deze eigenschappen ook zijn, ik maan je om vaart te maken, want hij gaf te kennen graag een gesprek aan te gaan met de auteur van dit prachtige boek dat ik bij mij droeg toen ik in de Mariahof door de twee gestalten werd aangesproken. Het gesprek waarin zij verwikkeld waren ging over de angst voor het ouder worden - een angst die de moderne cultuur sterk verbindt met het Helleens idealisme. En ze herkenden het thema in de titel van je boek. Voorwaar, ik zeg je, de man met de wipneus was daadwerkelijk Socrates!

- Wie het ook zij, ik loop met je mee. Een goed gesprek is nooit te versmaden. Maar vertel onderwijl waarover het paar zich onderhield.

- Hun onderhoud was zeker niet te versmaden voor wie weten wil wat goed ouder worden betekenen kan. Loop in de pas en ik zal je op de hoogte brengen! Beide heren weten waarover ze spreken, want beiden zijn zeer op leeftijd, en niet grijs maar wit bedekt hun kruin. Op naar stap! Zij herdachten de verloren jeugd en toch bezongen zij de zegeningen van de ouderdom. Want gezegend is zij of hij die goed ouder wordt, ook al gaat dit altijd met weemoed gepaard omdat de vitale kracht ons toch verlaat. Zolang we in deze wereld zijn, hebben we die biologische kracht sterk nodig. Op naar draf! Toch wordt dit verlies vergoed! Hoewel dit niet zonder inspanning gebeurt. Ervaringen stapelen zich op, maar zij moeten worden geoogst en verzameld, waar inzet voor nodig is. Mits goed begeleid, maakt fysieke kracht dan plaats voor geestelijke groei en wijsheid. Zie daar de hof! Op naar galop!

- Zie hier de man, die auteur is van dit boek! Welkom in ons midden! Mijn vriend hier hield zojuist een verhandeling over de inhoud, die hij ooit in zijn vele brieven aan Lucilius besprak.

- Een warm onthaal zij je gegund, want heeft de filosofie er niet lang op gewacht? Ouderdom is sinds mijn beroemde brieven een geliefd thema van de filosofie, dat in de moderne tijd in vergetelheid is geraakt. Uit eigen ervaring kon ik bevestigen dat oud zijn verminderde kracht betekent, maar geenszins het geluk ondermijnt. Grijs is wit en ouderdom geest, zolang de mens naar wijsheid streeft. Stuk voor stuk en stap voor stap verlaten we de wereld en toch is er ruimte om zich gelukkig te prijzen. Wijsheid is verzamelde levenservaring, maar is zeker nog meer het vertrouwen in een ommekeer. Zo vertelt ons zelfs Epicurus’ leer, dat de grijze dag ons dwingt de dood te gedenken. En zo leerde ook ik dat het memento mori ons tevens in jonge jaren moet begeleiden. Maar anders dan Epicurus ben ik van mening dat het ware geluk ook in de oude dag niet uit genieten bestaat. Het leven lust de wereld en zeker brengt ook de wereld in herfst en winter lust. Maar we gedenken de dood en prijzen ons gelukkig als we het leven nemen als overgang. Voor zover lust en geluk samengaan, is niet alleen de lust der laatste dagen bepalend, maar de lust van de aantocht en de verwachting. Zo is het memento mori tegelijk de goden gedenken, in wier gezelschap we in versnelde schreden hopen te verkeren.

- Allereerst wil ik mijn dank uitspreken voor dit warme onthaal, en zeker had mijn collega gelijk dat ik verbaasd zou staan als Thomas bij het zien van dit eervolle gezelschap. Zo raak ik niet alleen het kleed van de eeuwige Socrates aan, maar ook de toga van de onsterfelijke Seneca!

- Het doet mij deugd het beeld van fantast achter mij te laten. Ik verzekerde je al, beste Peter, dat het zou lonen haast te maken! En zeer geroerd ben ik dat je deze grote filosofen ondanks je agnosticisme de attributen "eeuwig" en "onsterfelijk" verleent.

- Inderdaad kan ik deze attributen, geconfronteerd met deze bijzondere verschijning, niet meer in figuurlijke zin bedoelen. Maar vooraleer we ons in metafysische speculaties verliezen, wil ik zo vrij zijn onze Romeinse gast erop te wijzen dat er in mijn boek eigenlijk helemaal geen sprake is van een memento mori. Er is sprake van goed ouder worden als een centraal aspect van levenskunst. En er is sprake van nooit meer ouder worden als een ontwikkelingsmogelijkheid van de moderne biotechnologie. Wat voor Seneca nog een onomkeerbaar fatum was, dat de sereniteit van de stoïcijn uitdaagde, is voor ons een biomedische uitdaging die in het teken staat van het uitstel. Als in onze seculiere tijd "eeuwigheid" nog iets betekenen kan, dan niets anders dan deze "eeuwige" opschorting. Ik poog in mijn boek een oordeel te vellen over de wenselijkheid van deze biomedische mogelijkheid, en wel een oordeel dat put uit een humanistische levensbeschouwing. Het aspect van de levenskunst laat ik grotendeels over aan mijn waarde collega, Joep Dohmen, die in dit soort kwesties gespecialiseerd is. Het begrip wijsheid speelt in mijn boek nauwelijks een rol en het is vergeefs om er bij mij een grote nadruk op te verwachten. Ben ik niet van mening dat het niet zo moeilijk is om eerder wijs genoeg te worden? (174). Psychogerontologisch onderzoek brengt naar voren dat ouderen meer genieten van positieve relaties met dierbaren, maar het geduld en de wijsheid die hiervoor nodig zijn, zou men, zo denk ik, ook in jongere jaren kunnen verwerven.

- Bij Jove! Inderdaad is dit een andere manier om ouderdom te beschouwen. Zou de mensheid het gouden tijdperk zijn ingetreden dat Herodotus in een mythisch verleden situeert waarin er overvloed heerste en leven enorm lang duurde? De technische mogelijkheden lijken inderdaad oneindig, maar ik heb mij altijd al afgevraagd of de ontwikkeling van techniek een natuurlijk of cultureel plafond kan bereiken. Dit zijn interessante vragen voor een dialoog over techniek, die we een andere keer kunnen voeren. Belangrijk is natuurlijk of dat, wat mogelijk is, ook wenselijk is, en Socrates en ik zijn zeer benieuwd naar je antwoord. Maar laat mij nog kort reageren op het idee van wijsheid in jonge jaren. Wijsheid is inderdaad niet het privilege van de ouderdom. Dwaasheid en wijsheid verdelen zich over de leeftijden. Maar mijn filosofie beoogde duidelijk te maken dat ware wijsheid gepaard gaat met het memento mori, hetgeen bij jong en oud kan plaatsvinden. Wat niet wegneemt dat ouderdom een exponentiële groei van de stervensverwachting inhoudt. Het besef van een mogelijk verlies of afscheid verscherpt het gevoel van verbondenheid, hetgeen verklaren kan waarom ouderen meer genieten van dierbaren. Wijsheid heeft ook te maken met een perspectief op het geheel van het leven en de wereld, hetgeen veronderstelt dat men ten minste in gedachten met een stap het leven overschrijdt en van daarginds terug beschouwt. Het behoort tot de ware wijsheid om de dood te gedenken. Bij een technisch mogelijk gemaakte, eeuwig uitstel van de dood, lijkt de bijna noodzakelijke koppeling tussen menselijke biologie en streven naar wijsheid gebroken te worden.

- Ik weet niet zeker of ik je nog volg, waarde Seneca.

- De biomedische ontwikkelingen, gewaardeerde Peter, tenderen er naar dat de leeftijd van onze mythische aartsvaders voor ieder van ons in de toekomst benaderbaar wordt. De exponentiële groei van de mogelijkheid van een uitstel van de dood, betekent dat we in theorie in deze wereld onsterfelijk kunnen worden. Sterfgevallen zullen accidenteel zijn. De algemene ervaring van de mensheid zal die van een oneindige toekomst zijn. In mijn tijd kon men zich aan het streven naar wijsheid onttrekken, maar eens zou het leven zo zijn voortgeschreden dat het memento mori zich op zou dringen, en eenieder de zet zou ervaren, het leven en de wereld als geheel te beschouwen. Misschien zal eens door de biomedische ontwikkeling wijsheid losgekoppeld worden van de zin voor het geheel en de noodzaak de dood te gedenken. Maar ik kan mij bij een dergelijk verschrompeld begrip van wijsheid weinig voorstellen.

- Wijsheid zou zich concentreren, beste Seneca, op het strategisch plannen van de toekomst, maar vooral op het leven een morele gestalte geven. Net zoals de ethiek zonder god kan, kan de wijsheid waarschijnlijk zonder memento mori. Wijs is niet wie naast de goden zit of wil zitten, maar wie onder de mensen verkeert.

- Seneca, misschien kan onze waarde vriend ingaan op zijn onderzoek naar de wenselijkheid van deze biomedische ontwikkelingen? Als oude Griek kan ik mij ook weinig voorstellen bij een wijsheid die geheel horizontaal is, niet omdat ik denk dat ze niet mogelijk is, maar omdat ik denk dat ze niet volledig zou zijn. Ik denk dat onze waarde vriend het met mij eens zou zijn dat een technisch uitstel van de dood, de herinnering aan de dood niet uitsluit en dat in het leven van velen het memento mori een belangrijke plaats zal innemen, ook al wordt dit gedenken meer een keuze dan een algemene noodzaak.

- Ik buig mij in mijn boek inderdaad over de wenselijkheid van deze biomedische mogelijkheden van actieve levensverlenging, uitgaande van een humanistische levensbeschouwing. Ik kom tot de voorzichtige slotsom dat deze ontwikkelingen waarschijnlijk een goede zaak zijn, maar het lijkt mij niet juist om daar nu onderzoeksgeld aan te besteden omdat het verbeteren van de levensomstandigheden van de velen wier levensverwachting door armoede laag is, voorrang heeft. Uitgaande van mijn humanistische levensovertuiging is het streven naar het eeuwige uitstellen van de dood in principe een goede zaak, maar eerst moeten we op wereldniveau orde op zaken stellen en de levensstandaard van alle mensen gelijktrekken. De humanist benadert levensbeschouwingen als contextgebonden mensenwerk en gelooft in de menselijke waardigheid, in zelfontplooiing en in altruïsme of menslievendheid. Het spreekt eigenlijk voor zich dat meer leven, meer van dit alles mogelijk maakt. Vooral de mogelijkheid tot zelfontplooiing lijkt een enorme winst te boeken bij een langer leven. Het leven lijkt dan zinvoller te worden omdat doelgerichtheid een belangrijk kenmerk is voor een zinvol leven. De kwaliteit van doelgerichtheid verandert bij langer leven niet, maar wel de kwantiteit. We zullen meer dingen kunnen nastreven, meer verborgen kwaliteiten ontwikkelen. Ook de ervaring van transcendentie is voor een zinvol leven belangrijk en verdwijnt niet bij langer leven, maar wordt juist vermenigvuldigd. Bovendien lijkt mij levensextensie moreel gerechtvaardigd; het probleem van de overbevolking moet pragmatisch worden opgelost, maar is geen principieel moreel bezwaar tegen alsmaar leven.

- Beste Socrates en Seneca, jullie zien dat mijn collega, anders dan jullie, niet verwachtingsvol is ten aanzien van de dood. Waar geen daarginds is, hangt alles af van het hier en nu, en is men zich er aan gehouden dit hier en nu zo lang als mogelijk te rekken, mits dit uiteraard niet een verlenging van een ziektetoestand is. Omdat ik mijzelf in het verleden ook met de vraag naar de wenselijkheid van eeuwige levensverlenging heb beziggehouden, verbaast het mij dat morele bezwaren tegen levensverlenging in het boek niet meer aandacht krijgen. Ik heb al elders betoogd dat het probleem van de overbevolking, dat in eerste instantie een pragmatische aangelegenheid lijkt, op den duur tot een principiële keuze zal leiden "tegen nieuwe generaties". We zullen op den duur moeten afzien van het hebben van kinderen, omdat de aarde, anders dan ons alsmaar durende leven, begrenst zal blijven. Dit vergt een algemene actieve keuze tegen toekomstige generaties. In een samenleving van quasi-onsterfelijken zal er geen individuele keuzevrijheid meer bestaan ten aanzien van het nageslacht. De staat zal als controlerende instantie kunnen besluiten om sporadisch nieuw menselijk leven toe te laten wanneer iemand vrijwillig de wereld heeft verlaten. Of de keuze voor de onsterfelijken ook een keuze tegen de ecologie van de aarde inhoudt, hangt af van hoe groot de bevolking zal zijn. Die zal ongetwijfeld beperkt moeten zijn als we recht willen doen aan het idee van een duurzame aarde. De vraag is dus hoe moreel de keuze is tegen toekomstige generaties.

- In mijn boek geef ik toe, mijn vriend, dat levensverlenging zal uitdraaien op een keuze tussen kinderen krijgen en zelf langer leven. Er zullen altijd mensen sterven door ongelukken of door zelfmoord. Die maken ruimte voor een nieuwe generatie, maar ik geef toe dat die naar verwachting proportioneel klein zal zijn. Het zal ook mogelijk zijn om nooit meer ouder te worden en dus om altijd jong te blijven. De vrije keuze voor kinderen zal inderdaad op den duur niet meer bestaan omdat we snel tegen de limieten van de aarde aan zouden lopen. Net als we tegenwoordig in ontwikkelde landen kiezen voor weinig kinderen zal men in de toekomst kiezen voor geen kinderen. Maar waarschijnlijk zal er ook een sterke staat nodig zijn om orde op zaken te stellen, want er zullen altijd mensen bestaan die het verbod op kinderen niet hebben geïnternaliseerd. Maar in hoeverre het gerechtvaardigd is om het recht van een bepaalde groep op kinderen of op kleinkinderen grotendeels af te schaffen, is inderdaad een punt dat ik had kunnen verdiepen.

- Alles, beste Peter, hangt, zoals ik al elders heb betoogd, af van de waarde die men aan kinderen hecht. In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is er geen sprake van een recht op nakomelingen. Wel van een beschermingsrecht van het gezin, maar het is natuurlijk de vraag of dit zo geïnterpreteerd moet worden dat geen staat een verbod op kinderen mag instellen. In een volle wereld zal een bepaalde groep van quasi-onsterfelijken de ervaring van ouderschap moeten worden ontzegd. Dit verlies van vrijheid en rechten moet men niet al te licht nemen en zou op zijn minst tot de uitspraak moeten leiden dat het streven naar onbeperkte levensverlenging en verjonging moreel zeer controversieel is. Een uitspraak ten gunste van een onbeperkte levensverlenging van mensen loopt bovendien het gevaar het hele transhumanistische programma over te nemen. Als we ons biologische wezen kunnen verbeteren door ons leven oneindig te verlengen, waarom zouden we dan niet ook kunnen besluiten om ons lichaam te muteren zodat we de ogen van een adelaar, het geurvermogen van een hond en de intelligentie van een god verwerven? Het thema van deze "slippery slope" had in het boek op zijn minst aan bod moeten komen.

- Waarde collega, het was mij er niet om te doen om alles wat de biomedische wetenschap mogelijk maakt op zijn wenselijkheid te toetsen. Levensverlenging is één ding, en een scherp oog ontwikkelen een ander. Maar eenmaal de levensbeschouwing van het humanisme afgebakend, denk ik dat mijn boek aanknopingspunten biedt om de wenselijkheid van afzonderlijke ingrepen te beoordelen. Ik weiger om een oordeel en masse te geven over alle biomedische mogelijkheden.

- Mag ik de discussie onder collega’s onderbreken om ruimte te maken voor een andere geboortetechniek die filosofisch van aard is, namelijk de maieutiek? Het zou inderdaad onrechtvaardig zijn om een massaal oordeel over de medische wetenschap te verlangen. Zeg eens, waarde Peter, bestaat er een verschil tussen een tekst corrigeren en een tekst herschrijven?

- Zeker Socrates, maar dit verschil is niet absoluut. Een tekst corrigeren gaat makkelijk over in het herschrijven ervan.

- Goed! Kan ik dan vasthouden dat we het met elkaar eens zijn dat er een verschil bestaat, maar dat er tegelijkertijd een dunne lijn tussen corrigeren en herschrijven ligt, die als "slippery slope" aangeduid kan worden?

- Omdat ik de dialogen van je discipel ken, neem ik aan, Socrates, dat je mij ergens wilt brengen waar ik niet onmiddellijk naar toe zou gaan. Inderdaad erken ik het verschil tussen beide handelingen en heb ik er vooralsnog niets tegen om de dunne lijn tussen de genoemde handelingen een "slippery slope" te noemen.

- Zou je het gek vinden, mijn Peter, als je je boek door een redacteur liet corrigeren en dan een geheel ander boek terug zou krijgen?

- Waar moet dit naar toe, Socrates? Natuurlijk zou ik dat gek vinden! Ik heb immers al erkend dat corrigeren iets anders is dan herschrijven.

- Een redacteur die je boek zou herschrijven zou dus een grens overschrijden?

- Als agnostisch humanist kan ik niet uitroepen: "Bij Zeus! Waar breng je me heen?", want goden zeggen mij niets. Laat mij uit een andere bron putten: "Bij Erasmus, Diderot en Voltaire! Zeg waar je naar toe wilt, Socrates!"

- Overschrijdt de medische wetenschap niet haar grens als ze in plaats van de mens te genezen, haar of hem zou voorzien van geheel nieuwe eigenschappen?

- Socrates, dit is echt te simpel! Niemand kan met zekerheid zeggen hoe lang het natuurlijke leven van de mens is! Maar als we het zouden kunnen, wat zou het toevoegen aan het argument? We weten dat de mens nooit het geurvermogen van een hond heeft gehad, maar het geurvermogen van de hond is een evolutionaire mogelijkheid die in de genetische pool besloten ligt die levende wezens in meer of mindere mate delen. Zelfs al zouden we onze genen geheel over hoop moeten halen, wat maakt het voor het argument uit? Het leven oneindig verlengen zou wenselijk kunnen blijven, en over adelaarsogen en hondenneuzen wil ik mij hier niet uitlaten!

- We moeten toegeven, waarde Peter, dat levensverlenging het gevolg is van vooruitgang in de geneeskunde. Maar zouden we deze wetenschap niet anders moeten noemen als haar doel niet alleen het genezen zou zijn maar het oprekken van de limieten die de evolutie aan ons zijn heeft gesteld? Moet de filosofie aan het ideaal van de absolute maakbaarheid niet juist grenzen stellen?

- Over absolute maakbaarheid spreek ik, beste Socrates, in mijn boek niet. De biomedische technologie is meer dan geneeskunde, en er zullen dingen worden ontdekt die voor levensverlening kunnen worden ingezet, ook al was het niet de bedoeling. En onderzoek naar levensduur heeft effecten die de genezing van ziekten kunnen bevorderen.

- Inderdaad vertelde ons je collega al dat de menselijke natuur volgens jou niet een tabula rasa is, die zomaar opnieuw ontworpen kan worden. (188) Enigszins verontrustend vond hij wel dat je blijkbaar tegelijkertijd beweert dat het begrip "natuur" een culturele en dus contextgebonden constructie is. (187) Zo dreigt het idee van absolute maakbaarheid weer om de hoek te komen kijken. Maar ik denk dat wat je collega en ik proberen te benadrukken vooral het feit is dat de intentie er wel degelijk toe doet. Een reparatie of een correctie geschiedt met een andere intentie dan een verbouwing of herschrijving. Wanneer levensverlenging een bijgevolg is van een genezing of verzorging dan is dat iets anders dan wanneer ze de structuur van het mens-zijn wil overschrijden. Het één kan wenselijk zijn, het andere niet. Zou het, waarde Peter, niet handig zijn geweest om hier sterker te differentiëren? Wenselijk is de genezing en verzorging van mensen van alle leeftijden en dus ook van ouderen. Maar zou het streven naar verjonging en de strijd tegen de dood niet voor onwenselijk moeten worden verklaard?

- Ik verklaar dat het belangrijk is om door te gaan met onderzoek naar verouderingsgerelateerde ziektes. En het zou waarlijk hypocriet zijn om hieraan niet de verwachting van levensverlenging te verbinden! (195)

- Inderdaad is er onder ons consensus dat genezing en verzorging tot langer leven leiden, maar de vraag naar de wenselijkheid van aanzienlijke kwalitatieve levensverlenging is, zo verklaar je zelf, "waarschijnlijk een goede zaak". Dit is een principieel antwoord dat volgens je collega gepaard had moeten gaan met een bespreking van controversiële morele dilemma’s, waarvan we nu al kunnen inzien, dat ze zullen optreden. Als Atheense staatsburger ervaar ik het begrip "waarschijnlijk" als storend, omdat zekerheid ons Grieken na aan het hart ligt. Het woord duidt op een ontsnappingsclausule waarbij ik mij afvraag in welke richting die gaat. Ik verklaar dit woord als uitdrukking van de bedachtzaamheid en behoedzaamheid die de echte humanist in acht moet nemen. Absolute uitspraken, zo meen je, moet de humanist vermijden.

- Zo is het Socrates, en daarbij beroepen zich moderne humanisten op jouw leer van de twijfel. Zo neem ik aan dat wij, die ons hier in de Mariahof hebben verzameld, humanisten zijn onder elkaar!

- Zeer zeker zijn wij geëerd met deze benaming, Peter! Mijn waarde vriend Seneca meent vaak meer recht te hebben op de titel dan ik, maar hierover te oordelen laat ik aan anderen over. Zelfs je waarde collega, die zich met de spirituele betekenis van deze hof zeer verbonden voelt, gebruikt de aanduiding voor zich en is zich bewust van het belang van het humanisme in een wereld waarin de mensen naar elkaar toe groeien.

- Inderdaad vrienden, lijkt mij een bijzondere aanwinst van het boek van mijn collega dat het voor een open, of zoals hij het zelf formuleert, voor een "inclusief" humanisme pleit.(81) Want in tegenstelling tot andere humanisten, die het humanisme voorop zien gaan in leiden en daarentegen religieuze levensovertuigingen voorop zien gaan in lijden, draagt mijn vriend en waarde collega de ware gastvrijheid uit die het humanisme nu en in de toekomst tot basisovertuiging van de wereldburger maakt. Absolute uitspraken ten aanzien van religie, zo stelt hij, moet men vermijden, ook al kan hij als empirist weinig met transcendente begrippen zoals heiligen, engelen en goden aanvangen. Hij respecteert de realiteitswaarde van deze begrippen voor andere mensen, maar ziet hierin vooral de poëtische kracht van de menselijke fantasie aan het werk.

- Zo is het, gewaardeerde disputanten. Maar ik beschouw het humanisme niet zomaar als een basis of een platform waar iedereen plaats mag nemen. Het humanisme is voor mij, en zo wordt het erkend in mijn land en ook elders, een levensbeschouwing die ook een alternatief kan bieden voor wie zich in godsdienstige leefgemeenschappen niet helemaal thuis voelt.

- Omdat ik, beste collega, al jaren in het koude noorden woonachtig ben, waarbij ik onzeker ben of deze koude wel bijdraagt aan een "goed ouder worden", is mij het begrip "levensbeschouwing" niet vreemd, maar ik kan mij voorstellen dat onze Zuid-Europese filosofen de term wellicht niet goed kunnen plaatsen.

- De term is inderdaad, waarde vrienden, ook in moderne talen niet makkelijk te vertalen. Ik bedoel hiermee een expliciet zingevingskader. (136) En hiermee bedoel ik een begrippenkader dat weliswaar niet de kracht van een theorie heeft, laat staan van een systeem, maar toch aanknopingspunten biedt om het leven van mensen richting te geven en de keuzes die mensen in het leven moeten maken te vergemakkelijken omdat ook evaluatiecriteria worden aangereikt.

- Veel moeite heb ik niet met het begrip, lijkt het niet sterk op het uit mijn taal stammende woord "kosmologie"? Want ik neem aan dat het niet zo maar om een begrippenkader gaat, maar om een min of meer coherente samenhang van leerstellingen, die betrekking hebben op de wereld en op de mensheid, en daarom ook een sterk normatieve lading hebben?

- "Wereldaanschouwing" is inderdaad een alternatief dat in vele andere talen wordt aangeboden, hoewel het begrip "levensbeschouwing" meer de nadruk legt op het geleefde leven, maar ik wil, beste Socrates, niet om woorden strijden. Belangrijk is dat een levensbeschouwing een begrippenkader is dat het leven zin kan geven. Ik neig ertoe om het begrip "zin" met Roy Baumeister psychologisch in te vullen. Zin heeft te maken met de doelgerichtheid van een persoon, met een persoonlijke morele rechtvaardiging van handelingen, met het gevoel van eigenwaarde, met een gevoel van kunnen, et cetera.

- Waarde Peter, ik denk dat het Socrates net zo vergaat als mij, want in de Oudheid was de psychologie als wetenschap niet sterk ontwikkeld. Een zingevingskader zou toch ook iets over de wereld moeten beweren en niet alleen over de ervaringen van personen? De act van denken of spreken is toch iets anders dan de inhoud van denken of spreken? Doelgerichtheid opvatten als act is inderdaad in eerste instantie nadruk leggen op een psychisch fenomeen, maar de inhoud van deze act is een doel, dat op zichzelf waardevol moet zijn. Ik mis in je definitie van "zingevingskader" de objectieve kant. Het is toch de inhoud van het doel, van het morele gebod, van de waarden waarmee men zich identificeert, en van de machtsmiddelen die men gebruikt, die de zin van het leven uitmaken, toch niet de act van het gericht zijn op een doel, gebod, waarde of kunde?

- Inderdaad leeft iemand die het als hoogste doel van het leven beschouwt om zijn of haar goudvis te verzorgen en hier zijn of haar eigenwaarde en moreel begrip aan verbindt in een bepaald zingevingskader dat we mogelijk "pover" kunnen noemen, maar dit, beste Seneca, betreft de evaluatie van zingevingskaders.

- Zonder twijfel heb je hierin gelijk, waarde Peter, maar wat ik probeer uit te drukken is dat de definitie van een zingevingskader niet kan volstaan met de opsomming van een rij noodzakelijke psychische acten of behoeften, maar tevens moet preciseren dat een dergelijk kader doelen, geboden en waarden, kortom leerstellingen, aanreikt die een aanspraak maken op objectieve geldigheid. Een andere vraag is inderdaad of een dergelijke aanspraak terecht is.

- Ik voeg zelfs nog een aantal behoeften toe, zoals de behoefte aan begrijpelijkheid en transcendentie, maar ook die zal je, beste Seneca, als psychische acten begrijpen. Desalniettemin leidt de behoefte aan begrijpelijkheid tot het vaststellen van doelen en waarden die een aanspraak doen op objectieve geldigheid.

- Belangrijk is inderdaad, waarde Peter, dat het bij een zingevingskader niet zo zeer om begrippen gaat, maar om leerstellingen. Zou je met een oude Griek instemmen wanneer ik stel dat een zingevingskader een geheel van leerstellingen is?

- Hoewel ik het begrip "leerstelling" probeer te vermijden, klinkt dit woord in mijn noordelijke oren beter dan de vertaling ervan in de taal van Seneca of in die van Socrates. "Doctrine" en "dogma" hebben in onze seculiere samenleving niet bij iedereen even positieve connotaties. In hoofdstuk vier bespreek ik de kern van het humanisme aan de hand van een viertal "beginselen", een woord dat ik liever gebruik dan "leerstellingen". Het eerste beginsel is epistemologisch en stelt dat iedere levensbeschouwing contextgeboden mensenwerk is. De drie overige beginselen zouden jullie dogma’s of leerstellingen noemen: het geloof in de menselijke waardigheid, in de noodzaak van individuele zelfontplooiing en in de noodzaak van altruïsme.

- Mij dunkt dat wij ons eensgezind humanisten kunnen noemen, waarde Peter. Maar leg een oude Griek eens uit wat je precies bedoelt met de stelling dat iedere levensbeschouwing mensenwerk is. Is dit niet een vanzelfsprekendheid? Zo ben ik waarlijk nooit een hond of een ander levend wezen tegen gekomen met een levensbeschouwing. Leg eens uit welke diepten zich schuil houden achter deze ogenschijnlijke klaarblijkelijkheid!

- Niet de goden, oh Socrates, zijn de makers van levensbeschouwingen en evenmin spreken zij door menselijke tongen. Levensbeschouwingen zijn alleen het werk van de menselijke fantasie en overpeinzing. De zogenaamde goddelijke inspiratie is een verbeelding. De mens is geen medium tussen hier en daar en mystiek is een psychische aandoening en voor de rest, vergeet het maar. De mens is bovendien contextgebonden, gevangen in cultuur en tijd. Alles in onze woorden is gekoppeld aan dit feit.

- Bij Apollo! Zo schrik ik niet altijd! Dus heb ik mij vergist? Ik dacht dat ik beschouwd werd als humanist! Ook Seneca en je collega zijn in de war!

- Bedaar Socrates, mijn goede vriend! Waarom neem je dit zo zwaar?

- Tot de kern van het humanisme zouden leerstellingen behoren waarin zich alle humanisten kunnen vinden, ook diegenen die confessioneel de mensheid een warm hart toedragen. Zelf geef ik gehoor aan een demon die de stem van Apollo vertolkt. Mijn dierbare vriend Seneca verbindt aan het memento ook het gedenken van een eeuwige verzameling. En je collega vertelde dat de geschiedenis van het humanisme die je boek kort en bondig schetst, aantoont dat veel humanisten het mens-zijn verbinden met de kracht van een diepere bron. Denken is, dierbare Peter, zeker mensenwerk, een stem in tijd en ruimte, maar is het nodig de werkende kracht van hogere machten uit te sluiten? Achilles sloeg Hector, de Grieken Troje, doch de eeuwigen zijn in het zijn verwikkeld.

- Maar we kunnen, beste Socrates, het religieuze gevoel van enkelen, dat ik ten zeerste respecteer, niet tot een algemeen kenmerk maken van humanisme.

- Onbetwist is hier onze eensgezindheid! Geloven is "altijd contextgebonden mensenwerk". Maar moet dit worden begrepen in uitsluitende zin? Is geloven "altijd alleen contextgebonden mensenwerk"? Wringt een dergelijke invulling niet met het inclusief humanisme waarvoor we je loven? Waar blijven Schillebeeckx en Van Duinkerken, om maar te zwijgen van Erasmus en Pico?

- Dierbare Socrates! Toont niet dit postulaat, waar mijn collega zijn Schotse invloeden laat? Zijn humanisme is Humeanisme!

- Ook ik, waarde vrienden, kan mij aan contextgebonden invloeden niet onttrekken.

- Toch blijft, dierbare collega, een leerstelling een leerstelling, die aanspraak maakt op ruime geldigheid. Zo overstijgt zij ruimte en tijd en benaderen we het begrip der absoluutheid. Een levensbeschouwing is contextgebonden mensenwerk en toch streeft haar inhoud naar waarheid. Wat het geloof tot uitdrukking brengt, is dit vertrouwen in de juiste richting. Dit nu noemt men zin. De waarheid als geheel bezit men niet, maar men vertrouwt zich te begeven op het juiste pad. Zo begeleidt ons in alle taal het idee van een eeuwige waarheid.

- Beste vrienden toch! Mijn humanisme is breed, maar we kunnen in de ontwikkeling van het woord geen beroep doen op buitenmenselijke invloeden. Wie in een argument met spoken slaat, raakt nooit de ander! Argumenten die op openbaring berusten, zijn het einde van de dialoog.

- Argumenten die alleen op openbaring berusten! Daarom, beste Peter, vraag ik altijd na en beoefen ik de kunst der vroedvrouwen. Want openbaringen bestaan er in vele soorten en heten in het normale leven "vanzelfsprekendheden". Zij zijn doorgaans de opening tot de dialoog.

- Zo heb ik mij, geprezen Socrates, bij het lezen van dit interessante boek afgevraagd of de auteur niet meer tijd had moeten wijden aan een overpeinzing van het wezen van de mens. Hier had mijn waarde collega zich als ware discipel van onze geprezen meester kunnen tonen. Want is de kern van de mens niet zijn dialogische wezen? Dit had naar mijn overtuiging het fundamentele epistemologische beginsel van het humanisme kunnen zijn. Daaruit resulteert de contextgebondenheid van de mens, zonder dat men in de dialoog de inspiratie der goden hoeft te verwerpen, want blind zijn wij zonder enige aanzet, of het nu om openbaringen gaat of om vooroordelen. Uit dit epistemologische principe zijn dan de andere beginselen die volgens de auteur tot de kern van het humanisme behoren makkelijk af te leiden. Zo zou de structuur van de beschrijving van deze kern een andere worden, een minder losse opsomming van leerstellingen en een meer filosofische deductie van een systematisch geheel. Wie zin zoekt, zoekt coherentie, omdat de mens naar de eenheid verlangt, die alle verschillen verbindt.

- Mijn school, die een Griekse oorsprong heeft en de wijsheid voor menig Romeinse keizer bood, maakt aanspraak op de eervolle titel menslievend te zijn, omdat ze in ieder mens het dialogische vermogen als wezenlijk herkent. Gelijkheid en waardigheid, vrijheid en hulpvaardigheid, mijn school verzuimde alleen deze waarden te vertalen in universele rechten. Daarom is menselijkheid aan de ene kant inderdaad contextgebonden. (194) Ik probeer in mijn raadgevende brieven deze afhankelijkheid van de mens altijd voor ogen te houden. Aan de andere kant is de menselijkheid een geheel van waarden die de aanspraak maakt niet gebonden te zijn aan contexten en voor alle mensen te gelden. Want de denkende kern van de mens die zijn dialogisch vermogen uitmaakt, getuigt volgens mij van een liefde voor de waarheid en de eenheid die achter alle dingen schuil gaat. Daarom raad ik mijn vriend Lucilius aan in zichzelf de god te zoeken die ons aller hart beweegt.

- Zo luidt de Griekse geest, in toga verkleed! Waarde Seneca, en vind ook niet jij dat de mens de goden onteert als hij of zij die waardigheid krenkt?

- Veelgeprezen Socrates, zowel de hare of zijne al die van anderen! Daarom raad ik mijn leerlingen aan hun geest te ontplooien en door te stoten tot de ware bond. De mens aanvaarden als weg naar de dood dunkt mij humaan, maar ontlast de geest niet van de vraag: "Waar kom ik vandaan?"

- Allerbeste Seneca, dus hangt ook voor jou hiermee het belang van zelfontplooiing samen. Hier niet volledig van bewust dunkt mij de moderne levenskunst.

- Zie waarde Peter, waarheen de grote filosofen zich begeven!

- Een ontmoeting, waarde collega, die ik niet snel zal vergeten!

- Ecce homines! Zij schrijden orerend voort en komend bij de poort, verlaten ze dit oord, precies zoals het hoort, volledig verzonken in het woord!