Civis Mundi Digitaal #12
Wim Couwenberg
Van evangelisch radicalisme naar radicale omarming politiek midden
Het huidige partijenlandschap bestaat enerzijds uit traditionele partijen die hun wortels hebben in het ideologische (verzuilings)tijdperk en anderzijds nieuwe partijen die daar geen enkele binding meer mee hebben met D66 als voorganger. Die werd sinds de oprichting in 1966 door de traditionele partijen jarenlang niet voor vol aangezien, aangezien zij een duidelijke ideologie ontbeerde. Een van die traditionele partijen was het CDA, toen nog in eerste wording. Als we die partij zoals zij zich nu presenteert vergelijken met haar identiteit bij de start in de jaren ’70, valt onmiddellijk op dat het een andere partij is geworden. Het meest expliciet is dat vertolkt door het recente Strategisch Beraad van het CDA in zijn rapport Kiezen en Verbinden met daarin een duidelijke keuze voor een politieke visie vanuit het politieke midden en dat in een radicale versie. Dat is een heel andere opstelling dan bij de start in de jaren ’70. Toen werd immers bewust gekozen voor een radicaal-evangelische oriëntatie en werd het politieke midden uit dien hoofde vierkant afgewezen als in strijd met die oriëntatie. Tot in de jaren ’90 is dat staande gehouden. Zo verklaarde begin jaren ’90 CDA leider Ruud Lubbers nog dat hij gruwde van zoiets als een middenkoers.[i]
Hoezeer die koers ook toen nog taboe was in het CDA, bleek uit het omslagartikel over de C van het CDA in Elsevier van 14 april 1990. De belangrijkste ideoloog van het CDA in die jaren, A.M. Oostlander, bezwoer van zijn kant nog eens dat een authentieke CDA’er het politieke midden nooit mocht omarmen als politieke opstelling van zijn partij. Voor het CDA gaat het in de politiek primair om het realiseren van bijbels gefundeerde idealen. En daarmee is het pragmatisme van een middenpositie in zijn ogen volstrekt onverenigbaar.
Met de christendemocratische praktijk is dat in principe verworpen pragmatisme niettemin zeer wel verenigbaar. Het is juist dankzij een heel pragmatische aanpassing aan wisselende machtsverhoudingen dat de christendemocratie zich zolang als centrale machtsfactor heeft weten te handhaven. De christendemocratisch gezinde staatsrechtgeleerde A.M. Donner[ii] bevestigde die pragmatische oriëntatie eens treffend toen hij opmerkte dat op voorhand niet te zeggen valt wat christendemocratische politiek inhoudt. Dat hangt van de politieke situatie af. Maar zo’n pragmatische attitude moet blijkbaar wel voorzien blijven van een evangelisch keurmerk om zich te kunnen onderscheiden van het seculiere pragmatisme van andere partijen.
Maar zoals gezegd het politieke midden is nu zelfs radicaal omarmd. De oorspronkelijk evangelische inspiratie lijkt niet langer in de weg te staan om openlijk vanuit het politieke midden te opereren. Henk Bleker, één van de kandidaten die zich opwierp voor het politieke leiderschap van het CDA, distantieert zich nog altijd openlijk van het politieke midden. Hij ziet er helemaal niets in. In het verleden is het CDA in zijn ogen ook nooit een middenpartij geweest. Opvallend is dat daarover geen enkele principiële discussie meer is ontstaan tijdens de lijsttrekkerdebatten, zoals dat in de jaren ’70 nog wel gebruikelijk was. Het enige wat nu nog echt in het geding is en telt is kennelijk de vraag hoe de teloorgegane politieke macht terug te winnen. Principiële debatten over gekozen uitgangspunten staan daarbij alleen maar in de weg. Waar de partij nu vooral naar op zoek is, zijn maatschappelijke smaakmakers aldus NRC Handelsblad. Vandaar dat op de lijst van kandidaten voor de Tweede Kamer 48 van de 56 personen van buiten het Binnenhof komen.
Christelijk gehalte
De vraag naar het christelijk gehalte van het CDA speelt bij de nieuwe start van het CDA ook nauwelijks nog een rol. Het is een vraag die bij de totstandkoming van het CDA juist uitvoerig in discussie is geweest[iii] en door een CDA-minister eens badinerend beantwoord werd met de boutade: pragmatisme verpakt in bijbelteksten.
Opvallend is in dit verband de stellingname van de Franse filosoof en godsdiensthistoricus F. Lenoir[iv]. Die ziet juist in cruciale uitgangspunten van de moderniteit zoals de autonomie van het menselijk subject, het primaat van de kritische rede, het streven naar gelijkwaardigheid en solidariteit en scheiding van kerk en staat de doorwerking van de nieuwe ethische oriëntatie die Jezus Christus introduceerde, maar in de autoritaire en hiërarchische structuren van premoderne culturen waarin het christendom tot ontwikkeling kwam nog niet uitvoerbaar bleek.
Wat de maatschappelijk en politieke orde betreft, heeft de christen-democratie zich na de oorlog in vergaande mate aangepast aan de liberale beginselen van de moderniteit. De Duitse CDU is daar het meest saillante voorbeeld van met haar aanvaarding van de liberaal-democratische basisorde als onaantastbare kern van de Duitse grondwet. De kernbegrippen die de politieke grondslag van het CDA vormen geven daar eveneens blijk van. In een eigen christendemocratisch gekleurde terminologie bouwt het CDA in feite voort op westerse, liberale en democratische waarden zoals die ten grondslag liggen aan de eigen rechtsorde evenals aan die van de Europese Unie,[v] zij het wel met dit voorbehoud dat het in tegenstelling tot de Duitse CDU het constitutionele principe van de volkssoevereiniteit nog steeds niet als democratisch grondbeginsel erkent.
[i] Zie R. Lubbers, Samen op weg, 1991, pp. 144-146
[ii] Zie A.M. Donner, Over de kabinetsformatie, CDV, 10, 1981
[iii] Zie Het CDA als religieus-politiek verschijnsel, I & II, Civis Mundi 3 en 4, 1980
[iv] F. Lenoir, De filosofie van Christus, 2007.
[v] Zie S.W. Couwenberg, Moderniteit als nieuw beschavingstype, 2009, pp. 191-192.