Waarom naar een Europese Politieke Unie?

Civis Mundi Digitaal #12

door Wim Couwenberg

Waarom naar een Europese Politieke Unie?

 

Wim Couwenberg

 

Federalisme als constitutioneel organisatieprincipe

Dat dit tijdschrift sinds de jaren ’60 opgekomen is voor het belang van een nationale, i.c. Nederlandse identiteit als sociologisch concept en nationale integratiefactor in een steeds meer globaliserende wereld is één van de redenen waarom Civis Mundi jarenlang geassocieerd is met een conservatieve of rechtse oriëntatie. Het redactionele beleid ervan is echter van stonde af aan gevoerd vanuit een bewust gekozen middenpositie. In Civis Mundi 5 en 6, 2011 is dat nog eens toegelicht en verantwoord. Vanuit die positie voelden we ons van stonde af aan ook aangesproken door het Europese federalisme dat aanvankelijk de belangrijkste ideologische inspiratiebron was van het Europese integratieproces. Over dit federalisme bestaat in Nederland nog steeds veel onkunde. Vandaar een hernieuwde poging die onkunde te bestrijden.

Het Eureopese federalisme is gebaseerd op een adequate balans tussen eenheid (waar nodig) en verscheidenheid (waar mogelijk). Dit is uitgewerkt in een viertal organisatieprincipes:

subsidiariteit, (maximale autonomie kleinere verbanden);

corporatieve participatie (deelneming lagere corporaties aan de samenstelling en activiteit van meer omvattende verbanden);

coöperatie;

en complementariteit (kleinere en grotere verbanden vullen elkaar aan).

Het federale staatstype zoals eerst operationeel gemaakt in de VS en daarna in Zwitserland, Oostenrijk, de Duitse Bondsrepubliek, enz. is de constitutionele belichaming hiervan.[1] Een federaal Europa wordt tegenwoordig gedachteloos vereenzelvigd met een Europese superstaat. Maar een federale opzet van de EU impliceert niet per se het ontstaan van een Europese superstaat, mits we kiezen voor een Europese federatie zoals de Duitse regering die begin van deze eeuw voorgesteld heeft, te weten een nevenschikking en dus een gelijkwaardige positie van het centrale gezag (de bond) en de deelstaten die ieder in hun respectievelijke bevoegdheidssferen soeverein zijn (‘competitive federalism’). In plaats van een superstaat ontstaat zodoende een federatie van natiestaten, die gebaseerd is op gedeelde soevereiniteit en een heldere ‘Kompetentz-Katalog’, zoals we die tot op zekere hoogte ook in de afgewezen Europese Grondwet aantroffen, dat wil zeggen een duidelijke bepaling van exclusief-Europese, nationale en gedeelde bevoegdheden.

 

Toekomst natiestaat

In de tweede helft van de vorige eeuw is de natiestaat in de sociaal- en politiek wetenschappelijke literatuur afgeschreven als een gepasseerd station in een steeds meer globaliserende wereld. ‘The national state is too small to solve the bigger problems and to big to solve the smaller problems of life’, zo heeft de Amerikaanse socioloog Daniel Bell de problematische situatie eens kort samengevat waarin de nationale staat nu verkeert.

Toch is het te vroeg de nationale gestalte van de moderne staat helemaal af te schrijven, zoals niet alleen postnationale en kosmopolitisch-gezinde elites geneigd waren te doen, maar ook aanhangers van regionalistische stromingen die een machtsverschuiving beogen naar politieke integratievormen van subnationale en supranationale aard. Al is er onmiskenbaar een tendens in die richting, dit impliceert vooralsnog niet het einde van de nationale staat.[2] Dat einde, zo menen verschillende auteurs[3], zou trouwens ook het einde van de democratie betekenen. Buiten het politieke kader van de nationale staat valt in hun ogen geen effectief functionerende democratie te realiseren. Dat is echter wel degelijk mogelijk als regio’s zich ontwikkelen tot nieuwe staten en de EU tot een federaal georganiseerd Europa. Hoe dit zij, de nationale staat behoort vooralsnog zeker niet tot het verleden. Allerlei staatloze volken eisen waar mogelijk nog een eigen nationale staat voor zich op.

Wel hebben natiestaten in een wereld van snelgroeiende internationale afhankelijkheden alleen nog toekomst als zij ingepast worden in meer omvattende inter/supranationale verbanden. Zo is ook de EU een noodzakelijke voorwaarde geworden voor de verdere ontwikkelingmogelijkheden van Europese natiestaten in de 21e eeuw.

 

Versterking economische en politieke weerbaarheid van Europa noopt tot politiek unie

Met de invoering van de monetaire unie en de euro als Europees betaalmiddel is het Europees integratieproces een nieuwe ontwikkelingsfase ingegaan, die zakelijk gezien noopt tot Europese economische bewindvoering en in het voetspoor hiervan de ontwikkeling van een politieke unie. Die consequentie is al bij de aanvang van de monetaire unie door deskundigen als een noodzakelijke voorwaarde geponeerd. Uitbreiding van de EU kreeg toen echter voorrang boven versterking van de Europese institutionele infrastructuur. Er moest eerst een ingrijpende schuldencrisis komen, voordat de institutionele zwakte van de monetaire unie zonneklaar in het oog sprong. En nog blijkt vooralsnog de sprong naar economische en politieke bewindvoering op Europees niveau voor veel politici en burgers te groot. Europese regeringsleiders blijven daarom steken in halfslachtige maatregelen. Om het uiteenvallen van de eurozone te voorkomen zien we nu hoe de Europese Centrale Bank zich genoopt ziet te interveniëren met maatregelen op politiek-, i.c. begrotingsbeleid van lidstaten in grote financiële nood, hoewel dat niet zijn taak is. Onder invloed van het heersende euroscepticisme komt de politieke klasse in de EU nog steeds niet veel verder dan het treffen van noodmaatregelen. Als men niet durft door te pakken, blijft er over de toekomst van Europa een heel donkere wolk hangen, te weten de mislukking van het meest unieke en veel belovende economische integratieproces van de geschiedenis.

Er is nu echter onder leiding van de president van de Europese Raad Herman van Rompuy gewerkt aan een groot masterplan gepresenteerd voor verdere economische, financiële en politieke integratie in federale richting. De Duitse bondskanselier Angela Merkel is inmiddels zover dat zij zich ook wil inzetten om dat te realiseren. In Nederland moeten de politieke geesten daarvoor nog rijp gemaakt worden.

Ter ondersteuning van haar starre stellingname tegen de EMU beroept men zich van PVV-zijde o.a. op een Elsevier column van Pim Fortuyn van 17 februari 1996.[4] In die column zegt Fortuyn echter ook, en terecht, dat politieke integratie vooraf had moeten gaan aan monetaire integratie. De Duitse Bondskanselier Helmut Kohl heeft dat trouwens in 1991 ook nadrukkelijk gesteld. Maar aan uitbreiding werd toen de voorkeur gegeven boven verdieping. Die fout moet nu met kunst en vliegwerk hersteld worden, waarbij de democratische legitimatie ervan een groot probleem is.

Een eerste voorzichtige stap in die richting was het akkoord Merkel-Sarkozy medio augustus 2011, inhoudend de instelling van een Europese economische regering die in principe twee keer per jaar bijeen komt om het financiële economische beleid te coördineren. Die Europese economische regering zou moeten bestaan uit de regeringsleiders van de euro-landen, voorgezeten door Herman van Rompuy, de voorzitter van de Europese Raad. Voorts hield dat akkoord de verplichting in van alle euro-landen in hun grondwet een evenwichtige begroting als doelstelling te garanderen; en voorts de invoering van een Europese belasting op financiële transacties. De opmaat naar een federaal Europa, concludeerde NRC Handelsblad in een hoofdartikel.[5] Maar dat was vooralsnog te optimistisch. De beslissingsmacht blijft in deze opzet bij de lidstaten liggen en komt niet in handen van de Europese Commissie. Een intergouvernementele aanpak blijft vooralsnog de toon aangeven.

Invoering van de euro was een politiek project en kan op den duur niet zonder deugdelijke onderlinge afstemming van economisch, budgettair en fiscaal beleid. Onder invloed van de financieel-economische crisis van de laatste jaren en de daardoor fors gegroeide staatsschuld en begrotingstekorten wordt het belang ervan in de publieke discussie hierover meer en meer onderkend en onderstreept. De invloedrijke "European Round Table of Industrialists", een exclusieve groep van Europese topmanagers die al eerder een stimulerende rol gespeeld heeft in het Europese integratieproces, heeft dat van zijn kant ook gedaan. In januari 2010 publiceerde deze groep onder de titel Vision 2025 een rapport waarin het grote belang van zo’n politieke unie benadrukt wordt mede met het oog op de opmars van opkomende economische grootmachten in Oost-Azië. Europa dreigt af te glijden naar de marge van de wereldeconomie, als we onze Europese economische en politieke weerbaarheid niet versterken.

 

Kiezen we nog voor een Europa als relevante machtsfactor in de wereldpolitiek?

Een monetaire unie, zo leert de geschiedenis, is op den duur niet houdbaar zonder een effectieve economische unie en die veronderstelt op haar beurt de ontwikkeling van een politieke unie. Zo’n politieke unie is ook onontbeerlijk, wil Europa in de internationale politiek als serieuze politieke machtsfactor nog een eigen relevante rol kunnen spelen. De ontwikkeling van een Europees buitenlands en defensiebeleid staat sinds het Verdrag van Maastricht wel op de politieke agenda, maar dat beleid blijft vooralsnog beperkt tot bescheiden proporties. Wel is er in het veiligheids- en defensiebeleid sinds 2003 enige progressie dankzij de uitvoering van 23 crisisbeheersingsoperaties, verspreid over drie continenten.[6] Heeft Europa nog de politieke wil en ambitie om zich in de internationale politiek als wereldspeler te doen gelden naast de VS en opkomende Aziatische grootmachten als China en India? Het is een vraag die we niet langer uit de weg kunnen gaan. Een positief antwoord hierop noopt tot ontwikkeling van een Europese politieke unie.

Dat die vraag in Nederland niet sterk leeft, heeft, lijkt me, te maken met een politieke mentaliteit die herinnert aan onze vroegere neutraliteitspolitiek. We willen liever niet actief betrokken worden bij de spanningen en conflicten van de grote internationale politiek. Wij zijn als koopmansnatie in Europa voornamelijk geïnteresseerd vanwege de economische kansen en perspectieven die het biedt. Maar we zijn inmiddels economisch, politiek en maatschappelijk onlosmakelijk verweven geraakt met Europa en zijn toekomst. Vandaar het pleidooi van de WRR in zijn rapport Aan het buitenland gehecht (2010) voor een strategische keuze voor een op Europa gericht overheidsbeleid als beste optie in het licht van de huidige wereldconstellatie. We moeten die realiteit niet langer ontlopen. Europa en zijn toekomst moeten middelpunt worden van het politieke debat.

We zijn inmiddels in een ontwikkelingsfase beland waarin we in een steeds meer geïntegreerd rakende wereldmaatschappij verkeren. Na uitvinder te zijn geweest van de natiestaat is het nu de opdracht van Europa die nationale dimensie in bepaalde opzichten te overstijgen door de ontwikkeling van een authentiek supranationaal Europa. Dat lijkt mij een onontbeerlijke voorwaarde voor het voortbestaan van een levensvatbaar blijvende natiestaat in Europa met behoud van een eigen, maar beperkte soevereiniteit in eigen kring. Ik ga hierbij uit van een organisch en pluralistisch geleed kosmopolitisme als referentiekader.[7]

 

Democratisch tekort alleen op te heffen in een confederaal of een federaal Europa

Het veel gesignaleerde democratische tekort van de EU valt moeilijk op te heffen zolang we niet kiezen voor een intergouvernementeel, dus confederaal Europa waarin volkssoevereiniteit als democratisch grondbeginsel exclusief op nationaal niveau ligt of een federaal Europa waarin soevereiniteit gedeeld wordt tussen de organen van de federatie en die van de deelstaten. Dat laatste kan niet, zo werd in het debat over de Europese grondwet gesteld. Want er is geen Europees volk waarop een Europese democratie gebouwd kan worden. Als we volk in etnisch-culturele zin opvatten, is er inderdaad geen Europees volk. In staatkundige zin kan er echter wel degelijk een Europees volk ontstaan als we in de geest van het Europese federalisme uiteindelijk kiezen voor een federaal Europa zoals in dit tijdschrift van stonde af aan is gedaan. We hebben daarbij steeds wel oog getoond voor bepaalde schaduwzijden van het Europese integratieproces. In lijn hiermee verwijs ik hier nog eens nadrukkelijk naar de blinde vlek van Eurofielen die de Brusselse mediacorrespondent en groot kenner van de EU Jan Werts in Internationale Spektator van september 2011 signaleert. Hij maakt daarbij gewag van zeven verzwegen plagen van de EU die het integratieproces belasten.

Zolang de EU blijft steken in een weinig doorzichtige mengvorm van federale en intergouvernementele elementen is er ook weinig perspectief op de ontwikkeling van een bewust beleefd Europees burgerschap. Voor de meeste burgers in Europa is dat nog een abstract begrip in plaats van een reële politieke betrokkenheid bij Europa en zijn toekomst. De Europese Unie functioneert in feite als een politieke technocratie met een sterk corporatistische inslag via de niet geringe inbreng van een breed scala van belangengroepen.[8] Als reactie daarop wordt de EU de laatste jaren wel gepresenteerd als een waardengemeenschap om de Europese integratie op die manier althans in de beeldvorming uit te tillen boven de feitelijke praktijk, die bron is van veel argwaan onder burgers.

 

 

 


[1] S.W. Couwenberg, Gezag en Vrijheid, 1991, p. 63 e.v.

[2] Zie o.a. L. Van Langenhove, Power to the Regions, but not yet farewell to the national state, Europe’s World, Spring 2008

[3] Zie o.a. R. Dahrendorf, Die Krisen der Demokratie, 2002; en J.M. Guehenno, Le Fin de la Democratie, 1993. Zie voor deze problematiek ook W. Weidenfeld (Hrsg.), Demokratie am Wendepunkt. Die Demokratische Frage als Projekt des 21. Jahrhunderds, 1996, i.h.b. hfd. VI, Die Internationalisering demokratisch Beantworten, pp. 311-391.

[4] Ontleend aan Vrijheidsgroet, Pim Fortuyn nu nog "at our service", 14 augustus 2011

[5] Zie Opmaat naar superregering, NRC Handelsblad, 17 augustus 2011

[6] Zie M. Drent, Tien jaar Europees veiligheids- en defensiebeleid: problemen en potentie, Internationale Spektator, 1, 2010

[7] Zie S.W. Couwenberg (red.), Nederlandse en Vlaamse identiteit, Civis Mundi Jaarboek 2006, pp 11/12; idem, Politisering nationale identiteit, hoe komt dat?, Civis Mundi Digitaal 6, 2011

[8] Zie S.W. Couwenberg, Moderniteit als nieuw beschavingstype, Civis Mundi Jaarboek 2009, p. 201