Profiel van de excellente wetenschapper

Civis Mundi Digitaal #12

door Wim Couwenberg

Profiel van de excellente wetenschapper

 

"Wetenschap is mensenwerk. En wetenschapsbeleid is daarmee voor een groot deel personeelsbeleid. Eind jaren negentig komt er in Nederland opeens aandacht voor de individuele wetenschapper. Na jaren van programmering, concentratie en instituutsvorming bedenken universiteiten, minister Hermans en NWO de Vernieuwingsimpuls: een fonds voor individuele onderzoekers met onorthodoxe ideeën. De uitwerking van die Vernieuwingsimpuls verraadt hoe een academische loopbaan geacht wordt eruit te zien: VENI, VIDI, VICI. Ik kwam, ik zag, ik overwon - met behulp van beurzen voor de beginnende onderzoeker (veni), de ervaren (vidi) en de gevorderde (vici). Later komt er nog een Rubicon-subsidie voor wetenschappers die net gepromoveerd zijn. Dankzij deze subsidie kunnen zij ervaring opdoen bij een buitenlands topinstituut. Dergelijke ervaring is een groot pluspunt. Het past namelijk bij het profiel van een topwetenschapper-in-de-dop. Om te voldoen aan de eisen voor een veni-subsidie, moet je niet alleen jong en onorthodox zijn, je moet ook passen in het profiel van een goede onderzoeker. Dat wil zeggen: je moet voldoende wetenschappelijk publicaties op je naam hebben staan, een overtuigend voorstel op papier hebben gezet - en je moet bovenal in staat zijn om je onderzoeksvoorstel goed te verdedigen voor een panel van hoogleraren.

De vernieuwingsimpuls wordt een succes en breidt zich steeds verder uit. Het fonds groeit, net als het aantal aanvragers. Daarmee verschuift de aandacht van de onorthodoxe onderzoeker naar de talentvolle wetenschapper. Daar zijn er immers veel meer van. De waarde van een veni-, vidi-, of vici-beurs voor de managers van onderzoeksinstituten en universiteiten neemt ook toe: de reputatie van een instelling gaat mede afhangen van het aantal van dergelijke beurzen dat zij weet binnen te halen. Onderzoeksgroepen en universiteiten gaan zich daarom steeds meer bemoeien met de aanvragen. Zij creëren aanstellingen waarin talenten de tijd krijgen om hun voorstel uit te werken, en zij verzorgen zelfs trainingen waarin onderzoekers leren hoe zij zich kunnen aanpassen aan de criteria van de procedure.

Het universitair personeelsbeleid functioneert inmiddels vrijwel volledig rondom het profiel van ‘de excellente wetenschapper’. Dat is dus niet langer de onorthodoxe onderzoeker die voor vernieuwing zorgt, maar de talentvolle wetenschapper die keurig binnen de academische geplaveide loopbanen blijft. Want zo’n loopbaan levert publicaties, citaties en bovengemiddeld veel Europees onderzoeksgeld op. Daarmee scoort de onderzoeker en scoort de universiteit. Maar het leidt wel tot standaardisering van de wetenschapper."

We ontlenen dit profiel aan FLUX, ‘magazine Rathenau Instituut’ juni 2012. In dit nummer staat ook een commentaar op dit profiel waaraan we het volgende ontlenen:

Standaardisering wetenschapsbeoefening

"De Nederlandse universiteiten hebben de afgelopen twintig jaar hun onderzoek en hun personeelsbeleid steeds meer rond het profiel van de excellente wetenschapper georganiseerd, constateert Barend van der Meulen, hoofd Science System Assessment (SciSA) bij het Rathenau Instituut. Hij erkent dat dit een handige manier is om de boel te organiseren: het reduceert de onzekerheid van bestuurders en van jonge onderzoekers. Maar het is volgens hem een fictie onm te denken dat je zo de excellente van de minder excellente wetenschappers scheidt. "Het is niet zo dat mensen die aan het profiel voldoen flutwetenschappers zijn. Maar dat zijn veel mensen die niet aan het profiel voldoen ook niet." En de onderzoekers die wel in dat profiel passen? Dat zijn mensen die veel publiceren, veel geciteerd worden en iedere stap in het academische carrièrepad afleggen binnen de daarvoor vastgestelde maximale tijd. Dat profiel heeft praktische kanten als je vindt dat objectief meetbare wetenschappelijke output de enige maat moet zijn voor kwaliteit, excellentie en talent, dan kun je door publicaties, citaties en geld te tellen het talent van het individu bepalen. Het subjectieve oordeel van een collega, een peer, is dan niet relevant meer.

Wat is er dan mis met dat profiel? Wat er mis is met elk profiel: als je de boel zo organiseert dat je steeds dezelfde specifieke prestaties beloont, worden andere kwaliteiten verwaarloosd. We richten alle wetenschappers af tot standaardwetenschapper met een standaard carrière die zich beperkt tot de universiteiten. De consequentie: minder diversiteit in de universitaire onderzoekswereld en minder interactie van onderzoekers met de wereld daarbuiten. Dat moet je niet willen voor een kennisproducerende instelling. We doen nu niet alleen individuele onderzoekers die niet n het profiel passen tekort, maar óók de universiteit. En óók de wetenschap als pluriform, creatief, zichzelf telkens vernieuwend systeem. En óók de maatschappij als medefinancier van die wetenschap en als grootverbruiker van de onderzoeksresultaten.

Het profiel van de excellente wetenschapper belemmert de individuele onderzoeker, verschraalt het onderzoek en reduceert de maatschappelijke functie van de universiteiten tot het in stand houden van zichzelf."

 

Ideologie Bologna-hervorming

Bij onze zuiderburen staat dit profiel als uitvloeisel van de ideologie van de Bologna-hervorming ook ter discussie, zoals bijv. blijkt uit een kritisch commentaar in het Vlaamse tijdschrift voor Cultuur en Kritiek Reklo verso de volgende korte passage die dat illustreert is daaraan ontleend:

Reeds in 1996 beschreef literatuurprof Bill Readings in The University in Ruins de teloorgang van’ the university of culture’, die autonome ruimte waar het Bildung-ideaal de ruggegraat van het hoger onderwijs vormt. Vandaag is het toverwoord ‘excellentie’: elke opleiding moet excellent zijn. En die excellentie kan je meten, via kwantitatieve criteria: ‘outputindicatoren’ die aangeven hoeveel ‘output’ (diploma’s, doctoraten, publicaties) een instelling voor hoger onderwijs weet te genereren. Meer en meer worden die instellingen dus gerund als een bedrijf (inclusief een uitdijend managementkader, een steeds uitgekiender systeem van interne controle en dito schaalvergroting). En als er toch een directie aan het roer staat die - tegen de geest van de tijd in - die uitwassen tot een werkbaar minimum probeert te beperken, dan zijn er nog de studenten die hun universiteit of hogeschool steeds meer als een supermarkt beschouwen, waar je het winkelkarretje vol kan laden met bijeengesprokkelde credits. ‘Flexibilisering’, zo heet dat in Bologna-newspeak. Studenten shoppen competenties.

Het zijn maar een paar consequenties van een onderwijs visie waarin onderwijs moet bijdragen aan de zogeheten ‘kenniseconomie’, eerder dan aan de intellectuele en kritische vorming van jongvolwassenen. Precies dat is de onderliggende ideologie van de Bologna-hervorming: het onderwijs moet uniforme en dus schijnbaar inwisselbare competenties ‘leveren’ aan de toekomstige werknemers in die kenniseconomie. Kennis moet met andere woorden marktconform zijn.