Niet-natuurwetenschappelijke denkwijzen en literatuur kunnen geen natuurwetenschappelijke stellingen ontkrachten, zoals inzake determinisme of fundamentele onzekerheid

Civis Mundi Digitaal #13

door Wim Rietdijk

Niet-natuurwetenschappelijke denkwijzen en literatuur kunnen geen natuurwetenschappelijke stellingen ontkrachten, zoals inzake determinisme of fundamentele onzekerheid

 

Wim Rietdijk

Wanneer de waarheid fundamenteel betrekkelijk of onzeker was, en hogelijk toevallig, dubbelzinnig of deels principieel onkenbaar zou blijken te zijn, dan was dit in de hoogste mate verontrustend. Immers, dan zou in vele  situaties goed tegenover kwaad het machtige wapen van het logische argument moeten ontberen. 

 

1 Het alfadenken heeft maar weinig feiten ontdekt of onjuist bevonden, ook niet over determinisme

Couwenberg neemt de levensinstelling, voorkeuren en doelstellingen, evenals andere ‘paradigmacomponenten’ van het hele en halve mainstreamdenken - pessimisme, absurdisme, existentialisme, postmodernisme - veel serieuzer dan ik. Wat hebben al deze lieden nu eigenlijk voor been om op op te staan als het gaat om de aard van het universum en het functioneren ervan?! Wat hebben ze bijvoorbeeld te bieden qua argumenten over vragen of de westerse beschaving het laatste millennium nu wel of niet vooruit is gegaan? Het meest ‘incriminerende’ aan de fundamenteel sceptische groepen die Couwenberg in zijn commentaar op mijn natuurwetenschappelijke onderbouwing noemt is wel dat onder meer die grote literatoren die vooral zin- en hopeloosheid indringend uitbeelden, nauwelijks ooit met concrete voorstellen tot verbetering kwamen of met verklaringen van de relevante ellende die perspectief boden op verbetering. Veelvuldig  kritiseren ze Verlichting, vooruitgang en soms ook terecht, maar kwamen nimmer op het idee om, als er dan kennelijk te weinig liefde en intelligentie onder ons mensen zijn, ook bij hen eens aan genetische kwaliteitsverbetering te denken. Maar u weet het: eugenetica is in de hoogste mate taboe. Nu kan men veel aan samenlevingen verbeteren, maar wanneer men daarbij zo primitief en inconsequent te werk gaat dat de genen van habitueel criminelen, asocialen en zwakbegaafden zich vrijelijk kunnen vermenigvuldigen, dan dweilt men met de kraan open. Wanneer men tot voor kort een vitaal gebied als de seksualiteit voor een groot deel onderdrukte en hier zelfs nu nog dermate onbewust blijkt te zijn dat maar weinigen zich realiseren dat alleen al door de enorme ‘natuurlijke schaarste’ aan seksueel aantrekkelijke individuen en door het ontbreken van een werkelijk verfijnde seksmarkt er een gigantische seksuele frustratie onder ons moet bestaan. Bij zulke situaties verwondert het nauwelijks dat er inderdaad buiten het bètagebied vaak maar bescheiden voorruitgang  (qua levensgeluk) kon worden bereikt.

Na het voorgaande dringt zich verder de gedachte op dat de door Couwenberg in goede trouw opgevoerde teleurgestelden in de verlichtingsgedachten lieden zijn die ideologisch-cultureel de backbone  van het traditionele conservatisme vormen veeleer dan dat zij ooit vooruitgangsidealisten zijn geweest.

Ze komen nauwelijks met theoretisch-cultuursociologische verklaringen die ook iets van zijn plaats brengen of ontmaskeren, zoals over sekstaboes, over de laatste vier decennia endemische anti-intellectualistische ‘onderwijsvernieuwingen’, over ‘ábstracte’ kunst’ enzovoor. (Zie Van Frieslands en mijn boek.) Verklaringen die tot hervormingen leiden,tot verbetering van die nog steeds zo abominabele reële wereld.

 

2 Vrijheid, vrije wil en determinisme

De opmerkingen van Couwenberg over hoe mijn deterministische gedachten zich verhouden tot de gangbare opvattingen over vrijheid en verantwoordelijkheid lijken mij uitstekend beantwoord door deze twee uitspraken:

 

  • 1) We kunnen wel doen wat we willen, maar we kunnen niet willen wat we willen (Schopenhauer). Zo ervaren we dan ‘wilsvrijheid’ zonder die ook te bezitten.
  • 2) Als een steen kon denken, dan zou hij naar beneden willen vallen (Descartes).

 

In beide prachtige formuleringen komt naar voren hoe de natuurwetten het kiezen of besluiten van de ‘vrije wil’ ‘overnemen’.

            Ten aanzien van Poppers Open Society verloopt de eye opening analoog.

Algemeen komt het mij voor dat Couwenberg en ook de meeste  mainstreamdenkers,  ten onrechte denk- en culturele richtingen serieus nemen die  hun posities niet óók via een rationeel-coherente argumentatie plausibel kunnen maken. Dat kunnen noch Camus en Céline, noch Michel Foucault en de postmodernisten. En nog velen meer doen er zelfs geen moeite toe...

 

3 Mijn persoonlijke relatie tot de alfadimensie

Het voorgaande wil zeggen dat je met alfaoverwegingen geen objectieve feiten kunt vaststellen over de constructie van de wereld. Ikzelf word overigens in mijn voorkeuren voor hoe de bestaande wereld globaal zou kunnen functioneren  eveneens mede beïnvloed door de alfasector van mijn psyche. Die invloed gaat overigens geheel in richting en geest van het motto boven dit artikel.

Ook beseft dat (alfa-) deel van mijn persoon blijkbaar terdege dat prachtige alfa-uitspraken - zoals ‘(God) Die niet laat varen het werk zijner handen’ (bijbel), of gedachten over rechtvaardigheid, samenhang in het menselijk lot en zin - me meer perspectief lijken te bieden dan toeval, relativisme en incoherentie. Ze gaan alle in de richting van hoe positief het begrip coherentie moet werden gewaardeerd. Ik denk zelfs wel eens: ‘God is coherentie’. En dat, zo zal een ieder inzien, betekent precies een tegenovergestelde situatie van die van fundamentele onzekerheid, de onmogelijkheidvan begrijpelijke modellen in de quantummechanica, en een willekeur in het lot, dat bij vele Joden dan zo sterk door de ‘vrije wil’ van Adolf Hitler heet te zijn bepaald.

Het ‘paradigmaverschil’ waarom het bij onze discussie gaat, is vóór alles dat tussen toeval en coherentie in het universum en de wetten ervan. Wat mij betreft staat echter centraal dat wat ook over gevoelsmatige voorkeuren en/of paradigma’s kan worden gezegd, feiten en hun onderlinge relaties kunnen pas worden erkend zodra de positieve wetenschappen daarvoor gronden hebben gevonden. En zij - determinisme of whatever - kunnen bovendien niet qua acceptatie afhankelijk worden gesteld van inzichten buiten de positieve wetenschappen en de logica.