De noodzaak van tegenkracht

Civis Mundi Digitaal #13

door Lotte van Vliet

De noodzaak van tegenkracht

 

Lotte van Vliet

 

Introductie

De afgelopen jaren is de kredietcrisis in de financiële sector niet meer weg te denken uit het publieke debat. Van huizenbezitters tot politiek en van financiële instellingen tot wetenschappers, iedereen vraagt zich af waarom de crisis zo diep is, wat daarvoor de oorzaken zijn en hoe we er weer uitkomen. Oplossingen richten zich vooral op de herstructurering van de financiële sector en het gezond houden van de (wereldwijde) economie. Terecht, maar er kunnen ook een aantal andere vragen worden gesteld. Welke dieperliggende oorzaken kent de crisis in de financiële sector? Waarom vertoonden werkwijzen die jarenlang productief bleken gaandeweg zulke perverse uitkomsten? En: is een dergelijke omslag eigenlijk wel voorbehouden aan de financiële sector of speelt dit ook in andere maatschappelijke sectoren? Dit artikel gaat in op deze vragen. Ik zal daarin bespreken waarom kritisch vermogen een noodzakelijke voorwaarde is om perversiteit te voorkomen.

 

Van productief naar pervers

Vanzelfsprekende en productieve werkwijzen hebben in de financiële sector een ontwrichtende uitwerking gehad. De kredietcrisis in de financiële sector liet ons zien dat bijvoorbeeld bonussen en de verstrekking van hypotheken in de VS lange tijd uitermate winstgevend waren maar gaandeweg leidden tot perverse resultaten en een crisis die nog steeds voortduurt. Juist die omslag van productief naar pervers is interessant. De kredietcrisis in de financiële sector zal immers nooit de bedoeling zijn geweest van bankiers, financiële experts, overheden en beleidsmakers.

Neem bijvoorbeeld de tragische uitkomsten rond de NINJA’s (No Income, No Job or Assets) in de Verenigde Staten. Die mindervermogenden werden zowel door wetgeving, als door slimme financiële producten in staat gesteld om een woning te kopen. Zo hadden zij de eerste jaren geen verplichting om hypotheekrente af te dragen, pas na een paar jaar was er een (forse) rente. Deze constructie was mogelijk door de immer stijgende huizenprijzen. Zelfs wanneer een familie de uiteindelijke rente niet kon betalen en het huis aan de hypotheekverstrekker verviel, werden de kosten gedekt. Het huis werd tegen de hogere prijs verkocht en de huizenbezitters stapten in een nieuwe hypotheek. Aan dit rooskleurige verhaal kwam echter een einde toen de huizenprijzen daalden en de risico’s te groot bleken voor huizenbezitters en banken met de suprime crisis tot gevolg.

Het voorbeeld van de NINJA’s laat zien dat perverse uitkomsten voortkomen uit een systeem dat lange tijd op veel fronten productief was. Dat geldt ook voor het gebruik van risicoprofielen. Om de communicatie te vergemakkelijken en risico’s beter in te schatten werd (en wordt) in de financiële sector gebruik gemaakt van risicoprofielen en classificaties, meestal gebaseerd op ingewikkelde wiskundig- statistische berekeningen. Dit zorgde ervoor dat men in één oogopslag kon zien om welk risico het ging en op basis daarvan kon handelen. De suggestie werd gewekt dat alle risico’s in beeld waren, maar er werd geen rekening gehouden met eventuele onvoorziene risico’s (Taleb 2007; Rajan 2005). Hoewel het modeleren van de complexe werkelijkheid de financiële sector lange tijd geen windeieren legde, bleven perverse effecten ook hier niet uit. De maker van één van de invloedrijke wiskundige formules, David Li, verwoordt dit als volgt: ‘The most dangerous part is when people believe everything coming out of it’ (Salmon 2009).

Eveneens bij de veelgebruikte variabele beloningsstructuren - het uitkeren van bonussen - traden perverse effecten op. Ingegeven door de bekende principal-agent theory (Jensen en Murphy 1990) hadden financiële instellingen er belang bij om hun werknemers op enige manier te laten delen in de winst van het bedrijf én te stimuleren tot het maken van meer winst. Niets mis mee, ware het niet dat het kortetermijnresultaat domineerde (Buiter 2008). Er werden vooral bonussen uitgekeerd na het afsluiten van financiële producten, zonder dat er zicht was op het langetermijnresultaat van deze transacties. Zo ontstond een situatie waarin steeds meer geld aan bonussen werd uitgegeven en tegelijkertijd de lange termijn resultaten van banken allerminst zeker waren.

Het verstrekken van bonussen aan medewerkers begon met uitermate goede intenties en was dus zelfs gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Het gaf een prikkel én een beloning aan medewerkers die winst voor een financiële instelling maakten. Ook de verstrekking van hypotheken in de VS aan de NINJA’s kwam voort uit de beste bedoelingen. Eigenlijk spon iedereen garen bij de constructie. Mensen met weinig kredietwaardigheid konden in de hoogtijdagen van de huizenmarkt toch aan een hypotheek en huis komen. De Amerikaanse overheid bevorderde huizenbezit en de financiële instellingen verdienden geld aan het verstrekken van hypotheken. En door de complexe werkelijkheid van de financiële sector met modellen in kaart te brengen werden communicatie en besluitvorming vergemakkelijkt.

Inmiddels weten we dat de voorbeelden een bijdrage hebben geleverd aan de crisis in de financiële sector. Wanneer we naar deze werkwijzen in de financiële sector kijken signaleren we een drietal zaken die de omslag van productief naar pervers mogelijk maakten. Ten eerste blijkt dat goede bedoelingen kunnen falen. Niemand streeft naar perversiteit, toch treedt meer dan eens een doelverschuiving op (Merton 1936; Engbersen 2009). Ten tweede blijkt dat financiële prikkels een verkeerde uitwerking hebben. Financiële prikkels belonen gedrag dat het functioneren van organisaties en uiteindelijk van een hele sector sterk ondermijnt. Een derde observatie is de wijze waarop classificaties leiden tot vereenzelviging. In de financiële sector worden verscheidende modellen gebruikt om de complexe werkelijkheid hanteerbaar te maken. Maar wanneer alleen nog het model telt, en niet de werkelijkheid daarachter, gaat cruciale informatie verloren.

 

Gelijkenissen tussen sectoren

Wanneer we deze observaties bekijken, is het niet moeilijk om parallel te trekken met andere maatschappelijke sectoren. De overgang van productief naar pervers, op basis van een doelverschuiving, verkeerde financiële prikkels of een classificatie van de werkelijkheid is niet voorbehouden aan de financiële sector. Dat betekent niet dat ook andere maatschappelijke sectoren per definitie op weg naar een crisis zijn, maar wel dat ze zich bewust moeten zijn van de mogelijke overgang van productieve werkwijzen naar perverse uitkomsten.

Ter illustratie bespreek ik een aantal voorbeelden. Doelverschuiving zien we bijvoorbeeld in de HBO sector. Met goede bedoelingen - de student naar een diploma begeleiden, de eigen instelling financieel gezond houden - werden alternatieve afstudeertrajecten opgezet bij verschillende opleidingen. Maar, de prikkel om diploma’s af te leveren bleek uiteindelijk groter dan het borgen van kwaliteit. Daarin toont zich de perversiteit.

Een voorbeeld waar een model van de werkelijkheid het risico in zich heeft een eigen leven te gaan leiden is de Cito-toets in het basisonderwijs. De Cito-toets is de afgelopen decennia een waardevol instrument geweest om de leerprestaties van kinderen te meten. Een krachtig emancipatiemiddel dat arbeiderskinderen een mogelijkheid gaf, met de score in de hand, naar een hoger onderwijsniveau te gaan dan de leerkracht voor ze in gedachten had. Op dezelfde manier profiteren kinderen van migranten de laatste jaren van de objectieve meting van hun talenten. Het belang van de Cito-score is echter zo groot, voor scholen én leerlingen, dat het onderwijssysteem zich er naar gaat richten. Uitgevers van onderwijsmethoden adverteren met de mate waarin hun methode bijdraagt aan de voorbereiding op de toets. Basisscholen trainen hun leerkrachten zodat hun leerlingen een hogere score halen. Die is namelijk ook van belang voor het oordeel van de Onderwijsinspectie. Ouders zetten hun kind op een bijspijkercursus, want de gewenste middelbare school eist een hoge score. Dan kan er een situatie ontstaan waar het onderwijs zich ten dienste stelt van een methode, de Cito-score vertegenwoordigt het kind, de kwaliteit van de school etc. Er ontstaat dan een parallelle werkelijkheid waarin de betrokkenen alleen nog scores zien, geen leerlingen en scholen.

Dat financiële prikkels in maatschappelijke sectoren voor perversiteiten kunnen zorgen is, naast het eerder genoemde voorbeeld van de HBO instellingen, ook zichtbaar in het domein van de zorg. In onder andere de thuiszorg is de indicatiestelling leidend voor de financiering die een thuiszorgorganisatie voor een cliënt ontvangt. Daar is veel voor te zeggen, want de indicatiestelling is een productieve manier gebleken om de zorgbehoefte en financiering op elkaar af te stemmen (Van der Meer 2010). Tegelijkertijd blijkt de manier waarop de zorg via de indicatiestelling wordt ‘opgeknipt’ in zorgfuncties met elk hun eigen budget soms perverse effecten op te roepen. De werkwijze maakt het lastig om zorg te verlenen die buiten de geïndiceerde handelingen valt (betrokkenheid, de aandacht van mens tot mens) en stimuleert eerder budgetuitputting dan zuinigheid. Juist omdat de financiering gericht is op het uitvoeren van handelingen, en dus op output, zet dat een prikkel op productie tegen zo laag mogelijke tarieven. Er ontstaat een situatie waarin de systeemwereld met waarden als doelmatigheid, transparantie, bekostiging en concurrentie een grotere rol gaat spelen. De leefwereld met vakgerichte en zorggerelateerde waarden zoals respect, aandacht, betrokkenheid en menselijke warmte verdwijnt naar de achtergrond (Kunneman en Slob 2007).

 

Verklaringen voor perversiteit

De vraag die zich dientengevolge aandient is: waarom genereren productieve werkwijzen gaandeweg perverse uitkomsten? Zijn hier dieperliggende verklaringen voor? Een eerste verklaring voor het optreden van perversiteit is het ontkennen van meervoudigheid in organisaties en sectoren. De werkelijkheid is complex en meervoudig en daardoor niet eenvoudig te benaderen. Een doel van veel werkwijzen is het reduceren en beheersbaar maken van complexiteit. Begrijpelijk, maar dat slaat de werkelijkheid ook plat, waardoor meervoudigheid wordt weggedrukt. Meervoudige belangen liggen bovendien niet per definitie met elkaar op één lijn. Dat veroorzaakt spanningen, die geen plaats krijgen in enkelvoudige oplossingen.

Meervoudigheid uit zich in de praktijk op verschillende manieren. Bijvoorbeeld in de verschillende functies van organisaties en sectoren. Zij hebben enerzijds een externe publieke functie gericht op het welzijn van de cliënt (de patiënt, leerling/student, de naar financiële zekerheid zoekende burger, enz.) en anderzijds een interne functie die gericht is op het voortbestaan van een organisatie of sector zelf. Banken bijvoorbeeld hebben naast een commerciële functie ook een publiekmaatschappelijke functie die de sector overstijgt. Ze vertegenwoordigen een maatschappelijke waarde die verder reikt dan alleen de winstgroei in hun eigen sector. Idealiter liggen de focus op de maatschappelijke kerntaak en de focus op het behoud en de groei van de eigen organisatie in elkaars verlengde, maar belangen lopen meer dan eens uit elkaar. Onderwijs richt zich primair op de ontwikkeling van het individuele kind, maar ook de (naam van de) school en het stimuleren van de kenniseconomie hangen ermee samen. De zorgsector staat primair in het teken van individuele hulpverlening aan zorgbehoevende mensen, maar het beschikbare budget is een beperkende factor. Om aan deze meervoudige belangen tegemoet te komen en om ze te beheersen, zijn in de verschillende domeinen allerlei instrumenten en werkwijzen gekozen: hypotheekverstrekking op basis van risicoprofielen, indicatiestelling op basis van objectieve criteria, schooltoetsen die het kind kunnen classificeren, enzovoort. Perversiteit ontstaat vaak wanneer deze werkwijzen de meervoudige werkelijkheid teveel proberen in te dammen.

 

Perversiteit in drie stappen

Perversiteit treedt in de tweede plaats op langs een bepaald patroon. Dat patroon laat zich beschrijven langs de stappen: abstraheren, domineren, strategisch handelen. Bij de eerste stap wordt de werkelijkheid vereenvoudigd. Financiële instellingen drukken hun cliënten uit in risicoprofielen, het onderwijs stelt leerlingen soms gelijk aan hun Citoscore en de zorg stelt cliënten langzaamaan gelijk aan hun indicatiestelling. Abstraheren is nuttig, want het maakt het mogelijk om gemakkelijk te communiceren over een bepaalde case en stelt organisaties in staat om hun activiteiten gericht in te zetten. De perversiteit begint wanneer het abstraheren

niet alleen tot een model van de werkelijkheid leidt, maar dit model de werkelijkheid ook volledig gaat vertegenwoordigen en domineren. In tweede stap van het patroon domineert een enkelvoudig belang. De van nature aanwezige meervoudigheid komt op dat moment onder druk te staan, met als gevolg een vermindering van de beschikbare ruimte voor tegenspraak of kritisch vermogen en risico’s op kuddegedrag. Vrijwel niets staat mensen, organisaties en sectoren dan nog in de weg om de derde stap te nemen. Men gaat zich richten naar het dominante belang en handelt strategisch.

Het belang of het doel van de handelende actor wordt het ultieme referentiepunt en actoren gaan zich om opportunistische redenen voegen naar de kaders die in een systeem aanwezig zijn. Het voorbeeld van de hbo-instellingen maakt dit duidelijk. Instellingen richtten de afstudeertrajecten zo in dat studenten hun diploma’s konden behalen. Van sommige basisscholen is bekend dat zij zwakke leerlingen niet laten deelnemen aan de Cito-toets. In het geval van de bonussen in de financiële sector handelde men om zoveel mogelijk rendement te behalen, maar had men geen oog voor de risico’s. Er ontstaat op den duur een situatie van ‘survival of the fitting’ in plaats van ‘survival of the fittest’ (DiMaggio en Powell 1983). Niet de organisaties die het beste aan de vraag van klant of cliënt voldoen overleven, maar degenen die zich het best aanpassen aan het gestelde kader, van financier, inspectie of monitor.

 

De gekookte kikker

Samengevat belanden organisaties en sectoren in een situatie die zich nog het best laat beschrijven volgens de parabel van de gekookte kikker. Een kikker die men in een pan met koud water langzaam verwarmt, zal zijn dood ongemerkt tegemoet gaan. In zowel de financiële sector als maatschappelijke sectoren kunnen productieve werkwijzen gaandeweg perverse effecten sorteren. Zo lang het goed gaat, is er geen reden to zorg, zo lijkt het. In sommige sectoren is zelfkritiek zelfs ongewenst, is men bijna immuun voor andere zienswijzen en kan kuddegedrag overheersen. Het ontkennen van meervoudigheid blijkt echter een recept voor perversiteit. Maar omdat dit proces zich voltrekt door voortdurende, maar langzame, aanpassing is het vaak pas zichtbaar als de persverse effecten zich in verregaande vorm aandienen. Om dat te voorkomen is voortdurende tegenkracht nodig.

 

Tegenkracht organiseren

De sleutel is gelegen in het terugbrengen en koesteren van meervoudigheid in organisaties en sectoren. Allereerst is het verstandig te waken voor methodische armoede. Het is van belang om verschillende methoden toe te staan, zodat ze met elkaar vergeleken kunnen worden, met elkaar kunnen concurreren en vraagtekens bij hun gebruikers oproepen. Vaak is dat lastig omdat aan een bepaalde werkwijze ook financiering is gekoppeld. Dat zou zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De overheid kan daaraan bijdragen door altijd verschillende werkwijzen toe te staan en ook aan verschillende oplossingen of organisaties financiering toe te kennen. Bijvoorbeeld in het geval van aanbestedingstrajecten. In dat soort procedures is het goed om waarborgen in te bouwen die het ontstaan van te homogene organisaties of sectoren voorkomt. Dat staat innovatie en variatie in de weg.

Ten tweede is het nodig om verschil te maken in het systeem zelf. Systemen zijn niet onveranderlijk en mensen kunnen (en moeten) systemen ter discussie stellen, ook al lijken zij soms in beton gegoten. Dat vraagt een bewustzijn van het krachtenveld waarin men zich bevindt, en de ruimte om dat krachtenveld te beïnvloeden. Het is een oproep aan bestuurders in maatschappelijke sectoren om in hun organisatie kritische geluiden te belonen en het leren van fouten mogelijk te maken. Kritiek kan ook actief georganiseerd worden, bijvoorbeeld door cliënten en stakeholders nadrukkelijk invloed te geven. In veel gevallen, is de reflex om te roepen om meer toezicht. Maar toezicht maakt fouten in het primaire proces niet goed. Het gaat niet om meer toezicht, maar om ander toezicht. Dat andere geluiden laat horen, zwakke belangen vertegenwoordigt en de zelfsturing van de organisatie kritisch volgt. Het gaat er erom voortdurend tegenkracht te organiseren, ook als het goed gaat.

 

Literatuur

Buiter, W. (2008). Lessons from the global credit crisis for social democrats (Dr. J.M. den Uyl-lezing, 15 december 2008). Amsterdam: De Rode Hoed.

Engbersen, G. (2009). Fatale Remedies. Over onbedoelde gevolgen van beleid en kennis. Amsterdam: Pallas Publications - Amsterdam University Press.

DiMaggio, P.J. en W.W. Powell (1983). The iron cage revisited: Institutional Isomorfism and Collective Ratonality in Organizational Fields. In: American Sociological Review, jg.48, nr.2, p.147-160.

Jensen, M.C. en K.J. Murphy (1990). ceo Incentives - It’s not how much you pay, but how. In: Harvard Business Review, nr. 3, p. 138-153, mei/juni 1990.

Kunneman, H. en M. Slob (2007). Thuiszorg in transitie. Een onderzoek naar de gevolgen van het recente overheidsbeleid voor centrale waarden in de thuiszorg. Bunnik: Landelijke Stichting Beheer Kruiswerk.

Meer, J. van der (2010). Indicatiestelling: omstreden toegang tot zorg. Den Haag: RMO.

Merton, R.K. (1936). The Unanticipated Consequences of Purposive Social Action. In: American Sociological Review, jg.1, nr.6, p. 894-904.

Rajan, R. (2005). Has Financial Development Made The World Riskier? In: European Financial Management, jg. 12, nr. 4, p. 499-533.

Salmon, F. (2009). Recipe for Disaster: The Formula That Killed Wall Street. Geraadpleegd op 20 juni 2012 via http://www.wired.com/techbiz/it/magazine/17-03/wp_quant.

Taleb, N.N. (2007). The Black Swan: The Impact of the Highly Improbable. New

York: Random House.

 

Over de auteur

Dit artikel is gebaseerd op het RMO advies Tegenkracht organiseren. Lessen uit de kredietcrisis van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO). Lotte van Vliet werkt als senior adviseur bij de RMO en is één van de auteurs van het advies. Alle adviezen van de RMO zijn te downloaden op www.adviesorgaan-rmo.nl