Het gelijk van Paul Krugman. Nieuw-Keneysiaanse theorie beste verklaring voor de huidige crisis in de eurozone.

Civis Mundi Digitaal #13

door Frans Kerstholt

Bespreking van: Paul Krugman, End This Depression Now, 2012, New York London, W.W. Norton & Company, pp. 259

Het gelijk van Paul Krugman. Nieuw-Keneysiaanse theorie beste verklaring voor de huidige crisis in de eurozone.

 

Bespreking van

Paul Krugman, End This Depression Now, 2012,

New York London, W.W. Norton & Company, pp. 259

Frans Kerstholt

In dit boek presenteert Krugman een omvattende en zeer leesbare analyse van de depressie(s) waarin de Verenigde Staten en Europa na de bankencrisis van 2008 verzeild zijn geraakt.

Aan de orde komen de oorzaken (van de Eurocrisis), de belangrijkste kenmerken, de betrokken economische mechanismen en de feitelijke tegenover de wenselijke beleidsreacties.

De rode lijn van het boek is dat de crisis onvoldoende bestreden wordt ten gevolge van een tamelijk massaal geheugenverlies onder de leden van de economische professie. De intellectuele vooruitgang sinds de verschijning in 1936 van Keynes’ ‘General Theory’ is vergeten en maakt ons ongeveer even weerloos als men bij het begin van de crisis van de jaren dertig is geweest.

 

De oorzaken van de Eurocrisis

(bron: Blog van Krugman, 25 februari, 2012)

Er circuleren in hoofdzaak drie verklaringen: het verhaal van de Republikeinen in de VS; het verhaal van de Duitsers; de diagnose van Krugman waarin betalingsbalansen een hoofdrol spelen.

De auteur toetst deze verklaringen aan beschikbare data, die hij samenvat in drie staafdiagrammen.

De diagrammen zijn gebaseerd op data voor het Eurogebied minus Malta en Cyprus. De data voor de probleemlanden Griekenland, Ierland, Italië, Portugal en Spanje worden in rood weergegeven.

 

In het Republikeinse verhaal fungeren excessief gegroeide verzorgingsstaten als de oorzaak bij uitstek.

Om deze verklaring te toetsen kijkt Krugman naar de hoogte van de publieke sociale uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product in 2007, het laatste jaar voor de crisis (bron: OECD-Factbook).

 

Het diagram hieronder laat zien dat alleen Italie in de topvijf staat en dat de Duitse verzorgingsstaat groter was dan die van de probleemlanden.

De conclusie is duidelijk: de Republikeinen zien het verkeerd.

Staafdiagram 1: Sociale Uitgaven

 

 

Volgens de Duitsers is de crisis het gevolg van budgettaire onmatigheid.

Het onderstaande diagram toont de gemiddelde begrotingstekorten als percentage van het BBP voor de periode 1999-2007, van het begin van de Euro tot de crisis (bron: IMF-WEO databestand).

Het beeld voldoet niet aan de Duitse verwachtingen. Griekenland en in mindere mate Italië hebben grote begrotingstekorten. Het tekort van Portugal is maar klein, terwijl Spanje en Ierland overschotten hadden.

Staafdiagram 2: Gemiddeld Begrotingstekort, 1999-2007

 

 

 Voor de betalingbalansen kijkt Krugman naar het tekort op de lopende rekening (bron: IMF).

Staafdiagram 3: Gemiddeld Overschot/Tekort Lopende Rekening 1999-2007

 

 

Het beeld is redelijk duidelijk. Alle probleemlanden hebben tekorten, de meeste andere landen niet, met uitzondering van twee voormalige Oostbloklanden.

Een betalingbalansprobleem wordt hier zichtbaar. De oorzaak zijn de enorme kapitaalstromen naar Zuid-Europa, die volgden op de introductie van de Euro.

De conclusie: Beleid, gebaseerd op de Republikeinse of Duitse visie is contraproductief. Forse verkleining van de sociale sector zal niet helpen. Hetzelfde geldt voor het bezuinigingsbeleid dat door de Duitse diagnose geïmpliceerd wordt.

Dat laatste beleid is overigens wel de Europese standaard geworden.

 

De crisis gekarakteriseerd

Krugman noemt de volgende primaire kenmerken van de crisis: dalend nationaal inkomen, toenemende schulden, afnemende bestedingen van consumenten en bedrijven.

Hij benadrukt ook dat de crisis niet uniek is. Er zijn sterke parallellen met de crisis van de jaren dertig, maar ook met de problemen van Japan beginnend in de jaren negentig.

Een heel lage rentestand (te dicht bij 0) is een kenmerk waar Krugman door zijn studie van de Japanse problemen op geattendeerd werd.

De vakterm is liquiditeitsval en duidt op het feit dat in zulke situaties het gebruikelijke crisisbeleid van renteverlaging niet mogelijk is. Dan resteert alleen begrotingsbeleid.

 

Relevante Economische Mechanismen

Er zijn economische mechanismen die het ontstaan van een crisis met bovenvermelde kenmerken kunnen verklaren.

Hyman Minsky (1919-1996) heeft de voorgeschiedenis van zulke crises geanalyseerd. Zijn theorie staat bekend onder de naam ‘financiële instabiliteithypothese’ In een aantrekkende economie wordt meer en meer geleend, hetgeen op zich noodzakelijk en gunstig is. De perceptie van veilige schulden leidt tot versoepeling van de standaarden voor leningen. Op en zeker moment ontstaat er twijfel aan de veiligheid van leningen en begint men schulden af te bouwen. Dat ogenblik heeft de naam ‘Minsky moment’ gekregen.

Dan kan de schuld-deflatie spiraal die in 1933 door Irving Fisher ter verklaring van de crisis van die tijd is aangevoerd, zijn werk gaan doen.

Deze spiraal kan zich voordoen als op een bepaald moment te veel actoren (consumenten, bedrijven en overheden) in een economisch bedreigende tijd individueel rationeel gedrag vertonen, bv. gedrag gericht op de vermindering van schulden. Het aggregaateffect is vaak het tegenovergestelde van wat beoogd werd, een pervers effect

Drie paradoxen staan hier centraal:

De paradox van spaarzaamheid: Als iedereen meer spaart kan het inkomen dalen en de economie krimpen;

De paradox van ontsparing (‘deleveraging’): in Fisher’s woorden, "the more debtors pay, the more they owe."

De paradox van flexibiliteit: bv. algemene loonsverlaging als het antwoord op hoge werkloosheid.

Dat Keynes de crisis van de jaren dertig als een onderbestedingcrisis analyseerde is algemeen bekend. Hier is van belang dat deze theorie verenigbaar is met de ideeën van Minsky en Fisher, ook al zag Fisher dat anders.

Het opvallende patroon van Europese betalingbalansen, dat uit diagram 3 naar voren komt, vereist verklaring. De voor de Euro gekozen constructie (1) en het Europese crisisbeleid (2), dat op de ‘Duitse’ diagnose gestoeld is, staan in die verklaring centraal.

Ad 1 De constructie van de Euro maakt dat landen die om wat voor reden dan ook in bv. schuldenproblemen verzeild geraakt zijn, niet over beleidsinstrumenten beschikken, die herstel mogelijk maken. De reden is dat de Euro geen nationale munt is, die zonodig gedevalueerd (of gerevalueerd) kan worden. De Euro is daardoor vergelijkbaar met de Gouden Standaard, waaraan Nederland in de jaren dertig tot eigen nadeel te lang heeft vastgehouden.

Ad 2 Dit element is al genoemd en volgt tevens uit de Minsky, Fisher, en Keynes benadering.

De landen met grote schuldenproblemen zijn dus kansloos en zullen dat blijven tenzij het beleid verandert en bovendien de Euroconstructie ingrijpend wordt veranderd.

Samenvattend: De depressie is volgens Krugman het hardnekkige gevolg van het samengaan van recessie en liquiditeitsval. De dynamiek daarvan wordt bepaald door mechanismen, die verbonden zijn met de namen van Minsky, Fisher en Keynes. Voor de Eurozone komt de ongelukkige constructie van de Euro er nog bij.

 

De empirische steun voor de diagnose van Krugman

Hierboven is vooral de theorie ter sprake gekomen, die door Krugman aangevoerd wordt. Empirische steun is vanzelfsprekend onontbeerlijk.

Ik beperk mij tot het empirische bewijs dat betrekking heeft op de huidige crisis in de Eurozone: een depressie, die voldoet aan de definitie van Keynes. Deze definitie spreekt van een langdurige toestand van beneden normale activiteit, die geen tendentie naar volledig herstel of volledige instorting laat zien.

Optimisten krijgen onder zulke omstandigheden regelmatig de kans om tekenen van herstel te zien.

Ik heb drie argumenten voor de genoemde beperking.

  • 1) Er is ruime consensus dat de depressie van de jaren dertig voldoet aan de analyses van Fisher en Keynes Daarom zal ik er niet naar verwijzen.
  • 2) Krugman besteedt in het boek betrekkelijk weinig aandacht aan de genoemde Japanse situatie.
  • 3) Het beschikbare bewijsmateriaal voor de Eurozone heeft betrekking op alle onderdelen van de verklaring van Krugman.

Ik gebruik data m.b.t. de ontwikkeling van schulden, werkloosheid, het gebruik van een eigen munt of niet. Zij worden niet in alle gevallen ontleend aan Krugman’s boek.

I. Ontwikkeling Schuldenlast

Krugman’ s hypothese is dat de zeer grote schuldenlast van de Europese probleemlanden een gevolg, niet de oorzaak van de crisis is. Dat bleek hierboven ook al enigszins uit staafdiagram 2. Daarin weken de huidige probleemlanden op het punt van begrotingstekorten voor de crisis niet duidelijk af van de andere Eurolanden.

Krugman geeft de beslissende informatie in een grafiek op p. 178. De Gipsi-landen (Griekenland, Italië, Portugal, Spanje en Ierland) blijken hun schuldenpositie, gemeten door de ratio Schulden/Nationaal Inkomen, tot en met 2007 sterk verbeterd te hebben. Vanaf het uitbreken van de crisis gaat het vervolgens helemaal mis. De schulden stijgen explosief.

Met cultureel bepaald gebrek aan Ascese, om de term van Max Weber te gebruiken heeft één en ander weinig te maken.

 

II. Algemene Werkloosheid (2007-2011) en Jeugdwerkloosheid 2009-2012 (bron: Eurostat)

Spanje Totaal 8,3% - 21,7%                            Jeugdwerkloosheid 37,8% - 48,9%

Italië Totaal 6,1% - 8,4%                                Jeugdwerkloosheid 25,4% - 30,5%

Portugal Totaal 7,1% - 12,9%                         Jeugdwerkloosheid 24,8% - 34,1%

Griekenland Totaal 8,3% - 17,7%                   Jeugdwerkloosheid 25,7% - 52,8%

Ierland Totaal 4,6% - 14,4%                           Jeugdwerkloosheid 24,4% - 30,5%

De crisis heeft tot stijging van de werkloosheid, vooral van de jeugdwerkloosheid geleid. Bezuinigingen hebben daaraan geen eind kunnen maken.

III. Eigen of vreemde munt

De Eurolanden hebben hun nationale munten opgegeven voor de Euro. Devaluatie en revaluatie zijn niet mogelijk. Veel deskundigen hebben bij de introductie van de Euro al gewaarschuwd dat hiermee belangrijke instrumenten voor economisch crisisbeleid waren opgegeven.

Dit maakt het interessant het economische lot te vergelijken van landen met een eigen munt met landen die het zonder zo’n munt moeten doen.

Het blijkt dat landen met een eigen munt het relatief beter doen. Krugman geeft een aantal belangwekkende Europese voorbeelden.

IJsland, dat een ernstige bankencrisis van eigen makelij had gekend, heeft zich tot verbazing van velen voortreffelijk hersteld. Het land heeft een eigen munt.

Van de Scandinavische landen kennen Noorwegen en Zweden, die hun eigen munten behouden hebben, veel minder problemen dan Finland, dat de Euro heeft.

Ook Eurostat constateert voor de periode die onmiddellijk voorafging aan de crisis het volgende: "... unemployment declined more rapidly in the Member States which do not yet have the euro between 2005 and 2008."

Wij zien hier het falen van de gekozen constructie van de Euro.

 

IV. Effecten van Overheidsuitgaven op de Economie

Deze effecten zijn vrij uitgebreid onderzocht. Zo is voor de periode 1929-1962 de relatie tussen ‘Verandering in Overheidsuitgaven als % van het BNP’ en ‘Groei van Bruto Nationaal Product’ onderzocht. De door Krugman voorspelde relatie werd gevonden. Aanmerkelijke stijgingen van overheidsuitgaven leiden economische groei in.

Vergelijking tussen Staten binnen de VS leverde hetzelfde resultaat.

Het IMF heeft voor de periode 1973-2009 173 gevallen van bezuinigingen op de overheidsuitgaven geanalyseerd Deze organisatie constateerde dat bezuinigingen leiden tot krimpende economieën en stijgende werkloosheid.

Ook op dit punt worden de verwachtingen van Krugman bevestigd.

 

Conclusie

Krugman heeft met de middelen van de empirisch-theoretische sociale wetenschap de belangrijkst oorzaken en condities van de depressie in de Eurozone laten zien.

Hij leidt consequent voorspellingen af uit conflicterende verklaringen, bv. de Republikeinse, Duitse en eigen verklaring waarmee hierboven begonnen werd.

Opvallende verschijnselen, bv. de liquiditeitsval en het eigen vs. vreemde munt fenomeen probeert hij te duiden en zowel theoretisch als empirisch in een breder kader te plaatsen.

Dit is de weg waarlangs wetenschappelijke vooruitgang loopt en concurrerende verklaringen, in dit boek meestal varianten van neoklassiek denken, verworpen worden.

Wij moeten af van de gewoonte om meningsverschillen als de hierboven aangeduide te zien als opinies die zich onttrekken aan empirische kritiek. Wij horen te vaak: Nieuw-Keynesianen staan nu eenmaal tegenover Neoklassieken. Zulke uitspraken plaatsen de economie in feite buiten het domein van de wetenschap. Ook in de economische wetenschap bestaan ‘gedegenereerde onderzoeksprogramma’s’ om de terminologie van de wetenschapsfilosoof Lakatos te gebruiken.

 

Krugman heeft mij er van overtuigd dat de nieuw-Keynesiaanse benadering het beste is dat de macro-economie te bieden heeft.

Bezuinigingen verergeren onder de huidige omstandigheden de problemen, en de constructie van de Euro maakt crisisbestrijding in afzonderlijke landen tot een welhaast onmogelijke opgave.

 

Ik zou willen dat meer Europese economen en politici zich door Krugman laten overtuigen.

 

*Dr Frans Kerstholt is gepensioneerd docent sociologie aan de Universiteit van Tilburg promotie 1988, wetenschappelijke specialisatie een globale ontwikkeling van theoretische sociologie, georiënteerd op sociale ongelijkheid (klasse, status, en inkomen) en sociale verandering, naar evolutionaire benaderingen in sociologie en economie, mede geïnformeerd door de spectaculaire vooruitgang in de evolutionaire biologie.