Inleiding intellectuele Pim Fortuyn biografie De een z’n dood is de ander z’n brood: Pim Fortuyn en zijn partijen

Civis Mundi Digitaal #13

door Bert Snel

Deel 2: Leefbaar Nederland, Leefbaar Rotterdam, Lijst Pim Fortuyn

Amsterdam: UVP, 2012

Inleiding intellectuele Pim Fortuyn biografie De een z’n dood is de ander z’n brood: Pim Fortuyn en zijn partijen

Deel 2: Leefbaar Nederland, Leefbaar Rotterdam, Lijst Pim Fortuyn

Amsterdam: UVP, 2012

 

door Bert Snel

 

In dit tweede deel van De een z’n dood is de ander z’n brood beschrijf ik Leefbaar Nederland (LN), Leefbaar Rotterdam (LR)en de Lijst Pim Fortuyn (LPF). LN heb ik vanaf januari 2002 tot en met 2003 ‘van binnenuit meegemaakt. De LPF vanaf ongeveer half 2003 tot en met de ontbinding van de vereniging in 2007. Met LR kreeg ik te maken in de dezelfde periode, vooral toen ik voorzitter was van de LPF. Diverse malen heb ik ook ledenvergaderingen en bijeenkomsten bijgewoond.

Aandacht besteed ik ook aan de hypes rondom de campagne van Fortuyn toen hij nog lijsttrekker was van Leefbaar Nederland. De symbolische rituelen, die rondom de dood van Pim Fortuyn en bij de herdenkingen in de tien jaar daarna werden opgevoerd, kunnen als voorstellingen worden gezien van wat wel ‘het menselijk culturele drama’ wordt genoemd.[1]

Toen Pim Fortuyn besloot in zee te gaan met Leefbaar Nederland (LN)stond nog niet vast of het ooit iets zou worden tussen die twee. Uiteindelijk, zo zal ik concluderen, bleek Jan Nagel het grote struikelblok. Zelf maakte ik pas in januari 2002 kennis met LN. In eerste instantie was ik als gedragswetenschapper nieuwsgierig naar ‘die club’ van Willem van Kooten. De enige manier om daar achter te komen, was te reageren op een advertentie van LN die in de kerstvakantie van 2001 mijn aandacht trok. Net als iedereen moest ik op sollicitatiegesprek bij een commissie van drie personen. Dat ging er nogal amateuristisch aan toe. Het belangrijkste punt van gesprek was of ik niet te slim was voor de andere leden, want de meeste leden waren maar gewone mensen. Een raar argument, want als ik een ding van mezelf weet dan is het wel dat ik vreselijk gewoon ben. Dat ik socioloog was en Pim Fortuyn kende uit zijn studententijd maakte geen indruk. Na afloop liep ik Willem van Kooten tegen het lijf: Hé wat doe jij hier? Op sollicitatie jij? Welkom! De laatste keer dat ik hem van dichtbij had meegemaakt was in het programma klasgenoten van Koos Postema in 1989. Willem had ons toen een Nederlandse vertaling van Seneca cadeau gedaan. Er waren overigens al een paar klasgenoten overleden, wat ik nog niet wist. Er was wel enige selectie toegepast, want niet alle 22 medeleerlingen van de examenklas Gymnasium 1960 van het Christelijk Lyceum in Hilversum waren uitgenodigd, maar een keuze uit de leerlingen van meerdere klassen waar Willem in had gezeten. De ‘uitverkorenen’ waren Willems persoonlijke vrienden, aangevuld met enkele anderen. Opvallend was dat het allemaal klasgenoten waren die iets bereikt hadden, waaronder diverse artsen en hoogleraren. Een klasgenoot die dominee was geworden was inmiddels al geen dominee meer omdat hij van zijn geloof was afgevallen. Het zou natuurlijk veel interessanter zijn geweest als die ene klasgenoot die gereformeerde-bonder-dominee was geworden en nog steeds actief was als predikant ook had meegedaan.

Niet kort na het ‘kennismakingsgesprek’ werd ik uitgenodigd voor een vergadering van de LN-afdeling Noord-Holland in Amstelveen die professioneel werd voorgezeten door de vroegere VARA-directeur Maurice Koopman, een persoonlijke vriend van Jan Nagel. In die vergadering werden de kandidaten gekozen voor de Tweede Kamerlijst van het kiesdistrict Haarlem. Uiteindelijk belandde ikzelf op de tweede plaats na Pim Fortuyn. Dat was nog voordat Pim Fortuyn wegging bij LN.

Prompt verscheen in de Gooi en Eemlander het bericht ‘Huizer Bert Snel, hoog op kieslijst Leefbaar Nederland’. Dat heb ik geweten: door veel vrienden en kennissen werd met dedain gereageerd: ‘jij bij Leefbaar Nederland?’ Sommigen toonden zelfs hun afgrijzen. Dat was terug te voeren op het nogal linkse imago van Jan Nagel en op de verhalen die afkomstig waren van mensen - ook uit de PvdA - die hem hadden meegemaakt in vergaderingen. Door sommigen werd ik zelfs gewaarschuwd: ‘waar Jan Nagel komt, is daarna de aarde verschroeid’. Dat was voor mij niks nieuws, omdat ik me nog heel goed de verhalen van Ben Elkerbout (presentator en reporter van het vroegere Achter het Nieuws) herinnerde over de conflicten waarin hij bij de VARA verzeild was geraakt. We ontmoetten elkaar bijna wekelijks op het hockeyveld als onze nog kleine dochters, die ook bevriend waren, een wedstrijd moesten spelen. Voor mij was die ‘voorkennis’ juist een reden om door te gaan met de kennismaking met LN. Zo van: ‘dat wil ik wel eens meemaken’.

Toen Pim Fortuyn op 10 februari 2002 uit LN werd geknikkerd, was ik niet in Nederland. Pas nadat we waren geland op Schiphol werden we op de hoogte gesteld. Ik bleef bij LN, om de eenvoudige reden omdat op mij een beroep werd gedaan om de partij te helpen met het schrijven van teksten voor de komende verkiezingen. Zo kreeg ik ook te maken met Fred Teeven, een doorgewinterde als rechts beschouwde Officier van Justitie. Er ontstond een tandem: Fred voor de praktijk, ik voor de theorie. Dat was ook het beeld binnen de partij. Met Fred kon ik goed opschieten, niet zozeer vanwege zijn strafrechtelijke opvattingen, maar door zijn directheid en gevatheid. Als Officier van Justitie was hij gewend in korte tijd ‘namens de samenleving’ beslissingen te nemen in heel gewikkelde zaken. Dan heb je geen tijd om lang na te denken en enerzijds rekening te houden met dít en anderzijds met dát. Zijn tv-presentatie is nu, vergeleken met tien jaar geleden sterk verbeterd. Hoewel hij plotseling in het diepe werd gegooid toen hij in plaats van Pim Fortuyn lijsttrekker werd van LN, wist hij zich in bijzonder korte tijd in te werken in een berg nieuwe ‘dossiers’.

Er waren bij LN veel vrijwilligers die zich con amore hadden ingespand voor de verkiezing van Pim Fortuyn, maar dat waren wel de mensen die LN trouw waren gebleven toen hij vertrok, waaronder de bestuursleden en de spindokter Kay van de Linde, een interessante jongeman, met frisse ideeën die erg overtuigend was van zijn eigen kunnen en zeker vergeleken met de anderen veel strategischer dacht en handelde: ‘Bert als je schrijft over de criminaliteit in Amsterdam Oud-West vergeet dan niet te vermelden dat het de Marokkaantjes zijn die oude dametjes beroven, nadat ze eerst hun kniepezen hebben doorgesneden. Dat komt nooit in de media want ze willen geen opschudding veroorzaken’.

Ik deed ook mee aan de dagelijkse strategiebesprekingen onder leiding van Jan Nagel. Steeds werd wat in de media speelde besproken met het oog op de consequenties voor de campagnestrategie. Hoe ervoor te zorgen dat de media-aandacht niet verslapte en hoe zelf door een incident te produceren in het nieuws te komen. Jan Nagel was daar geniaal in. Zo bedacht hij om de commissaris van de koningin een doofpot aan te bieden omdat hij doof was voor de wensen van de burger. Zelf zou ik er nooit op gekomen zijn, maar Jan Nagel was daar een specialist in. Voor hem donderde het niet wat men ervan dacht, als het maar in het nieuws kwam. Zelfs sommige tegenstanders erkenden ronduit dat hij dit knap deed. Zo zegt Jan Peter Boersma, fractielid van de raadsfractie van de ChristenUnie in Hilversum:

 

‘Hij heeft de raadspolitiek onder de neus van het publiek gebracht. Dat is knap. Hij heeft een antenne voor de massa. Over mij denkt de pers: "Oh, daar heb je Boersma", Nagel haalt zelfs bij de behandeling van het saaie punt "actualiteiten" altijd wel de krant.’[2]

 

Zonder enige overdrijving kan ik achteraf zeggen, dat mijn activiteiten in de periode die liep van de laatste drie maanden voor de verkiezingen van 26 mei tot en met de voor de LPF mislukte verkiezingen van 22 november 2006 interessante inkijkjes verschaffen in de motieven en het gedrag van meestal jonge mensen die bij LN, LR en LPF actief waren. En ook in de wijze waarop het er dagelijks toeging. De vreugde en de opwinding, naast de teleurstellingen en dieptepunten.

In de periode dat Fred Teeven samen met Dick Jense voor LN deel uitmaakte van de Tweede Kamer kwam ik ook wel eens leden van de LPF-fractie tegen, waaronder ook Gerard van As. Teeven had me al eens verteld dat het een ‘goeie vent’ was waarmee wel zaken waren te doen. Ik kon niet bevroeden wat daaruit later zou voortvloeien.

Nieuwe partijen hebben het moeilijk. Meestal is hen geen lang leven beschoren. Ook LN en de LPF hebben alle perikelen niet overleefd. De verdwijning van LN is voor een niet onbelangrijk deel te wijten aan verkeerde strategische keuzes van de elkaar opvolgende besturen. Zeker ook door de onnavolgbare keuzes van het bestuur onder leiding van Jan Nagel. Soms verliest zijn strategisch inzicht het van zijn eigengereidheid.

Het ambitieuze verkiezingsprogramma van LR was duidelijk geïnspireerd door dat van LN.[3] Ook bij LR moet het ‘oude politieke systeem’ het ontgelden, omdat burgers weinig inspraak hebben en de macht in handen is van partijelites. LR wil ook dat volksvertegenwoordigers regelmatig verantwoording afleggen, de strijd aangaan tegen de bureaucratie en een einde maken aan het tolerantie- en gedoogbeleid. [4] In feite was dit de politieke agenda van lijsttrekker Fortuyn. Net als Fortuyn keerde LR zich tegen het ‘establishment’. Andere politieke partijen, de burgemeester en de ambtenarij, werden ervan beschuldigd onvoldoende aandacht te hebben voor de problemen van de stad. Het programma legt geen nadruk op nationalisme, maar pleit juist voor bevordering van de integratie in de multiculturele stad die Rotterdam is. Dat alle culturen dienen te worden gerespecteerd en de integratie moet worden bevorderd, stond wel op gespannen voet met eerdere uitspraken over de islam van Pim Fortuyn als lijsttrekker van ‘moederpartij’ LN. Het programma van LR werd overigens zonder grote wijzigingen door Fortuyn zelf geaccordeerd. Hij was wel degelijk bereid water in de wijn te doen om zijn doel te bereiken.

LR en LPF waren niet alleen aan elkaar verbonden door de personele unie: hun beider boegbeeld Pim Fortuyn, maar ook door sterk op elkaar lijkende programmapunten. Daarom zou men mogen verwachten dat ze van begin af aan con amore met elkaar zouden kunnen samenwerken. Niets is minder waar dan dit. Ook al beweerden ze in allerlei toonaarden dat ze beide waren gegrondvest op het gedachtegoed van Pim Fortuyn, dat was eerder een belemmering dan een garantie voor goede samenwerking. Hun initiële succes hebben ze louter en alleen te danken aan de aantrekkingskracht van Fortuyn voor de kiezers. Originele eigen gedachten speelden in het begin geen enkele rol om de doodeenvoudige reden dat men die niet had. Voor de manier waarop zij zichzelf als de beste representant van Fortuyns erfenis en nagedachtenis meenden te kunnen presenteren, zouden beide partijen zich moeten schamen. De programmatische verwijzingen naar Pim Fortuyn waren niet gebaseerd op zorgvuldige bestudering van zijn publicaties, maar op een aantal aansprekende campagneslogans die de suggestie van krachtdadigheid uitstraalden. In hun ijver zich te verzetten tegen wat wel het staatssocialisme van de PvdA werd genoemd, zag men over het hoofd dat sommige ideeën van Pim Fortuyn sociaaldemocratisch waren. In sociaaleconomisch opzicht zelfs veeleer (oud)links gekleurd. Zijn politieke voorkeur kan dan ook op één lijn worden gesteld met de SP en is wat betreft politiek-bestuurlijke vernieuwing verwant met D66. Deze vermenging van ideeën van verschillende ideologische herkomst en van meer links- en rechts geheten standpunten wordt politiek syncretisme genoemd. De PvdA had dan wel door toedoen van Wim Kok haar ideologische veren afgeworpen om te kiezen voor de Derde Weg, in feite kwam dit neer op aanschurken tegen het liberale vrij-markt-denken dat ook de VVD en D66 kenmerkte. Pim Fortuyn had aan het eind van zijn leven juist veel kritiek op de negatieve gevolgen van beleid dat gebaseerd was op de vrije marktideologie. Maar ook was hij al in 1987 tot de toen nogal opzienbarende conclusie gekomen dat de ‘oude sociaaldemocratische wereldbeschouwing’ in een in verregaande staat van ontbinding verkeerde.[5]

Regelmatig beroepen de volksvertegenwoordigers van zowel LR als LPF zich op Fortuyn om hun politieke keuzes te rechtvaardigen. ‘Pim zou het zo gewild hebben’. Maar niemand kon op voorhand zeggen welke van zijn ideeën in de jaren na zijn dood nog toepasselijk waren. Daartoe ontbrak ten enen male de kennis van de geschriften van Fortuyn. De politieke en sociaaleconomische context was in een snel tempo aan het veranderen. Verwijzingen naar Fortuyn waren meestal niet meer dan lippendienst, met Pims gedachtegoed als ‘lekke paraplu’. Wanneer de partijen met de in snel tempo veranderende politieke en sociale werkelijkheid van de afgelopen tien jaar waren omgegaan zoals Pim Fortuyn als socioloog zou hebben gedaan, dan zouden de uitkomsten heel ander zijn geweest dan wat er nu uit naam van Fortuyn is gerealiseerd.

LR had het ‘geluk’ direct de onveiligheid en verloedering die Rotterdam in bepaalde wijken teisterde, waar Fortuyn ook op wees, direct (mede) aan te kunnen pakken. De programmatische voorstellen van de LPF die min of meer in het coalitieakkoord met CDA en VVD gestalte kregen, betroffen ook vooral de aanpak van de veiligheid en de nadelige kanten van de immigratie. Maar de grote afkeer die Fortuyn had van de oude politiek, die vooral was te herkennen aan zijn negatieve kritiek op het functioneren van politieke partijen (‘achterkamertjespolitiek’), kreeg bij geen van drieën - LN, LR en LPF - echt voet aan de grond. Ze kopieerden de ‘democratische’ verenigingsvorm en de gebruikelijke procedures van de oude politiek met een bestuur, leden en ledenvergaderingen, zonder ook maar een moment te overwegen of er misschien voor ‘de nieuwe politiek’ geschiktere vormen waren om zich te organiseren.

Van politieke en bestuurlijke vernieuwing kwam niets terecht. Alle drie waren ze gericht op deelname aan de al bestaande politieke machtsstructuur. Dat geldt voor zowel LR als LPF, waardoor hun oorspronkelijke anti-establishmentkarakter al direct verbleekte, omdat er nu eenmaal concessies moesten worden gedaan aan de andere coalitiedeelnemers. Ook Fred Teeven en Dick Jense van LN draaiden ‘normaal’ mee in de Tweede Kamer. Dat werd zelfs zo gewaardeerd door de andere fracties, dat vooral fractievoorzitter Fred Teeven bij zijn afscheid door vriend en vijand in de Kamer met complimenten werd overladen.

Uit de geschiedenis kunnen we leren dat een nieuwe politieke beweging alleen kans heeft om met succes Kamerzetels te verwerven, als alle krachten worden gebundeld. Net als arbeiders, kleine luyden, vrouwen en katholieken dat destijds hebben gedaan. Het succes van de LPF, dat geheel en al te danken was aan de ideeën van Pim Fortuyn en zijn persoonlijke optreden, bleek in de praktijk overschaduwd te worden door persoonlijke ambities van nieuwbakken ‘would be’ politici. In plaats van zich te bekommeren over de vraag hoe waardevol en heilzaam het eigen verhaal zou kunnen zijn voor de ontwikkeling van de Nederlandse samenleving en cultuur, richtten vooral Hilbrand Nawijn en Joost Eerdmans nagenoeg alle energie op hun eigen kansen om in de politiek te overleven. Maar zij waren niet de enigen die veel tijd en energie besteedden aan spelletjes om poppetjes.

Hoewel de LPF de potentie in zich had uit te groeien tot een partij met een richtinggevende stem in alle regio’s en niveaus van onze samenleving, ging de partij te gronde aan een gebrek aan creativiteit en innovatief vermogen. Als Pim Fortuyn ergens voor stond, dan was het wel dat hij een einde wilde maken aan de zelfgenoegzaamheid en rigiditeit van historische gegroeide instituties van de overheid en semi-overheid. In plaats van zich gezamenlijk te werpen op de vraag waarom zoveel in het verleden bedachte oplossingen voor problemen op gebieden als de zorg, veiligheid en criminaliteit, en immigratie en integratie niet naar behoren werkten, ging men zich te buiten aan onderling gekissebis dat soms zelfs voortkwam uit kwaadaardige jaloersheid.

Waarom hebben de Kamerleden zich niet direct, met alle ervaring en deskundigheid die in de fractie voorhanden was, geworpen op de concretisering van de visie van Fortuyn? Die behelsde voldoende creatieve ideeën om de problemen van de samenleving beter aan te pakken. In het Strategisch Akkoord van de drie bij het kabinet Balkenende-I betrokken partijen, CDA, LPF en VVD, zijn duidelijk sporen van Fortuyns ideeën te vinden. Zo werd veiligheid een belangrijk thema van het nieuwe kabinet en kwam er een aparte staatssecretaris voor openbare orde en veiligheid. Ook aan het asiel- en integratiebeleid werd veel aandacht besteed. Daar kwam nog bij dat het Ministerie van Justitie werd uitgebreid met een minister voor Vreemdelingenbeleid en Integratie.

In plaats van zich gezamenlijk te storten op de zo goed mogelijke uitvoering van het afgesproken beleid en de toepasbaarheid van Pim Fortuyns overige ideeën in de politieke en sociaaleconomische werkelijkheid van toen, begon men vanaf de eerste dag precies hetzelfde doen, wat de bestaande partijen al decennia lang deden en waaraan Fortuyn zich steeds zo ergerde: het verdraaien van de feiten en verdoezelen van de waarheid over problemen in eigen kring.

Een belangrijke opdracht voor de LPF-fracties had moeten zijn uitvoering te geven aan de kernideeën van Pim Fortuyn. Er moesten antwoorden worden gevonden op de uitdagingen van de moderniteit en de globalisering: de schaalvergroting, de grote behoefte van mensen aan wortels en een eigen identiteit, het verval van normen en waarden in een steeds grenzelozere, snellere en anoniemere wereld, de haast en het ongebreidelde consumentisme van de 24-uurs economie.[6] Een tweede niet minder belangrijke opdracht was te voorzien in de behoefte van veel kiezers aan direct verkiesbare politici die in een turbulente en onoverzichtelijke tijd een duidelijke koers weten uit te zetten én bovenal zijn te vertrouwen.

Kiezers die zich tot Fortuyn voelden aangetrokken, waren hoofdzakelijk afkomstig uit vier groeperingen: de ‘ondernemende rechtervleugel van de VVD, de ‘onderkant’ van de PvdA, de ‘oprechte gelovigen’ in staatsrechtelijke en politieke hervormingen van D66 en tenslotte de grote niet-politiek gebonden groep van ‘volkse’ mensen die zich grote zorgen maakten over de gevolgen van immigratie, onveiligheid en mondialisering. Ondanks de herkomst van de achterban uit deze verschillende brongroepen kreeg de LPF in de media vooral een rechts-populistisch imago. In plaats van zich af te vragen hoe deze groepen door de fracties het best bediend konden worden, gingen de fractieleden aan de slag met het verwerven van zo goed mogelijke persoonlijke posities in de bestaande politieke Haagse verhoudingen. Waarbij de belangrijkste vraag leek: ‘blijf  ik in beeld?’

Goede politiek in de ware betekenis van Fortuyns opdracht is niet hetzelfde als voortdurend reageren op elk incident dat s ’morgens op de voorpagina van De Telegraaf of het Algemeen Dagblad verschijnt. En ook niet op de verhalen die wekelijks in Elsevier worden uitgemeten.

De LPF-fracties hebben nagelaten de grondslag te leggen voor een robuuste structuur van de politieke partij die hen tegen hoge financiële kosten en inspanningen van haar vele vrijwilligers in het zadel had geholpen. Adeldom verplicht. Dat had men kunnen doen door de link te leggen met het indrukwekkende al bestaande netwerk van lokale en regionale politieke partijen die beslist niet allemaal anti-Fortuyn waren. Er lag een mooie kweekvijver binnen handbereik: ongeveer 2400 raadsleden en 343 wethouders die de honderden lokale partijen in het land vertegenwoordigden. Op gemeenteraadsniveau waren de lokalen na het CDA de grootste machtsfactor.[7] Daar had men veel beter energie in kunnen steken dan in de door persoonlijke rivaliteit en rancuneusheid geteisterde verhouding met LR. Hier gold echt het oude ‘Was sich liebt das neckt sich’, vrij vertaald ‘als je van elkaar houdt sla je elkaar (verbaal) de hersens in’. In plaats daarvan raakte men verstrikt in de fuik die ontstond door toe te staan dat overal niet vooraf gescreende leden, die zich als regionaal of lokaal coördinator hadden ingespannen voor de LPF in de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen, nieuwe lokale en regionale afdelingen oprichtten. Bovendien heeft de eerste LPF-fractie en later ook de partij haar volkse kant van begin af aan verwaarloosd. In plaats van zich te werpen op het uitdragen van de visie op politiek en samenleving van Pim Fortuyn verspilde men onnodig veel energie door ruzies over partij-organisato­rische kwesties.

Kamerleden zijn, grondwettelijk gezien, vrij in hun stemgedrag. Als volksvertegenwoordiger stemmen zij zonder last. Zij werken in niemands opdracht en hoeven met niemand te overleggen. Maar in de praktijk blijkt deze grondwettelijke bepaling bijna een dode letter te zijn. Een aan daaraan ten grondslag liggende gedachten is dat Kamerleden het algemeen belang voorop dienen te stellen. Maar in de praktijk moeten ze zich houden aan de partijdiscipline. Alleen onder zeer bijzondere omstandigheden, bijvoorbeeld bij zwaarwegende ideologische of ethische kwesties wordt daarvan afgeweken. Kamerleden staan daarom vaak onder grote druk. Als ze het wagen zich aan de fractiediscipline te onttrekken, lopen ze het risico bij de volgende verkiezingen van de lijst te verdwijnen. Om van hun kans op een staatssecretariaat of ministerschap maar te zwijgen. Partijgangers die in de smaak vallen van de partijleiding hebben de grootste kans om in de politiek iets te bereiken.

Bij de fracties van de LPF was maar heel weinig fractiediscipline aan te treffen. Als dit wel het geval zou zijn geweest, dan zou men meer hebben kunnen doen aan het bewaken van de juiste politieke lijn. Maar, hoe zou een kruiwagen met grote kikkers die de kleine opvraten in het gareel kunnen worden gehouden?

Wat het algemeen belang inhoudt, is onduidelijk omdat politieke partijen allereerst het partijbelang voorop stellen. In het debat over hoe de samenleving eruit zou moeten zien, zal het algemeen belang geen belangrijke rol spelen, zolang men bij de beoordeling van het overheidsbeleid nauwelijks inspiratie put uit de kracht van al bestaande democratische rechten en plichten.

De meerderheid van de Nederlanders is ‘tamelijk’ tot ‘zeer’ geïnteresseerd in de politiek, maar vertrouwt politici niet. ‘Zij’ doen in Den Haag toch altijd wat ‘zij’ willen en niet wat ‘wij’ wensen. Kiezers hebben genoeg van politici die wel praten, maar er geen blijk van geven dat ze ook denken, laat staan dat ze doen wat noodzakelijk is. Kiezers willen duidelijke taal. Ergens bij horen en iets te kiezen hebben. Meebeslissen. Daar gaat het om. In Den Haag lijkt het nooit over de problemen zelf te gaan, maar altijd over de beelden van de problemen. Een ritueel dat zich in zijn dunste vorm vooral manifesteert in de Tweede Kamer.

Hoe zijn de grote problemen van ons land op te lossen die veroorzaakt zijn door incompetentie van de aan de macht zijnde partijen? Partijen die geen van allen ervoor uit durven te komen welke grote fouten en verkeerde keuzes ze maken en eerder hebben gemaakt. Over de hoofden van de mensen heen die daarvan dagelijks last hebben.

Studies naar wat er zich binnen de partijen van Pim Fortuyn heeft afgespeeld zijn nog nauwelijks voorhanden. Dat geldt voor Leefbaar Nederland, in mindere mate voor Leefbaar Rotterdam, maar zeker ook voor de Lijst Pim Fortuyn. Met dit tweede deel van De een z’n dood is de ander z’n brood probeer ik in deze lacune te voorzien.

 


[1][1] Zie bijvoorbeeld Fischer-Lichte, 2005.

[2] Chorus en De Galan, 2002.

[3] Zo concludeert ook het Rotterdams Dagblad van 12 januari 2002.

[4] Van Schendelen, 2003a en 2003b.

[5] Fortuyn en Stuurman, 1987, p. 229.

[6] Globalisering heeft veel te maken met de plaats waar producten worden gefabriceerd. In het Westen worden fabrieken verplaatst naar landen waar de factor arbeid nog maar een fractie kost van wat gebruikelijk was. Ook internet heeft ermee te maken. Vroeger maakten winkeliers zich druk om de concurrent aan de overkant van de straat, tegenwoordig zit zijn zwaarste concurrent misschien wel duizenden kilometers ver weg, maar voor de moderne consument zit hij nog maar een muisklik van hem af.

[7] Harry Mens heeft daar ook op gewezen. Zie Bode en Paradijs, 2001.

 

Literatuur

 

Bode, E. en S. Paradijs (2001) ‘De jacht op Pim Fortuyn is geopend!’ In: De Telegraaf, 12 januari.

Chorus, J. en M. de Galan (2002/2006) In de ban van Fortuyn. Een reconstructie van een politieke aardschok. Amsterdam: Olympus.

Couwenberg, S.W. (2011) Tijdsein. Peiling en perspectief van deze tijd. Soesterberg: Aspect.

Fortuyn, P. (1987)‘De relatie tussen economische structuur en verzorgingsstaat in Nederland in de periode 1970-1986.’ In: P. Fortuyn en S. Stuurman (red.), Socialisten in no-nonsense tijd. Nijmegen: Sun, 33-62.

Schendelen, R. van (2003a). ‘‘Katholieke’ of "protestantse" coalitievorming? De formatie van het Rotterdams college’. In: G. Voerman (red.) Jaarboek DNPP 2002. Groningen: Documentatie Centrum voor Nederlandse politieke Partijen.

Schendelen, R. van (2003b). ‘Op de puinhopen van Paars: wat is nieuw aan "nieuwe politiek"?’ In: R. Coops, C. van der Eijk, P. Kramer & B. Pauw (red.). Een politieke aardverschuiving: een kritische blik op de verkiezingen van 2002 en 2003. Alphen aan den Rijn: Kluwer, 101-112.