Civis Mundi Digitaal #14
Wim Couwenberg
Het verjaardagsfeestje in Haren op 21 september jl. is journalistiek zo grondig besproken en uitgekauwd dat daar niets meer aan lijkt toe te voegen. Toch valt er nog wel iets over te zeggen dat niet aan de orde is gekomen en waarop enige auteurs eerder al de aandacht gevestigd hebben. En dat is eveneens terzake voor eerdere rellen zoals die bijv. in 2009 in Hoek van Holland.
Een vreedzame wereld betekent niet zozeer een vermindering, maar slechts een verplaatsing van de gewelddadigheid en agressie die we in iedere samenleving aantreffen, stelt de Amerikaanse journalist R.D. Kaplan[1]. In plaats van in militaire kaders en activiteiten op georganiseerde wijze gekanaliseerd en gereguleerd te worden uit die agressie zich in een vreedzame wereld op andere manieren zoals gewelddadige criminaliteit en allerlei uitingen van vandalistisch geweld, in onze tijd met name in de zgn. moleculaire burgeroorlog zoals beschreven door Hans Magnus Enzensberger in zijn essay Aussichten auf dem Bürgerkrieg (1993). Hij doelt hiermee op de epidemie van negativiteit van een nieuw lompenproletariaat dat zich uitleeft in haat tegen alles wat functioneert, een wrok tegen de bestaande orde die intrinsiek verweven is met gevoelens van zelfhaat, verveling en zinloosheid van maatschappelijke randfiguren die zich sociaal overbodig voelen en door de Duitse filosoof Peter Sloterdijk[2] gerekend worden tot een amorfe internationale van mensenhaters.
Kaplan gaat er kennelijk vanuit dat er in samenlevingen een constante hoeveelheid geweld in potentie aanwezig is die hetzij in militair verband gekanaliseerd wordt, hetzij zich uitleeft in niet-militaire gewelddadigheid. Het is een veronderstelling waarop hij van verschillende kanten scherp is aangevallen vanwege de normalisatie van geweld die eruit spreekt.
Het is een veronderstelling die niet meer is dan een journalistieke speculatie. Maar het is niet te boud te beweren dat ook in beschaafde samenlevingen als de onze een flinke dosis gewelddadigheid en agressie sluimerend aanwezig is en onverhoeds aan de oppervlakte treedt. Hans Magnus Enzensberger brengt dat zoals gezegd in verband met gevoelens van zelfhaat, verveling en zinloosheid van maatschappelijke randfiguren. We missen een oorlog, hebben geen honger en vervelen ons massaal de tyfus, luidt het commentaar van Youp van het Hek in NRC Handelsblad.
Maar is het wellicht ook niet een exces dat wortelt in het huidige nihilistische geestesklimaat dat Nietzsche eind 19e eeuw aankondigde als iets onheilspellends dat verschrikkelijke gevolgen zou hebben. Dat door hem zo gevreesde nihilisme is inmiddels in brede kring doorgedrongen, maar dat wekt nauwelijks verontrusting. De filosoof Paul van Tongeren schreef hierover een mooi boek dat elders in dit nummer besproken wordt.[3] Dat nihilisme maakt inmiddels deel uit van een postmoderne geestesgesteldheid als uitkomst van de moderniteit als nieuw beschavingstype.
Positief begonnen als een bevrijding van godsdienstige indoctrinatie en geestelijke bevoogding loopt het seculariserende moderniseringsproces van dit beschavingstype ten slotte uit in het besef van de volstrekte zinledigheid van ons bestaan. Daarmee ontstaat een existentiële leegte die aanvankelijk gevuld is met het moderne vooruitgangsgeloof en de ideologische en utopische expressies ervan. Maar in de loop van de vorige eeuw heeft dat geloof, zoals gezegd, zijn ultieme zingevende kracht verloren. En door processen van ontkerkelijking, secularisering en individualisering is de positie en de invloed van kerkelijke elites die tot de jaren ’60 nog in staat waren in veler behoefte aan zingeving te voorzien met het grote verhaal van de christelijke heilsbelofte, sterk verzwakt geraakt. Als reactie op een en ander is een brede en diepgravende bezinning op gang gekomen op de nihilistische effecten van dat seculariserende moderniseringsproces, waardoor, zoals de Roemeens-Franse filosoof E.N. Cioran dat eens scherp onder woorden gebracht heeft, ons leven slechts een mallotige omweg is van Niks naar Niks.
Dat akelige idee wordt in de kapitalistische consumptiemaatschappij op grote schaal verdrongen in de roes van een uitbundige consumptie- en amusementscultus zoals de kapitalistische consumptiemaatschappij die dag in dag uit met alle beschikbare middelen aanbiedt en stimuleert en daarbij tevens voorziet in een rijk scala van roesmiddelen. We consumeren en amuseren ons kapot, zo is in dit verband opgemerkt.[4] ‘Shopping is the meaning of life’. De permanente staat van begeerte die de kapitalistische consumptiemaatschappij opwekt en in stand houdt, een begeerte die zich ook manifesteert in het najagen van steeds meer succes, titels, topprestaties, krijgt daarmee in zekere zin een metafysische dimensie. Aan de bevrediging daarvan wordt nu als het ware de zin van het eigen bestaan ontleend. Maar het nieuwe lompenproletariaat waar Enzensberger op doelt, voelt zich zinloos in zijn leven bij ontstentenis van enig maatschappelijk succes.
[1] Zie R.D. Kaplan, Het anarchistisch pandemonium, 2000; idem, Warrior politics, 2002; en M. Ledeen, The War against the Terrormasters, 2003
[2] Zie P. Sloterdijk, Woede en Tijd, 2007, pp. 265-278
[3] Paul van Tongeren, Het Europese nihillisme. Friedrich Nietzsche over een dreiging die niemand schijnt te deren, 2012.
[4] Zie D. Geldof, We consumeren ons kapot, 2007; en M. Postman, We amuseren ons kapot (Nederlandse vertaling van M. Postman’s Amusing ourselves to death, 1985