Civis Mundi Digitaal #14
Wim Couwenberg
Treurlied over ouder worden
NRC Weekend opende enkele weken geleden (6/7 oktober 2012) met een bijzonder somber verhaal over het steeds ouder worden. De titel loog er niet om: zo fijn is langer leven niet. Nederlanders worden nu bijna twee keer zo oud als 150 jaar geleden. Is dat iets om over te juichen? Helemaal niet, luidt het antwoord van Heleen Crul, de auteur van dit stuk. Nu al blijkt dat de periode van eenzaamheid, aftakeling en afzien alleen maar langer wordt naarmate we ouder worden. Evolutionair is dat begrijpelijk. Het menselijk lichaam heeft zich ontwikkeld om vroeg te pieken en niet om oud te worden. Al na het 40e levensjaar begint de aftakeling en het geheugen gaat al vanaf het 20e jaar achteruit. Dat we steeds ouder worden is als het ware tegennatuurlijk en danken we alleen aan de progressie op allerlei gebied (wetenschap, technologie, gezondheidszorg, voedselkwaliteit, onderwijs e.d.). Het stuk van Crul is een verhaal over allerlei treurnis van 80plussers, inclusief hun gevoel dat zij sociaal overbodig zijn geworden en als ballast beschouwd worden. Nu is dat treurlied over ouderdom al heel oud. Maar het valt nu wel op, omdat het haaks staat op de vooruitgangsgedachte die wel niet meer zo openlijk omhelsd wordt, maar impliciet nog steeds een belangrijke onderhuidse drijfkracht blijft in ons streven naar een betere wereld, nu vooral met innovatiecultus als instrument.
Negers van de toekomst
Het opnieuw accentueren van negatieve ervaringen van ouder worden heeft nu zeker te maken met de ontwikkeling van de jongerencultuur sinds de jaren ’60. De verheerlijking van wat jong en nieuw is als een van de kenmerken van de moderniteit als nieuw beschavingstype blijkt zich dan voorgoed door te zetten tegelijk met neerkijken op het onvermijdelijk ouder worden. In de jaren ’60 culmineerde dat zelfs in de opvatting dat je boven de 30 eigenlijk al niet meer meetelde. Leeftijdsdiscriminatie wordt sindsdien een gevestigde praktijk, ondanks artikel 1 van de Grondwet. De ouderen zijn de negers van de toekomst, stelde de schrijver W.F. Hermans in die jaren al kort en bondig. Op dat sentiment wordt daarna in tal van publicaties voortgeborduurd. Het boek van Mary Michon - bekend geworden als programmamaakster van IKON radio en - tv en actief feministe uit de jaren ’70 - getiteld ‘ Later als ik oud ben’ (1999) brengt dat bijv. pregnant tot uitdrukking. Zij schreef dat toen zij tegen de 60 liep en met pensioen ging. In juni vorig jaar is zij na een kort ziekbed op 71 jarige leeftijd gestorven. Wat in dat boek zo opvalt is de angst voor de veroudering van lijf en leden, die haar de komende jaren wachtte en waarmee zij al volop worstelde. Zij benoemt dat als een gemene sluipende ziekte, zelfs beangstigender dan doodgaan.
Het gevecht met de vergankelijkheid van dit leven en de aftakeling waarin dat zich uitdrukt en gevoeld wordt, zij ervaart dat als ziekmakend, een bron van depressieve stemmingen in haar beleving. Zo vraagt zij zich steeds vaker af, of er een relatie is tussen depressieve stemmingen en ouder worden. Sinds de jaren ’90 is er sprake van een snelgroeiend gebruik van allerlei middelen ter bestrijding van depressiviteit. Men spreekt zelfs van een depressie-epedimie. Heeft dat wellicht ook te maken met het feit dat we steeds ouder worden en daardoor in de heersende jeugdcultus steeds minder meetellen? In de loop van de tijd, zo schrijft zij, heb ik veel schrijnende voorbeelden gehoord van andere mensen die met hun gevoelens van depressiviteit nergens gehoor vinden. Dat treft vooral vrouwen, meent zij. Die ervaren dat proces van veroudering en aftakeling ook scherper dan mannen. Voor feministische vrouwen is dat uiteraard een hard gelag.
Grootste verworvenheid onze grootste zorg?
Onder de titel ‘De negers van de toekomst’ (naar Hermans), zo signaleert NRC Handelsblad columnist Henk Hofland die tendens ook onomwonden, al heeft hij zichzelf daaraan prima weten te onttrekken. Sinds de jaren ‘60 is het toevoegsel plus een bekend onderdeel geworden van het algemene spraakgebruik. Eerst waren het alleen de zestigplussers die min of meer voor spek en bonen in het arbeidsproces werden getolereerd. Naarmate de computer, de digitale communicatie in het algemeen, veld won werd leeftijd waarop iemand met een plus werd bedeeld steeds lager. Een mijlpaal werd bereikt met de uitvinding van de rollator. Ongetwijfeld een zegen voor mensen met een evenwichtsstoornis of die slecht ter been zijn. Maar de rollator werd symbool voor het lichamelijke verval. Jongere generaties verkeren in de veronderstelling dat de meeste mensen van boven de 60 aan een rollator toe zijn. En hoe treurig dat ook mag zijn, aldus Hofland, veel ouderen laten zich dat aanleunen. Ze laten zichzelf in een nieuw verdomhoekje generaliseren.[1]
In die tijd schetste Trouw columniste Monic Slingerland op haar beurt een ontluisterend beeld van het ouder worden onder de omineuze titel: Steeds ouder worden, het lijkt verspilde moeite! Wat levert dat uitstel van het einde nog op? Per saldo weinig of niets. De wijze waarop veel oude mensen hun laatste jaren in verzorgings- of verpleeghuizen slijten, maakt oud worden eerder tot een schrikbeeld dan tot iets wenselijks. Uit recent onderzoek blijkt dat liefst de helft van ouderenmishandeling in die huizen plaats vindt.
Ouderen zijn de uitgestotenen van onze samenleving aan het worden, stelt ook de Belgische topwetenschapper en hoogleraar genetica Christine van Broeckhoven[2]. Als we dankzij de resultaten van wetenschappelijk onderzoek langer gezond blijven en steeds ouder worden, rijst de vraag: wat hebben we eraan? Je telt toch niet meer mee. Je bent voorgoed afgeschreven. Al brengen progressief geheten elites graag lippendienst aan inclusief denken als het over niet-westerse allochtonen gaat, dat houdt snel op zodra oudere mensen in beeld komen. Die moeten maar eens hun mond houden, zo reageren ook de media veelal. Die hebben hun tijd gehad. Steeds langer leven - onze grootste verworvenheid - is inmiddels onze grootste zorg geworden, sombert op zijn beurt Paul Scheffer.[3] Wat is eigenlijk de meerwaarde van levens die steeds verder worden opgewekt dankzij medische ontwikkelingsmogelijkheden? En onderschat niet de culturele gevolgen ervan: groeiende behoudzucht in een steeds meer vergrijzende samenleving. En onderschat evenmin de snelstijgende financiële kosten die dat proces van levensverlenging vergt. Getoetst aan de maatstaf van utiliteit die in deze neoliberaal georiënteerde tijd zo zwaar weegt, stemt die kostenpost nog meer sceptisch over dat proces van levensverlenging als grootste verworvenheid. Het verlengt het leven van mensen die geen enkel maatschappelijk nut meer hebben voor de samenleving en zichzelf zoals gezegd ook sociaal overbodig voelen.
Een meer optimistische visie
Men kan er echt ook anders tegenaan kijken, meer in positieve zin. Het gaat hier om een historisch uniek fenomeen. Nooit eerder was het aantal ouderen zowel in absolute als in relatieve zin zo groot als in onze tijd. Het wordt wel geïnterpreteerd als een logisch uitvloeisel van het moderniseringsproces en dat noopt tot een herdefiniëring van het begrip ‘oud’. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de gezonde levensduur in komende jaren nog aanzienlijk verlengd kan worden dankzij het voorkomen of herstellen van allerlei aandoeningen die tot nu toe tot ouderdomskwalen gerekend worden. Op basis hiervan wordt een nieuw concept van de oudere mens in het vooruitzicht gesteld, de zogenaamde novo geront (de Homo Senex Vitalis), die tot op hoge leeftijd actief blijft en als zodanig een nieuwe stap in de evolutie van de mens aankondigt. Daarnaast ziet men een groeiende aantal ouderen die nog redelijk vitaal zijn dankzij de geavanceerde medische technologie, de zogenaamde prothesegeront (de Homo Senex Artificialis).[4] Met een positief beeld over oud worden blijven mensen ook meer vitaal. Spiritualiteit, dat wil zeggen, een gevoel van verbinding met wat de mens overstijgt, helpt ook.[5] Daarbij moet wel aangetekend worden dat er een groeiende variatie is wat de levensduur betreft, evenals in gezondheid. Die variatie loopt grofweg tussen hoger- en lageropgeleiden. Dat is een nieuwe maatschappelijke scheidslijn, die ook bij verkiezingen meer en meer zichtbaar wordt.
In verband hiermee is er alleszins reden de huidige invulling van de levensfasen, de leerfase van de jeugd, de fase van werken/zorgen van de volwassenen en de derde fase van rust en vrije tijd van de oudere mens ter discussie te stellen. Bij de te verwachten levensduur van zo’n dertig à vijfendertig jaar boven de zestig is het niet langer plausibel die derde levensfase uitsluitend te reserveren voor rust en hobby’s. Die levensfase vraagt om een nieuwe invulling waarin leren en aangepast werk naast rust en hobby’s een plaats moeten krijgen. Interessant is met het oog hierop dat het aantal ouderen dat na 65e geworden te zijn een eigen bedrijf starten, expliciet groeit als de enige mogelijkheid om nog door te kunnen werken.[6]
Opvallend is in dit verband ook de reactie van voorgangers van de na-oorlogse babyboomers die de culturele revolte van de jaren ’60 ontketenden en de cultus van jong en nieuw tot ongekende hoogte opvoerden, maar die zich nu opwerpen als pioniers van een nieuw tijdperk met ouderen als leidinggevende generatie. Eén van hen is Theodore Roszak die in 1968 de opkomende tegencultuur van zijn protestgeneratie op saillante wijze wist te vertolken in zijn boek The Making of Counterculture. Nu presenteert hij zich in zijn boek The Longevity Revolution als één van de meest geëngageerde pleitbezorgers van een revolutie van de ouderen die ertoe zou leiden dat de senioren opnieuw toonaangevend worden in de samenleving. De toenemende verlenging van de levensduur ziet hij zelfs als het beste wat de moderniteit heeft voortgebracht.[7]
Betekenis van oud worden als laatste zin-vraag
Uiteindelijk gaat het om de vraag: hoe op een waardige wijze oud te worden? Dan kan het best als we dat een zinvolle plaats geven in onze levensloop. En voor veel mensen heeft dat op zijn beurt weer te maken met de vraag: heeft dat leven een diepere dan een louter seculiere en dus tijdgebonden zin? Ik ben zelf nog opgegroeid in een religieus kader waarin het aardse leven beleefd en geïnterpreteerd werd in het licht van de eeuwigheid (sub specie aeternitatis) en het profame, het tijdelijke van lagere orde werd geacht. Er is zondagochtend onder auspiciën van de rkk een radio-uitzending met echo van eeuwigheid als titel. Dat zicht op die dimensie van eeuwigheid is in het leven van veel mensen geheel teloor gegaan. Mij spreekt dat nog onverminderd aan, maar dan wel geïnterpreteerd in het licht van een gemoderniseerd concept van karma en reïncarnatie, waarin het tijdelijke niet langer van lagere orde wordt geacht, maar als het doormaken van een proces van intellectuele en spirituele bewustwording en ontwikkeling op weg naar een onbekende eindbestemming.[8] Uitvloeisel van die spirituele bewustwording is de omschakeling naar een levensstijl van steeds meer onthecht raken als begeleidingsverschijnsel van oud worden. Met het klimmen der jaren is dat een besef dat steeds meer in het oog springt.
[1] Henk Hofland. De negers van de toekomst. Socialisme en democratie, 12, 2009.
[2] Zie het interview met haar in NRC Handelsblad, 6/7 september 2008.
[3] Paul Scheffer, Lang leven laat ons lauw, NRC Handelsblad, 10 januari 2012.
[4] Zie onder andere J. Baars, Het nieuwe ouder worden, 2006; B. Sipsma, Naar een nieuwe ouderenwereld, Civis Mundi, 2, 2009; K. van Beek e.a., Anders gaan denken over ouderdom, Socialisme en Democratie, 12, 2009.
[5] Zie A. Aleman, Het seniorenbrein, 2012.
[6] NRC Weekend, 5/6 november 2011.
[7] Zie voor het voor en tegen hiervan B. Musschenga, Liever langer leven?, in B. Musschenga en B. Siertsema, (red.), De Utopie van de maakbaarheid, 2008
[8] Zie nader de artikelen onder thema 10.