Over de immigratiediscussie

Civis Mundi Digitaal #15

door Joost Niemöller

Over de immigratiediscussie

Joost Niemöller*

 

Schieten we iets op met de immigratiediscussie, of blijven we in kringetjes ronddraaien? Ik zeg het maar gelijk: dit is een retorische vraag. Het zijn die kringetjes.

Begin jaren tachtig werd hier op de Erasmus universiteit ook een symposium gehouden. Het ging over het minderhedenbeleid. Professor Couwenberg sprak daar ook. Hij hield een pleidooi voor ‘een eigen nationale cultuur.’ Een reactie die hij kreeg: "U lijkt Hans Janmaat wel." Couwenberg schreef naar aanleiding van zijn lezing van toen een opiniestuk op de Open Forum pagina van de Volkskrant, en het gevolg was een weken durende regen aan reacties in die krant.

Ik geef u de openingszinnen van het stuk van Couwenberg. Let wel, we hebben het over begin jaren tachtig:

"De openbare discussie over het minderhedenvraagstuk wordt al jarenlang vertroebeld door een polariserende stellingname en door verdachtmakingen en insinuaties die een zakelijke en zindelijke discussie onmogelijk maken. Er is een neiging afwijkende benaderingen en inzichten onbespreekbaar te maken door er de etiketten racistisch en fascistisch op te plakken. Deze begrippen worden de laatste jaren op dezelfde demagogische wijze gebruikt als het begrip communisme tijdens de koude oorlog."

Is er nu wel een zakelijke discussie mogelijk over de gevolgen van de immigratie, over nationalisme als een positieve kracht? Welnee. Zo’n discussie is er namelijk helemaal niet. Alles wat opkomt, wordt in de kiem gesmoord.

Een bekend voorbeeldje: Over Wilders betogen wetenschappers nog steeds in alle serieusheid dat hij een fascist zou zijn. Binnenkort wordt daarover in een Amsterdams praathuis weer een avond over belegd.

Iedere discussie over ‘versterkt nationaal bewustzijn’ lijkt nu sowieso alleen nog maar theoretisch. Sinds het begin van de jaren tachtig is de macht van Europa explosief toegenomen, en daarmee is niet alleen dat bewustzijn uitgehold, maar vooral de democratie die eraan ten grondslag ligt. Vandaag verschijnt daarover een boek van de Tjechische president Václav Klaus, getiteld Europe: The Shattering of Illusions. In een interview zei Klaus, een aanhanger van Thachter, dat hij zich ervan bewust is dat hij geheel geïsoleerd staat. Hij is niet meer met andere staatshoofden in discussie over de nationale soevereiniteit, want die discussie is er niet.

Feitelijk is ook Nederland opgehouden te bestaan. De aanval op de natiestaat, zoals beschreven door Thierry Baudet in zijn dit jaar verschenen gelijknamige boek, is geslaagd. Nederland bestaat alleen nog als verbeelding, in de hoofden van sommigen. Een droom over het verleden. Iets nostalgisch. En dromen mag.  Maar niet al te hardop graag, want dan is het ‘fascistisch.’

Nationaal bewustzijn, bevolkingspolitiek, immigratie, Europa, het zijn direct met elkaar verbonden fenomenen. Ze kunnen niet los gezien worden van elkaar, net zo min als de taboes erover.

Eigenlijk is het natuurlijk een beetje vreemd dat ik dit jaar een boek liet uitkomen over het Immigratietaboe, waarvoor ik tien wetenschappers bevroeg over de gevolgen van de immigratie, en ook over de taboes die daarbij voor hen speelden. Hartverscheurende verhalen soms, als je erbij stilstond. Maar als het stadium van de eigen besluitvorming allang gepasseerd is, wat heeft het dan nog voor zin de ondergang die ons te wachten staat in kaart te brengen? Daar word je dan, zoals iemand me dat zei, alleen maar somber van.

En ik heb daar eigenlijk niet eens zoveel op terug te zeggen. Behalve dat ik toch met een zinloze hardnekkigheid blijf geloven in de ‘zakelijke en zindelijke discussie’ waarover Couwenberg het in het begin van de jaren tachtig al had. Misschien wel omdat ik niet zo goed weet wat ik anders zou moeten doen. En misschien ook omdat ik nieuwsgierig ben naar de echte feiten. Daar ben je tenslotte journalist voor, dacht ik.

Ondertussen zijn er, zo bleek uit reacties op mijn boek Het immigratietaboe, ook velen die beweren dat er helemaal geen taboe is, want we hebben het tenslotte al sinds Fortuyn over niets anders. Die opmerking was aanleiding voor me om de taboes toch nog maar eens op een rijtje te zetten.

Het zijn er 10.

1. Neem het gegeven van het inkomensherverdelingseffect. In mijn boek komt die uitvoerig aan de orde. In het kort komt het op het volgende neer: Werkgevers en hoogopgeleiden zijn de winnaars bij de immigratie van laag opgeleiden. De laag opgeleiden in het land van aankomst zijn de verliezers. Dit effect werd al aan het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw vastgesteld door het CPB. Er treedt dus denivellering op, en dit effect is groot, zoals ook blijkt uit het CPB onderzoek van Hans Roodenburg in 2003 in Nederland; Door de immigratie van laag opgeleiden kunnen de laag opgeleiden in Nederland er 6 tot 10 procent op achteruit gaan. En ook door die immigratie van laagopgeleiden stroomt er per jaar zo’n 7 tot 8 miljard van laagopgeleid naar hoogopgeleid. Binnen de economie is dit herverdelingseffect niet omstreden. Maar dit argument heeft nooit deel uitgemaakt van het publieke debat. Ook in de politiek wordt het vermeden. De vraag ‘wie wint, wie verliest’, die voor economen essentieel is, wordt als het gaat om immigratie niet gesteld.  Zou die vraag wel gesteld worden, dan zouden de linkse partijen in Nederland automatisch anti-immigratie partijen moeten worden, want nivellering is namelijk hun motto. Uit opinieonderzoeken in de hele wereld blijkt overigens dat laag opgeleiden over het algemeen negatiever staan tegenover immigratie dan hoogopgeleiden. Daar wordt dan de term ‘onderbuikgevoelens’ op geplakt en zo wordt de discussie gesmoord. Overigens zijn ook de hoog opgeleiden, blijkt uit de opiniepeilingen, vaker tegen dan voor immigratie. Voor immigratie zijn nooit meerderheden te vinden in het Westen. Dat bleek recent weer. In Groot Brittannië werden drie uitgebreide enquêtes verricht over de wenselijkheid van immigratie. Daaruit bleek dat de bevolking alleen maar negatiever is geworden over immigratie. 75% van de Britten wenst een reductie, 51% wenst een zeer grote reductie, 52% vindt dat de immigratie een negatief economisch effect heeft en 48% een negatief cultureel effect. Zelfs een kwart van de eerste en tweede generatie immigranten vindt dat immigratie een negatief effect heeft op de Britse samenleving.  En toch blijft die immigratie plaatsvinden. Voor democratie kun je dan ook beter in landen als Zwitserland zijn, waar er nog wel een consistent immigratiebeleid bestaat. En ook referenda daarover.

Daarbij nog een opmerking over dat inkomensherverdelingseffect. Het is best mogelijk dat de toename van de inkomensverschillen tussen ‘arm’ en ‘rijk’ sowieso te maken heeft met de globalisering. Het speelt bijvoorbeeld ook bij de invoering van de euro. Volgens een onderzoek van het Zwitserse ‘financiële service’ bedrijf UBS, zijn in Nederland de lagere inkomens er door de invoering van de euro op achteruit gegaan en de hogere inkomens er op vooruit. Op 17 augustus dit jaar verscheen er over dit onderzoek een blogbericht bij The Financial Times, maar ook zo’n onderzoek maakt geen deel uit van de Nederlandse discussie over de euro. Waarom kijkt de politiek niet naar dit soort effecten? Waarom laten de ministeries er geen onderzoek naar verrichten?

2. Er was in het verleden in Nederland weldegelijk sprake van hoogoplopende discussie over de immigratie, leerde ik. Die was er begin jaren zeventig tussen het Ministerie van Justitie, dat bezwaren zag, en het Ministerie van Sociale Zaken, dat de stem van de werkgevers vertolkte. En de werkgevers lobbyden voor meer ‘gastarbeiders’. Het leidde tot een scherpe tegenstelling tussen Minister Roolvink (ARP) van Sociale Zaken en Minister Polak (VVD) van Justitie. De discussie over immigratie is vooral een discussie over belangenverschillen, zoals ik daarnet al vaststelde. Wie wint, wie verliest. Bijvoorbeeld belangenverschillen tussen werkgevers en werknemers. Het is dan ook niet vreemd dat de vakbonden al sinds jaar en dag kritisch zijn over arbeidsmigratie. En het is dus ook niet zo vreemd dat dit conflict zich ook laat vertalen in een discussie tussen ministeries. Maar die discussie bleef binnen het kabinet.

3. Een van de onderzoekers die ik interviewde is de psycholoog Dr. Jan Te Nijenhuis. Hij publiceerde tientallen onderzoeken over IQ en etniciteit in internationaal gerenommeerde peer to peer tijdschriften. Zijn werk wordt vaak geciteerd in wetenschappelijke kringen. Je kunt dus spreken van een topwetenschapper. Maar een hoogleraarschap zit er voor Te Nijenhuis niet in hier in Nederland. Te gevoelig. Jaap Dronkers, wel hoogleraar, en als onderwijssocioloog geïnteresseerd in effecten bij etnische verschillen, gaf ronduit toe dat hij zich niet waagde aan een onderwerp als IQ en etniciteit. Niet omdat het onbelangrijk zou zijn, maar omdat hij niet, zei hij, de Buikhuisen van de Nederlandse wetenschap wilde worden.

4. In de Verenigde Staten is het openbaar wat immigratie kost per belastingbetaler. In een jaar wordt er per persoon 1200 dollar meer belasting betaald in Californië. In Nederland zijn dat soort berekeningen nooit uitgevoerd. Zo’n naar de persoon terug gevoerd bedrag spreekt natuurlijk veel meer tot de verbeelding, dan algemene, macro economische bedragen. Te gevoelig. Het CPB bracht in 2003 naar buiten dat een niet-westers immigratiegezin de Nederlandse verzorgingstaat 230.000 euro kostte. Over het naar buiten brengen van dat cijfer was de nodige discussie geweest, vernam ik van de CPB econoom Hans Roodenburg. Maar dat cijfer ging, ook door een versluierend opgesteld persbericht, en door het feit dat het rapport in het Engels was, en vol stond met voor journalisten onaantrekkelijke formules, nauwelijks deel uitmaken van de maatschappelijke discussie.

5. Een taboe ligt er zeker over de toekomst van de immigratie. In mijn boek geef ik met cijfers van de VN aan dat de demografische groei in Afrika enorm zal zijn de komende jaren. De bevolking van Europa zal krimpen. Dan zijn er nog de open grenzen met de MOE landen. De demograaf die ik sprak voor mijn boek, Joop de Beer waagt zich niet aan een toekomstvoorspelling. Het CPB gaf aan dat voorspellen over de immigratie uit de MOE landen eigenlijk niet kan, vanwege het gebrek aan data. Dit betekent dat ‘we’ een enorm risico hebben genomen met de open grenzen binnen de hele EU.  De discussie, en met name de wetenschappelijke feitenproductie zal moeten gaan over deze toekomst. Maar dat gebeurt niet. Er wordt enkel terug geblikt op de afgelopen immigratie. Ook dat wijst op taboevorming.

6. Misschien wel het meest ernstig is dat er bij de politieke partijen een taboe is op de kennis over immigratie. Ik geef in mijn boek aan dat de meeste politieke partijen in Nederland geen mening hebben over immigratie bij hun verkiezingsprogramma’s dit jaar, en dat is het vervolg op een jarenlange trend. En als er al een mening is te vinden, dan is die nauwelijks onderbouwd.

Vroeger was dat anders. In het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw sprak het kabinet Den Uyl zich uit tegen arbeidsmigratie, en dit was nadat enkele kabinetten daarvoor opdracht gegeven was tot onderzoek. Dat was de laatste keer dat zoiets gebeurde. Ook dit kabinet Rutte wilde geen onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van de immigratie. Dat hoefde geen verbazing te wekken want in een interview voor de verkiezingen liet, toen nog VVD fractieleider Rutte, me dat al weten. En zo ontbreekt nog steeds de basis voor een feitelijk debat.

7. De etnische registratie is in Nederland verboden. En dit maakt dat er maar moeilijk inzicht gekregen kan worden in het criminele gehalte van elke etnische groep. Dat raakt aan een dieper taboe: het taboe op de etniciteit. In de VS, al een veel ouder immigratieland, bestaat er geen taboe op het vergaren van etnische data. Daar wordt dan ook goed zichtbaar hoezeer de effecten van immigranten verschillen naar gelang hun etnische achtergrond. Om te spreken met de invloedrijke Amerikaanse immigratiedeskundige Borjas: Etniciteit is ‘sticky’. Effectief immigratiebeleid zal dan ook immigratiebeleid moeten zijn dat etnisch onderscheid maakt via een quotasysteem. Iets wat in landen als de VS, Canada en Nieuw Zeeland geen taboe is.

8. Er bestaat al jarenlang onderzoek waaruit blijkt dat de vergrijzing niet door immigratie bestreden kan worden. Door politici, opinieleiders en werkgeversorganisaties wordt dit onderzoek stelselmatig genegeerd. Steeds weer duikt het argument op: We vergrijzen, dus we moeten immigratie bevorderen. Dat is een goed voorbeeld van hoe retoriek het telkens weer wint van kennis.

Immigratie is gewoon geen oplossing voor de vergrijzing. Kijk eens naar de sommen die gemaakt zijn om de effecten van de vergrijzing te bestrijden met immigratie. De econoom Harry van Dalen rekende voor dat de Nederlandse bevolking door middel van immigratie in 2100 gestegen zal moeten zijn tot 109 miljoen inwoners, om de aanhoudende vergrijzing te stuiten. En het kan nog absurder. De VN berekende dat Zuid-Korea door immigratie zes miljard inwoners zou moeten hebben in 2050 om de vergrijzing te stuiten. De complete wereldbevolking in één klein land dus.

9. De ongemakkelijkheid die we hebben met immigratie, is dat dit eigenlijk gaat over bevolkingspolitiek. Het gaat over vragen van het type: Wie willen we zijn als Nederland, welke bevolkingssamenstelling willen we hebben, met z’n hoevelen willen we zijn? Sinds de jaren vijftig zijn die vragen geheel uit het debat verdwenen. Ook al bracht professor Couwenberg dat nog ter sprake in de jaren tachtig. Een oprisping, geen deel van een bestaande discussie.

10. Er lijkt een taboe te bestaan op onderzoek naar de effectiviteit van immigratiemaatregelen. Ik heb daar althans maar heel weinig voorbeelden van aangetroffen. Het meeste onderzoek was er nog naar de effecten op de wetgeving aangaande huwelijksmigratie en inburgering in het land van herkomst. Ingevoerd ten tijde van minister Verdonk. Daarbij bleek met name de salarisdrempel effectief te zijn. Zelf ben ik sceptisch over wat de vele immigratieregelingen teweeg hebben gebracht, maar consistent onderzoek naar de resultaten lijkt me een minimumvoorwaarde om ooit een stap verder te komen naar meer rationaliteit en minder emotie.

Maar zoals gezegd, ik vrees niet dat het daarvan zal komen.  De taboes zijn te sterk en te diep geworteld. Ze maken deel uit van het complexe morele bewustzijn dat we nog steeds deel uitmaken van een of ander naoorlogs verzet. Dat we nu nog steeds geen zakelijk gesprek mogen voeren, is dus allemaal de schuld van Hitler.

Een verdere beschrijving van mijn boek Het immigratietaboe, is te vinden via de volgende link:

http://www.bol.com/nl/p/het-immigratietaboe/1001004011575412/

 

*Joost Niemöller is journalist en commentator.