Civis Mundi Digitaal #16
Wim Couwenberg
Op 7 november 2012 werd in het perscentrum Nieuwspoort op initiatief van het ANV een symposium georganiseerd waarin gediscussieerd werd over de vraag hoe het verder moet met België. Die discussie werd ingeleid door een vijftal prominente sprekers uit Belgie en van Nederlandse zijde door de journalist en publicist Paul van Velthoven die vorig jaar een belangwekkend boek publiceerde over België als mislukte natie, dat in Civis Mundi, 12 juni 2012 besproken is (onder thema 13). Wat op dat symposium opviel was de spraakverwarring over de begrippen confederatie en natie.
Wat is een confederatie?
Dat het huidige federale model in België een bijzonder problematische constructie is, wie zal dat nog betwisten? Na een reeks van staatshervormingen zit België opgescheept met een bijzonder zware en inefficiënte staatsstructuur (7 parlementen, 6 regeringen, zo’n 650 mandatarissen en ongeveer 50 ministers), een chaotische bevoegdheidsverdeling en de afwezigheid van enigerlei juridische hiërarchie tussen het federale en het deelstaatsniveau, tanende besluitvorming en motivatie en contraproductieve financiële transfers van Vlaanderen naar Wallonië. Er is dringend behoefte aan een ander en beter model. Dat zoekt men nu in een confederale constructie. België kan slechts overleven als het een confederale staat wordt, was dan ook de eerste stelling op dit symposium. Dat riep meteen de vraag op: ‘Wat verstaat men daarbij onder een confederatie?’.
In een authentiek confederaal model verdwijnt België als eigenstandig staatsverband. In het proces van staatsvorming kunnen we twee staatsvormen onderscheiden: een federale staatsvorm waarin soeverein staatsgezag verdeelt is over meerdere (in de regel twee territoriale) niveaus; en een unitaire staatsvorm (eenheidsstaat) waarin alle staatsgezag in principe op een territoriaal niveau geconcentreerd is, zij het dat de uitoefening daarvan in veel gevallen in wisselende mate naar lagere territoriale niveaus is gedecentraliseerd. Een confederatie is een volkenrechtelijk, dus op een verdrag gebaseerd, samenwerkingsverband tussen twee in principe soevereine staten. De geschiedenis ervan leert dat confederaties op termijn ofwel uiteenvallen ofwel evalueren tot een federaal staatsverband en soms, zoals bijv. de Republiek der Verenigde Nederlanden in de jaren 90 van de 18e eeuw, tot een gedecentraliseerde eenheidsstaat. In België ligt het eerste het meest voor de hand als aangestuurd wordt op een confederaal samenwerkingsverband. Uit de huidige discussie over het confederale model blijkt echter dat men niet zozeer een authentieke confederatie op het oog heeft, maar een sterk gedecentraliseerd federaal model, waarin het zwaartepunt van de politieke macht grondwettelijk komt te liggen bij de samenstellende deelstaten. Op langere termijn valt te denken aan een staatkundige ontwikkeling, waarin Nederland samen met Vlaanderen, Wallonië en Luxemburg tot een confederatie der lage landen besluit met Brussel als Europees district naar het voorbeeld van Washington DC. Alleen door zo’n samenwerkingsverband te vormen kunnen de Benelux-landen zich in de zich steeds verder uitbreidende EU met het nodige politieke stemgewicht doen gelden. Als de machtsvraag aan de orde komt, zo betoogde oud-Europees commissaris Frits Bolkestein al eerder, moeten ze met één stem spreken. Dat kan het best gewaarborgd worden in een confederaal verband als juist genoemd. Verenigd in zo’n verband krijgen de Benelux landen een politieke gewicht vergelijkbaar met dat van een grotere lidstaat.
België wel een staatsnatie, maar niet een cultuurnatie
Over het begrip natie was op dit symposium ook een zekere spraakverwarring. Daarbij dient onderscheid gemaakt te worden tussen een staatsnatie en een etnisch-culturele natie. Van een staatsnatie kunnen we spreken als er sprake is van gemeenschappelijk staatsburgerschap met daarmee verbonden politieke grondrechten; van een etnisch-culturele natie bij gemeenschappelijke culturele kenmerken( gemeenschappelijke taal, geschiedenis, levensstijl, cultureel erfgoed e.d.). Dat België een staatsnatie is, is een historisch gegeven. Als zodanig kenmerkt het zich ook door een eigen politieke identiteit, die verankerd is in een politiek bestel en daarmee samenhangende bestuurscultuur. Hoezeer die verschilt van die in Nederland is door België-kenner D.J. Eppink scherp en beeldend in het licht gesteld.[1]
Veel problematischer is de vraag of België ook een eigen culturele identiteit heeft. Dat wordt betwist in het licht van de verschillende - Vlaamse, Franstalige en Duitse cultuurgemeenschappen - waarin het uiteengevallen is. Belgische francofone elites hebben sinds de opstand in 1830 en de afscheiding van Nederland wel gewerkt aan de constructie van een eigen culturele identiteit. Met het oog daarop werd zoals in andere landen een beroep gedaan op het verleden en een eigen Belgisch geschiedkundig verhaal gecreëerd met een unieke Belgische ziel (l’âme belge) die de grondslag moest worden van de Belgische eenheid, zij het wel onder francofone leiding. In de constructie van die Belgische identiteit speelde de Belgische historicus Henry Pirenne emet zijn grote werk Histoire de Belgique (7 dln 1900 - 1932) en zijn daarin opgerichte idool, l’âme belge die Frans spreekt en denkt, een cruciale rol. Dat laatste betekende wel een volledige verfransing van België.
Daartegen is in de 19e eeuw de Vlaamse beweging opgestaan met een Vlaamse emancipatiestrijd als gevolg en de bewustwording van een eigen Vlaamse identiteit in eerste instantie steunend op de strijd tegen Franstalige overheersing en onderdrukking van de eigen Nederlandse taal. Sinds de federalisering van België steunt die tevens op een eigen staatkundige structuur, een eigen politieke partijvorming, een Vlaamse verankering van het bedrijfsleven en de ontwikkeling van een eigen openbaar debat en daarmee samenhangende bedrijfsleven en de ontwikkeling van een eigen openbaar debat en daarmee samenhangende publieke opinie. Daardoor is België als cultuurnatie mislukt.
[1] Zie D.J. Eppink, Vreemde buren, 1998.