Civis Mundi Digitaal #16
Wim Couwenberg
De ironie van deze verkiezingen
Hoe is de positie van de VVD, PvdA en het CDA na de Twee Kamer verkiezingen? Aan die vraag wijdde VVD tijdschrift ‘Liberaal Reveil’ een interessante reeks artikelen die geopend werd met de aankondiging van het einde van het politieke midden door prof. J.A. Bruin[1], voorzitter van de verkiezingscommissie van de VVD in 2010 en 2012. Die aankondiging ging hand in hand met het herstel van de oude sociaal-economische tegenstelling zoals belichaamd in de tegenstelling tussen PvdA en VVD. Na de PvdA is het nu van VVD-zijde dat men er kennelijk genoegen in schept zich af te zetten tegen het politieke midden zoals kennelijk opgevat als een kleurloze grijs grauwe plek in het politieke spectrum. Dat politieke midden wordt opnieuw gemakshalve vereenzelvigd met de opportunistische interpretatie ervan waarin het machtsmotief de bepalende factor is. Ik heb sinds de jaren ’60 daartegenover een principiële fundering van het politiek midden uiteen gezet, recent nog in het Civis Mundi Jaarboek 2012[2] die men nog altijd pleegt dood te zwijgen. De ironie van deze verkiezingen is dat zij razend snel geleid hebben tot politieke samenwerking tussen twee partijen, die zich in de voorafgaande verkiezingsstrijd nadrukkelijk als elkaars politieke alternatief gepresenteerd hebben, namelijk als het alternatief tussen links of rechts beleid waartussen kiezers een duidelijke politieke keuze konden maken. Dat resulteerde eveneens bijzonder snel in een regeerakkoord waarin links en rechts beleid doodleuk hand in hand gaan onder het motto Bruggen slaan. Zoals in het vorige nummer van Civis Mundi al geconstateerd werd, verspreidt dat motto een doordringende polder- of CDAgeur, wat meer doet denken aan dat geminachte politieke midden dan aan een klare linkse of rechtse koers.
De ideologische profilering van de VVD en de PvdA lijkt kennelijk niet meer dan een electorale schijn manoeuvre, bedoeld om kiezers tot strategisch stemmen te stimuleren wat staatsrechtelijk heel aanvechtbaar is, zoals eerder uiteengezet,[3] om zodoende meer stemmen binnen te kunnen halen.
Dat de PvdA weer met mooie ideologische veren getooid is, zoals Bruin beweert, werd in hetzelfde nummer van Liberaal Reveil nadrukkelijk ontkend door Patrick van Schie[4], directeur van de Telderstichting. De PvdA is ideologisch stuurloos. Van een duidelijk sociaal-democratisch gedachtengoed is sinds Wim Kok als PvdA-leider alle ideologische veren heeft afgeschud, geen sprake meer. Bovendien, aldus Van Schie, heeft de PvdA zich in vergaande mate vervreemd van een potentiële achterban door haar intellectuele minachting voor het gewone volk.
Hoe geloofwaardig zijn VVD en PvdA nog? Na zich eerst fors tegen elkaar te hebben afgezet, hebben zij zich razendsnel na de verkiezingen met elkaar verbonden in een coalitie waarin die zo gecultiveerde sociaal economische links-rechts tegenstelling op heel pragmatische wijze overbrugd kon worden. Kiezers die hun ogen niet hun zak hebben, zien achter die schijn van ideologische profilering natuurlijk het echte motief waardoor de carrière politici van beide partijen geleid worden, het aantrekkelijke pluche van regeringsmacht.
VVD ideologisch in het voordeel
VVD, PvdA en CDA hebben het ideologisch tijdperk, in Nederland, de tijd van de verzuiling, overleefd met het liberalisme in de beste positie. We hebben nu te maken met concurrerende partijen die binnen de liberale beschavingstraditie als eerder omschreven[5], alleen nog bepaalde eigen accenten leggen en dat vertalen in een eigen beleidsvisie en een eigen type leiderschap. Dat is ook wat traditionele liberale partijen doen, nu zij zich niet langer in ideologische zin als een exclusief liberale partij kunnen onderscheiden. De VVD onderscheidt zich wel als meest herkenbare, want vanaf haar oprichting in 1948 meest uitgesproken exponent van de liberale beschavingstraditie. Zij belijdt die traditie ook het meest nadrukkelijk. In electoraal opzicht heeft de VVD daarvan het meest geprofiteerd. D66, die zich nu positioneert in het politieke midden met een sociaal liberale oriëntatie, veel minder. Dankzij VVD-erelid Hans Wiegel is de VVD erin geslaagd het imago van een volkspartij te creëren en dat ook tot op zekere hoogte waar te maken. D66 is dat niet gelukt en heeft er ook nooit moeite voor gedaan. Vandaar dat zij veel minder van de liberale triomf in de Koude Oorlog geprofiteerd heeft.
PvdA: zichtbaarheid eigen machtsuitoefening ter compensatie van het gebrek aan een duidelijk ideologisch profiel
Evenals het CDA is de PvdA in het huidige postideologische tijdperk in ideologisch opzicht zo weinig herkenbaar geworden, dat zij er alles aan doet om mee te kunnen doen bij kabinetsformaties en bij de vorming van bestuurscolleges op provinciaal en gemeentelijk niveau. Vandaar ook het gemak waarmee de PvdA na de laatste verkiezingen besloten heeft tot politieke samenwerking met de VVD, tijdens de verkiezingsstrijd nog fel en principieel bestreden, want als haar ideologisch gepresenteerde tegenpool.
Vanwaar toch die fixatie op regeren, vraagt PvdA-ideoloog P. Kalma[6] zich af. Hoe komt het dat die ook in zijn partij zo sterk geworden is dat de vraag of regeren c.q. besturen in een bepaalde situatie wel wenselijk is niet eens gesteld wordt of mag worden. Kalma relateert dat aan de sterk verminderde bindende kracht van ideologieën en programma’s. De zichtbaarheid van eigen machtsuitoefening in regering en bestuurscolleges moet dat verlies blijkbaar compenseren. Vandaar die drang van bestuurderspartijen als CDA en PvdA om zoveel mogelijk deel uit te maken van zichtbare machtsuitoefening. Begrijpelijk was dan ook de grote blijdschap in de PvdA, toen zij in het kabinet Lubbers III weer deel kon nemen aan regeringsmacht na een twaalfjarig verblijf in de woestijn van de oppositie, zoals PvdA-prominent Thijs Wöltgens dat ervaren had. In zijn ogen was dat de zo begeerde terugkeer naar het verloren paradijs van regeringsmacht als vanzelfsprekend gegeven.[7]
PvdA is nu weer even goed zichtbaar als regeringspartij. Maar achter die machtspositie gaat een moeilijke politieke crisis schuil, niet alleen in electoraal opzicht, maar vooral ook door de armoede van eigen legitimerende politieke ideeën. Een sociale beleidsoriëntatie is nauwelijks nog een saillant sociaal democratisch kenmerk en progressieve pretenties evenmin. Die politieke crisis strekt zich overigens over de hele linie uit tot de sociaal-democratie in Europa, zoals vorig jaar helder uit de doeken gedaan is in een bundel opstellen daarover.[8]
Positie CDA
Aan de christendemocratie wordt in Liberaal Reveil ook enige artikelen gewijd, deze stroming is zoals bekend ontstaan als resultaat van een scherpe politiek-religieuze antithese tegen het oprukkende modernisme en secularisme van de moderniteit in liberale zin. Behalve in eigen, duidelijk onderscheiden traditioneel christelijke beginselen heeft de christendemocratie als niet-klassegebonden politieke richting haar politieke identiteit tevens gezocht in het streven naar overbrugging van de sociaal-economische tegenstelling tussen kapitaal en arbeid. Om pragmatische redenen heeft zij haar oorspronkelijk traditioneel-christelijke oriëntatie, gericht op kerstening van de moderne samenleving, geleidelijk aan losgelaten. Zij heeft zich steeds meer aangepast aan de beginselen van de moderniteit in liberale zin en daarmee haar oorspronkelijke traditioneel-christelijke identiteit prijsgegeven. Alleen de ChristenUnie en de SGP cultiveren dat nog. En haar identiteit als brug tussen kapitaal/werkgevers en arbeid/vakbeweging is ook verdampt. De oude klassenstrijd is door het poldermodel geruisloos geweken voor het georganiseerd overleg tussen werkgevers en werknemers. Er is nu wel een nieuwe maatschappelijke tweedeling ontstaan, namelijk tussen hoger en lager opgeleiden, maar de overbrugging daarvan heeft het CDA zich niet aangetrokken. De PVV ontleent haar politieke succes mede aan deze nieuwe tweedeling. Het CDA heeft alleen nog toekomst als het zich principieel losmaakt van zijn ideologische, i.c. traditioneel-christelijke verleden[9] en in programmatisch opzicht een nieuw eigen imago opbouwt met daarop afgestemd leiderschap. In een volgend nummer kom ik daar nader op terug.
[1] Zie J.A. Bruin, Het einde van het politieke midden, Liberaal Reveil, 3, 2012.
[2] S.W. Couwenberg, Wereldgebeuren sinds de jaren ’60, 2012, pp. 36-37 en 131-136.
[3] Zie nader S.W. Couwenberg, regeringsleider direct of indirect kiezen? Een alternatief voor strategisch stemmen, Civis Mundi Digitaal 14, 2012.
[4] Patrick van Schie, Glazen bol onder de Hamer. Analyse van het wel en wee van de PvdA, Liberaal Reveil 3, 2012.
[5] Wim Couwenberg, Wereld-gebeuren sinds de jaren ’60, Civis Mundi Jaarboek 2012, p. 141 - 143.
[6] P. Kalma, Na de formatiebreuk, Socialisme en Democratie, 4, 2003
[7] Zie Thijs Wöltgens, Voorbij de waan van de dag - Bert de Vries, het CDA en de PvdA, Socialisme en Democratie, 11, 2005
[8] Zie O. Cramme en P. Diamond, (ed.), After the Third Way. The Future of Social Democracy in Europa, 2012.
[9] In dezelfde zin de godsdienstsocioloog G. Dekker, Verval van christelijke partijen was te verwachten,Trouw 22 juni 2010.