Civis Mundi Digitaal #81
Wim Couwenberg
Hoe komt het dat politieke kwalificaties als links/progressief en rechts/conservatief in onze tijd een heel andere waardering ten deel vallen dan voorheen? Sinds de politieke en culturele revolte van de jaren zestig hing er om een linkse opstelling en politiek jarenlang de geur van politieke correctheid, te staan aan de goede, want progressieve kant van de geschiedenis. Rechts verspreidde daarentegen de kwalijke geur van een conservatieve en dus heel verkeerde mentaliteit. Dat oordeel gaat al terug tot de jaren vijftig en zelfs eerder. De PvdA propageerde in de jaren vijftig partijvorming op basis van de tegenstelling progressief-conservatief als enig juiste grondslag. Tegelijk werd van linkse zijde een conservatieve opstelling systematisch in een kwaad daglicht gesteld. En geen enkele partij had de behoefte om zich in dat daglicht op te stellen.
Op merkwaardige wijze kwam dit bijvoorbeeld ook tot uiting tijdens de eerste vergadering van het nieuwe Europese Parlement der drie Europese Gemeenschappen (Euromarkt, Euratoom en K.S.G.), die op 19 maart 1958 te Straatsburg werd gehouden. Geen der drie fracties in dit nieuwe parlement: de christen-democraten, de socialisten en de liberalen, wilde namelijk, toen de plaatsaanwijzing der fracties aan de orde kwam, rechts van de voorzitter plaats nemen. Niemand wilde door rechts van de voorzitter te gaan zitten, de indruk wekken conservatief te zijn! Besloten werd daarom, dat bij iedere zitting beslist zou worden, welke plaats de fracties zouden krijgen.
Einde linkse dominantie
De omslag in waardering heeft zich in Nederland vooral doorgezet sinds het begin van deze eeuw, die hier in politiek opzicht begint met de Fortuyn-revolte. Sindsdien daalt meer en meer de politieke koerswaarde van een linkse voorkeur als moreel en politiek superieure houding evenals de greep van linkse elites op de opinievorming. Rechts heeft van de weeromstuit niet langer meer bij voorbaat de negatieve klank die het had, toen links denken nog kon uitmaken wat wel of niet deugt en intellectuelen vanzelfsprekend met links geassocieerd werden. Een authentieke intellectueel behoorde immers lange tijd links te zijn. Toen Paul Johnson zijn boek Intellectuals (1989) besloot met de waarschuwing: pas op voor intellectuelen - lieden die ideeën boven mensen plegen te stellen - had deze bekende Britse journalist en historicus kennelijk nog steeds linkse intellectuelen op het oog. Een rechtse intellectueel is nu echter niet langer een contradictio in terminis.
Dat links nu heeft afgedaan, dat het het ultieme scheldwoord is en dat het voor vrijwel alles wat niet deugt verantwoordelijk gesteld kan worden zoals de historicus Rob Hartmans beweert,[1] gaat alleen op voor eenzijdig rechts gezinde lieden. Wie een middenpositie inneemt denkt hierover uiteraard genuanceerder. Maar wel is er een einde gekomen aan de culturele dominantie van de linkse babyboomersgeneratie, die zij via haar bekende mars door instituties als media, onderwijs en andere bolwerken van culturele beïnvloeding in de loop der jaren verworven had. En wel krijgt links nu met dezelfde ongenuanceerde reactie te maken als die waarmee het, toen het zelf de toon zette, afrekende met al wat het als rechtse posities benoemde en bestreed.
De herwaardering van het conservatisme manifesteert zich hier het meest nadrukkelijk in de oprichting van de Edmund Burke Stichting. Dat gebeurde in 2001, dus praktisch gelijktijdig met het begin van de Fortuynrevolte. Het was een initiatief van Nederlandse intellectuelen die daarmee openlijk het conservatisme als politieke levenshouding omarmden, en met de aanvankelijk liberaal gezinde rechtsfilosoof Andreas Kinneging als belangrijkste theoreticus. Zij presenteerden dit initiatief als een intellectuele afrekening met de erfenis van de linkse revolte van de jaren ’60. In intellectueel opzicht heeft het er zeker toe bijgedragen dat conservatisme in dit land ontdaan is van zijn hardnekkige negatieve imago. Maar als conservatieve denktank en tegenbeweging is het spoedig intern verdeeld geraakt en vastgelopen.[2]
Achtergrond anti-linkse reactie
Een relevant gevolg van de omslag in die waardering is geweest dat links en progressief niet langer identiek zijn evenmin als rechts en conservatief. In Nederland verenigt bijvoorbeeld de SP zowel linkse als conservatieve standpunten. Die antilinkse reactie valt, lijkt mij, te verklaren vanwege de in brede kringen levende irritaties over de morele pretenties en politieke arrogantie van wat sinds de Fortuyn-revolte de ‘linkse kerk’ genoemd wordt. Sinds de politieke en culturele revolte van de jaren ’60 is de publieke discussie zoals gezegd geruime tijd beheerst geweest door een linkse elite, die zich geroepen voelde toe te zien of de juiste politiek correcte lijn wel gevolgd werd en uit dien hoofde jarenlang een zekere ideologische censuur heeft uitgeoefend. Bekende journalisten als J. Blokker en oud-hoofdredacteur van NRC Handelsblad W. Woltz hebben dat in academische oraties ex- of impliciet ook gesignaleerd[3] evenals NRC-columnist M. Chavannes.[4] Civis Mundi heeft daar eveneens mee te maken gehad en daartegen herhaaldelijk stelling genomen, o.a. in twee jaarboeken.[5] Onder invloed van de Verlichtingstraditie is lange tijd gedacht dat het manipuleren van de publiciteit en de publieke discussie door het weren of ontkennen van politiek of anderszins ongewenst geachte feiten of ideeën een typische rechtse gewoonte was. Het links denkende deel der natie kan er echter ook wat van. Eerder was dat in extreme mate al gedemonstreerd in de landen van het reëel bestaand socialisme.
Politiek syncretisme
Wat we als tijdgenoten in deze tijd meer dan voorheen waarnemen, zijn snelle wisselingen en verschuivingen in het opinieklimaat. Boompje verwisselen tussen links of rechts geheten standpunten, het is aan de orde van de dag. Zo is in Nederland bijvoorbeeld opkomen voor een fatsoenlijke samenleving, tot in de jaren ’80 nog als rechtse oubolligheid weggehoond, nu een links item geworden. En religiekritiek, eens een uitgesproken links of progressief thema, is inmiddels gekaapt door rechts geheten krachten en vooral toegespitst op islamkritiek, terwijl links zich nu sterk maakt voor het in bescherming nemen van de islam tegen die kritiek, die spoedig als islamofobie een kwalijke reputatie gekregen heeft. Op het terrein van politieke innovatie valt dat boompje verwisselen eveneens waar te nemen.[6]
Met de ontwikkeling van ideologische naar pragmatische politiek is het ook veel moeilijker geworden links of rechts en progressief of conservatief in algemene zin te onderscheiden, zoals dat wel mogelijk was toen de ideologische machtsstrijd ideologisch duidelijk gemarkeerde posities tot inzet had, oorspronkelijk bijvoorbeeld de keuze vóór of tegen emancipatie van onderdrukte groepen. Dat verklaart ook de problematiek van linkse politieke samenwerking, die al zolang op de linkse politieke agenda staat, maar vooralsnog niet lijkt te lukken.
Meer dan in het ideologische tijdperk springt in deze pragmatisch gezinde tijd de morele betrekkelijkheid in het oog van links- of rechts geheten standpunten evenals de ontwikkeling van politiek syncretisme, de vermenging van ideeën van verschillende ideologische herkomst en van meer links- en rechts- geheten standpunten als antwoord op de problemen en knelpunten die de maatschappelijke ontwikkeling belasten en in de weg staan. De Fortuynrevolte was daarvan een interessant voorbeeld, al werd dat meestal niet begrepen. PvdA-prominent J.Th.J. van den Berg zag in die revolte terecht een doorbreking van de klassieke links-rechts polarisatie[7].
De hier geschetste herwaardering gaat hand in hand met een herwaardering van het politieke midden. In Liberaal Reveil 3, 2012 werd dat weersproken en de VVD-PvdA coalitie geïnterpreteerd als het einde van het politieke midden.[8] Oud PvdA-leider Ad Melkert, inmiddels zzp-er geworden en als zodanig werkzaam als adviseur op het gebied van social responsibility, laat zich daar heel anders over uit. Hij ziet in die coalitie juist een ontwikkeling naar het politieke midden.[9]
[1] Zie R. Hartmans, Lang leve de linkse kerk, 2010, p 38 e.v.
[2] Zie nader R. Hartmans, Lang leve de linkse kerk, 2010, pp. 87-111
[3] Zie J. Blokker, De kroon en de mestvork, 1992, p. 26; en W. Woltz, Met de handen voor de ogen, 1993.
[4] Zie zijn kroniek, NRC Handelsblad 20 mei 1992.
[5] Zie S.W. Couwenberg, Hoe wordt de samenleving het best ingericht? Civis Mundi Jaarboek 1987, p. 148 e.v.; idem, Opstand der burgers. De Fortuyn-revolte en het demasqué van de oude politiek, Civis Mundi jaarboek 2004, passim.
[6] Zie S.W. Couwenberg, Wereld-gebeuren sinds de jaren ’60, Civis Mundi Jaarboek 2012, pp. 83-107
[7] J.T.H.J. van den Berg, Een jaar van extremen, in: Jaarboek parlementaire geschiedenis,2005, p. 181.
[8] Zie hiervoor nader VVD-PvdA coalitie einde van het politieke midden? Civis Mundi Digitaal, 16, 2013
[9] Zie Forum, 2, 2013.