Schuldverwerking in de Duitse literatuur na 1945

Civis Mundi Digitaal #17

door Jan Kuipers

SCHULDVERWERKING IN DE DUITSE LITERATUUR NA 1945.

Jan Kuipers*

"Mein Mann war ein Nazi, ich nicht". Deze uitspraak sloot perfect aan bij het volgende citaat: "(W.G.)Sebald sprach über "die Unfähigkeit einer ganzen Generation deutscher Autoren, das, was sie gesehen hatten, aufzuzeichnen und einzubringen in unser Gedächtnis". Wichtiger als die Schilderung der realen Verhältnisse sei ihnen die Wiederherstellung ihres eigenen Selbstverständnisses gewesen"¹)

De Duits-Engelse schrijver W.G.Sebald (1944-2001) lijkt zich hier aan te sluiten bij de opvatting van het psychologen-echtpaar Alexander en Margarete Mitscherlich. Zij publiceerden in 1969 een studie onder de titel "Die Unfähigkeit zu trauern"2). Hierin beschrijven zij hoe het overgrote deel van de Duitse bevolking kennelijk niet bereid was de feiten onder ogen te zien, maar dat wat geweest was zo snel mogelijk achter zich wilde laten en een nieuw begin wilde maken. Sebald hield in 1997 in Zürich een serie lezingen over poëtica, die daarna onder de titel Luftkrieg und Literatur 3) is verschenen. Hij heeft het hier over de verschrikkingen van de bombardementen op Duitse steden in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog.  Zoals hierboven beschreven verwijt Sebald de Duitse auteurs dat zij zich over de zogenoemde "Bombenkrieg" niet uitlaten. Met name over de houding van Alfred Andersch schrijft hij een zeer kritisch essay dat aan dit boek is toegevoegd. In de algemene polemiek die naar aanleiding van de lezingenreeks en het boek ontstond werd een al lang vergeten roman van Gert Ledig, Vergeltung, als bewijs à décharge aangevoerd.4). Deze roman gaat inderdaad over de verschrikkingen van de Bombenkrieg, maar laat zich evenmin als de door Sebald bedoelde schrijvers uit over de vraag of Duitsers zich na het beëindigen van de vijandelijkheden ergens schuldig over gevoeld hebben en/of bezig zijn geweest met de verwerking ervan. De titel verwijst naar Ledigs opvatting dat de bombardementen een vergelding waren voor de bombardementen op Coventry en het centrum van Londen. 

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog is de kwestie van de schuldverwerking in Duitsland tot op de dag van vandaag een heet hangijzer gebleven. Het loont de moeite de vraag te stellen of in de Duitse literatuur na 1945 iets van die schuldverwerking terug te vinden is en hoe zich dat heeft geuit.

Eerst wordt de vraag gesteld wat schuldverwerking is. Daarna volgt een korte bespreking van de wijze waarop men in Duitsland daarmee omgegaan is, vervolgens wat voor weerslag dit op de Duitse literatuur heeft gehad en tenslotte de bespreking van een aantal voorbeelden. Daarbij gaat het niet over historische, sociologische of andere wetenschappelijke literatuur, maar over bellettrie: romans, novellen en korte verhalen. Hiervoor is een beperkte periode gekozen, van 1945 tot ± 1970, omdat in de bellettrie van na 1970 niet veel meer te vinden is over de Tweede Wereldoorlog. Het is er natuurlijk wel, een belangrijk voorbeeld is "Der Vorleser" van Bernhard Schlink. Maar men is inmiddels begonnen aan actuelere thema’s, zoals angst voor terreur, sociale onrust e.d.

1.    Wat is schuldverwerking?

De historicus Johan Huizinga heeft eens gezegd: "Geschiedenis is de geestelijke vorm, waarin een cultuur zich rekenschap geeft van haar verleden."5) Als dat zo is, was dat dan bij de Duitse auteurs na de 2e Wereldoorlog ook zo? En speelt de schuldvraag daarbij een rol?

Om schuld te verwerken, moet men eerst schuld hebben. En de aard van de schuld moet aangewezen kunnen worden. En, wat het belangrijkste is: de schuld moet ook gevoeld worden. En als men zich schuldig voelt, waaraan dan? Is dat terecht of niet? En wie bepaalt of iets terecht of onterecht is? Er zijn mensen die zonder enige zakelijke aanleiding zich schuldig of medeschuldig voelen aan misdaden of vergrijpen van een ander, aan het leed dat andere mensen is aangedaan, of aan een ongeluk waarbij zij betrokken waren en waarbij, zonder dat ze er iets aan konden doen, iemand omkwam. Voor die mensen geldt mogelijk dat "je schuldig voelen" vergelijkbaar is met "plaatsvervangende schaamte". Zij schamen zich plaatsvervangend dood, terwijl de werkelijk schuldigen misschien nergens heet of koud van worden, geen geweten hebben of kennen.                                                                                                                              Bestaat er zoiets als objectieve schuld? Mogelijk geeft het recht daarover uitsluitsel.  Maar is het recht überhaupt objectief? Na oorlogen geldt in eerste instantie het recht van de sterkste, c.q. de overwinnaar en dat was in de situatie kort na het einde van de Tweede Wereldoorlog niet anders.                                                                                                                                                            Ondanks alle serieuze pogingen daartoe kan er derhalve in zo’n geval dan ook geen sprake zijn van objectieve rechtspleging, de verliezer wordt immers getoetst aan de normen en waarden van de overwinnaar. Ik vrees dat ik mij op een ingewikkeld filosofisch terrein begeef, als ik probeer een definitie van het begrip schuld te formuleren, ik zal dat dus niet doen. Alleen al het verschil tussen juridische en morele schuld geeft voldoende stof tot discussie.

Want, wie moesten zich eigenlijk schuldig voelen en waaraan? De politici, de burgers, de kunstenaars en schrijvers; het individu of het collectief? Was dit zo kort na de Tweede Wereldoorlog wel mogelijk? Waren de herinneringen niet veel te vers? Konden Duitse schrijvers zich überhaupt rekenschap geven van wat er tijdens die oorlog gebeurde?

Het gaat in dit onderzoek over deelname en medeplichtigheid aan de (wan)daden (praktische realisatie van de ideologie) van het Naziregime en de gevolgen daarvan, maar ook over het je schuldig voelen achteraf, omdat je er bij voorbeeld niets tegen hebt ondernomen, het om zo te zeggen, hebt laten gebeuren, of anders gezegd, hebt weggekeken toen het gebeurde. Maar het gaat ook over woede en opwinding over het feit, dat allerlei mensen die verantwoordelijk waren, uiteindelijk door de politieke overwegingen van de nieuwe machthebbers geen verantwoording hoefden af te leggen en dus vrijuit gingen. Verder spelen natuurlijk ook andere gevoelens een rol, naast verontwaardiging en woede, een gevoel van b.v. machteloosheid. En: in hoeverre hebben Duitse schrijvers zich daarvoor verantwoordelijk gevoeld?

2. Schuldbeleving door het Duitse volk   

De gangbare term voor schuldverwerking is in het Duits Vergangenheitsbewältigung (afrekenen met het verleden). Daarin is de schuldcomponent wel aanwezig, maar het gaat er meer om hoe je baas wordt over

de herinnering aan het verleden en dat een plaats geeft in je geheugen, je leven eventueel. Tegenwoordig spreekt men ook wel van Erinnerungskulturen. Dit laatste komt niet helemaal overeen met Vergangenheitsbewältigung, het gaat hier meer om de wijze waarop men herdenkt en de rol die men zichzelf daarbij toebedeelt. Herinneringsprocessen bewegen zich nu eenmaal in het spanningsveld tussen subjectieve ervaring, wetenschappelijk geobjectiveerde geschiedschrijving en het door de cultuur bepaalde gemeenschappelijke geheugen. Met andere woorden: het herinneren is sociaal gerelateerd, omdat het individu in zijn herinnering aanknopingspunten nodig heeft, die buiten hemzelf liggen en die door de maatschappij waarin hij leeft aangeleverd worden. Bovendien speelt de neiging mee om de eigen rol enigszins "aufzuarbeiten", te herwaarderen, d.w.z. iets mooier voor te stellen dan hij in werkelijkheid was.  

Ondanks het feit dat het merendeel van de Duitsers zich na 1945 (dat duurde tot het einde van de jaren 50) beschouwde als slachtoffer van de politiek van Hitler, van het eigen zelfbedrog, van de Russische manier van oorlog voeren of van de geallieerde bombardementen, begon men toch kort na het einde van de oorlog ook zijn eigen houding tegenover het recente verleden te bepalen. Daarbij traden echter vele blinde vlekken aan het licht en dat liet bovendien zien dat, zoals Theodor Adorno opmerkte, het merendeel van de Duitsers het verleden helemaal niet serieus wilde verwerken, maar een "Schluβstrich" wilde zetten, om dat wat voorbij was uit de herinnering weg te vagen 6). Men was niet bezig met het lot van de miljoenen vermoorde joden in Europa of van de doden en overlevenden van Hiroshima en Nagasaki, maar met de eigen slachtoffers. Men wilde ophouden met het schuldverhaal en een nieuw begin maken. Deze houding zou je kunnen beschouwen als een "Erinneringskultur

Het begin van de Vergangenheitsbewältigung werd gevormd door het juridisch herstel, d.w.z. de bestraffing van de daders, de rehabilitatie van de slachtoffers en het herzien van de nationaalsocialistische rassenwetten, het ging daarbij vooral over de zogenoemde Nürnberger Gesetze. (Hierbij verloren Joden hun rechten, het was "Ariërs" verboden om met Joden te trouwen. Ook geslachtsverkeer tussen joden en niet-joden was streng verboden. Dit werd beschouwd als "Rassenschande").

Gelijktijdig begon men met de persoonlijke en de ideologische denazificatie en daardoor ook met het onderzoek naar de in de nazitijd in Duitsland geldende normen en waarden. De nieuwe machthebbers en de overwinnaars wilden aan een breed publiek het mensenonterende karakter ervan duidelijk maken en er democratische en ethisch-morele normen en waarden voor in de plaats stellen. Hun bedoeling was ervoor te zorgen dat de kans op een herhaling van de gebeurtenissen werd geminimaliseerd en dat de oorzaken en de achtergronden van de misdaden werden begrepen of ten minste werden gedocumenteerd.

Dit is niet altijd gelukt. Dat kwam voor een deel doordat de veroordeelden (het ging hier om relatief "kleine Fische" die in gevangenissen of kampen opgesloten waren) zich na het uitzitten van hun straf vaak opzij gezet voelden als tweederangs burgers en op die manier een gevaar begonnen te vormen voor de prille democratie in West-Duitsland. In 1951 was bij een enquête 49% van de ondervraagden van mening dat de Nazitijd beter was dan de nieuwe orde van de Bondsrepubliek. In de tweede Bondsdag (1953) zaten 129 voormalige NSDAP-leden, dat is op een totaal van 487 vertegenwoordigers ruim 26% 7). Zelfs meer dan dertig jaar na de ondergang van het nationaalsocialisme, in 1979, bleken naar aanleiding van de uitzending van de Holocaustserie in Duitsland, veel burgers van de Bondsrepubliek er nog van overtuigd, dat het nationaalsocialisme in principe een goede zaak was geweest, die alleen maar slecht ten uitvoer was gebracht. Veel aspecten zoals de afname van de werkloosheid, de aanleg van Autobahnen of de Olympische Spelen van 1936 herinnerde men zich als positieve bestanddelen van het nationaalsocialistische systeem, veel duidelijker dan bij voorbeeld oorlogsmisdaden of de moord op joden en andere groepen.

De West-Duitse politiek ging deze problemen te lijf door van denazificatie over te schakelen naar integratie. Daarom heeft de Bondsdag in 1949 en 1954 unaniem amnestiewetten aangenomen. Het merendeel van de door Duitse rechtbanken veroordeelde nationaalsocialisten kreeg op deze wijze amnestie. De vonnissen werden uit het strafregister geschrapt, onder het motto: "Wir sind alle Schuld".

Men is dus van persoonlijke schuld overgegaan naar collectieve schuld. Collectieve schuld houdt in dat iedereen schuldig is. En omdat iedereen schuldig is, heeft niemand meer persoonlijke schuld en dus zijn er geen schuldigen meer.

Niemand hoefde meer iets te vrezen, want iedereen was voortaan immers onbelast. Zo konden allerlei mensen met een dubieus verleden in openbare functies aangesteld worden of op hun oude posten terugkeren. Dat gold tot in de hoogste regionen. Je kon zelfs tot Bondskanselier gekozen worden (Kurt Georg Kiesinger).

3.  Weerslag op de Duitse literatuur; een historisch overzicht

3.1  Emigratie en krijgsgevangenschap   
Vanaf het moment dat de Nazi’s het in Duitsland voor het zeggen kregen, zijn er schrijvers geëmigreerd, omdat ze Jood waren of marxist of pacifist of kosmopolitisch ingesteld waren. Ze reisden naar Parijs, Praag, Moskou, de Verenigde Staten of naar Zuid-Amerika, zelfs naar Nieuw Zeeland. Voor velen was het een probleem, zich aan te passen in het buitenland. Van sommigen heeft men daarom na hun emigreren nooit meer iets gehoord.

Het werk van de auteurs die in het buitenland bleven schrijven en dat ook in het buitenland werd uitgegeven, vat men meestal samen onder de titel "Asylantenliteratur". Vertegenwoordigers daarvan zijn b.v. Joseph Roth, Franz Werfel, Bruno Frank en Ödön von Horvath. Alle vier zijn in ballingschap gestorven. Ik ga hier nu niet nader op in, misschien later, dan zou het interessant kunnen zijn de Nederlandse uitgeverij de Lange, die voor vele ballingen een belangrijke rol heeft gespeeld, onder de loupe te nemen..

Van de mensen die zich na de oorlog weer in Duitsland vestigden, gingen sommige naar de DDR, de meeste naar de Bondsrepubliek. Bertold Brecht ging b.v. naar de DDR. Heinrich Mann, de oudere broer van Thomas Mann, werd in 1949 benoemd tot voorzitter van de Duitse kunstacademie in Oost-Berlijn en zou dus naar de DDR gegaan zijn, maar stierf vlak voor zijn terugkeer naar Europa.

Uiteraard raakten ook diverse schrijvers en dichters in de oorlog in krijgsgevangenschap. Nadat ze in vrijheid gesteld waren keerden deze mensen voornamelijk terug uit Rusland, Amerika en Engeland, waar ze in interneringskampen ondergebracht waren geweest. Van de kampen in Amerika is bekend dat de gevangenen daar een redelijke vrijheid genoten en er zelfs literaire tijdschriften mochten laten verschijnen. Ook is bekend dat er onder de krijgsgevangenen vele nazi’s waren die fanatiek de nazi-ideologie verdedigden en in de kampen soms een ware terreur uitoefenden. Ondanks die terreur gelukte het in Amerika Hans Werner Richter, Alfred Andersch en o.a. ook Walter Kolbenhoff, het tijdschrift Der Ruf op te richten. Hierin was voor nazi-literatuur uiteraard geen plaats. Na terugkeer in Duitsland hoopte men weer aan te kunnen sluiten bij de literatuur van voor 1933. Dat dit niet altijd lukte is begrijpelijk. Duitsland was zo veranderd dat het velen grote moeite kostte de aansluiting te vinden. Vandaar dat Walter Kolbenhoff een roman schreef met de veelzeggende titel Heimkehr in die Fremde (1949). De titel wordt tegenwoordig ook vaak gebruikt bij de terugkeer van emigranten naar hun geboorteland. In die tijd gold het ook voor de zogenoemde "Ostvertriebene" en later voor etnische Duitsers uit de Sovjet Unie. .

De Gruppe 47, een schrijversgroep, opgericht door Hans Werner Richter en Alfred Andersch, die zich ten doel stelde de Duitse literatuur weer op gang te brengen en te bevrijden van de nationaalsocialistische signatuur, is belangrijk geweest voor de naoorlogse literatuur. Hiertoe behoorden behalve Hans Werner Richter (Die Geschlagenen) en Alfred Andersch (Der Vater eines Mörders) o.a. Günter Grass (Die Blechtrommel), Heinrich Böll (Ansichten eines Clowns), Wolfgang Borchert (Drauβen vor der Tür), Martin Walser (Unser Auschwitz.). Maar op de houding van de Gruppe 47 is vanuit hedendaags perspectief ook wel het een en ander af te dingen. Zo is er op gewezen, dat binnen de groep de antifascistische houding aanvankelijk merkwaardigerwijs gepaard ging met het afwijzen van het Neurenbergs Oorlogstribunaal. Duitse medewerkers van het Militair Bestuur werden meelopers genoemd en de samenwerking met dat bestuur werd als collaboratie geïnterpreteerd. In een bijdrage in Der Ruf bleven bijv. Richter en Andersch beklemtonen dat de strijders van Stalingrad, El Alamein en Monte Casino onschuldig waren aan de Holocaust. In het kader van de algemene amnestiewetten was dat juridisch gezien mogelijk correct, het ondersteunt wel de mythe van de "saubere Wehrmacht".

De leden van de groep hebben over hun eigen betrokkenheid tussen 1933 en 1945 niets gezegd. Toen Günter Grass in 2006 bekend maakte dat hij op 17-jarige leeftijd zich had aangemeld bij de SS, was hij daarmee rijkelijk laat.

3. 2. Bespreking van enkele voorbeelden uit de literatuur  

In de zogenoemde Trümmerliteratur tussen 1945 en 1950 zijn de indrukken van de oorlog en de vernietiging  de belangrijkste thema’s. Schrijvers reageerden met cynisme. (Heinrich Böll - Wanderer, kommst du nach Spa...., Wolfgang Borchert - Als der Krieg aus war; Paul Celan (Todesfuge); Wolfdietrich Schnurre - Das Begräbnis)

In het volgende korte verhaaltje is hoofdzakelijk sprake van machteloze woede, geuit met een wrang cynisme.

Als der Krieg aus war, kam der Soldat nach Haus. Aber er hatte kein Brot. Da sah er einen, der hatte Brot. Den schlug er tot.
Du darfst doch keinen totschlagen, sagte der Richter.
Warum nicht, fragte der Soldat. 8)

Het is een van de kortste verhalen die ik überhaupt ken. Het is een van de zogenoemde "Lesebuchgeschichten" van Wolfgang Borchert. (1921 (Hamburg) - 1947 (Basel)) en illustreert heel duidelijk dat voor mannen die uit de oorlog naar huis kwamen, het genuanceerd denken over leven en dood had plaats gemaakt voor instinctief reageren uit puur lijfsbehoud.

Maar hier krijgen we wel te maken met de vraag, of iemand die geheel volgens de op dat moment geldende wetten en normen gehandeld heeft, gestraft moet worden voor die daden. In een oorlog is doden gelegitimeerd. De Joodse Duits-Amerikaanse filosofe Hannah Arendt 9) schreef over dit onderwerp n.a.v. het proces tegen Eichmann in Israël in 1960 . Ook Harry Mulisch 10) heeft dat proces gevolgd en kwam eveneens tot de conclusie dat Eichmann eigenlijk een gewone bureaucraat was, die netjes zijn orders heeft uitgevoerd. Die vraag kan aanleiding zijn tot een zeer ingewikkelde discussie, die ik nu hier liever niet wil voeren. Op deze conclusies valt wel het een en ander af te dingen. Eichmann schijnt vóór zijn ontvoering naar Israël in een dronken bui eens te hebben gezegd, dat het enige dat hem speet, was dat hem niet was gelukt alle Joden om te brengen.

Op een andere plaats, in zijn Manifest, zegt Borchert: "Wir brauchen keine wohltemperierten Klaviere*) mehr. Wir sind selbst zuviel Dissonanz**). en verder "Wir brauchen keine Dichter mit guter Grammatik. Zu guter Grammatik fehlt uns Geduld. Wir brauchen die mit dem heiβen heiser geschluchzten Gefühl. Die zu Baum Baum und zu Weib Weib sagen und ja sagen und nein sagen: laut und deutlich und dreifach und ohne Konjunktiv."11)

Dit laat zien dat Duitse schrijvers niet alleen zich bezig hielden met de oorlog en de gevolgen daarvan, maar ook eerst de taal die ze gebruikten, moesten herijken. Twaalf jaar dictatuur hadden de geesten vergiftigd en een taal geschapen waarin bepaalde woorden en uitdrukkingen een zeer speciale betekenis hadden gekregen. Men hoeft alleen maar te verwijzen naar uitdrukkingen als "Die Endlösung (der Judenfrage)", of  "Jemand in Schutzhaft nehmen", d.w.z. iemand arresteren om hem of haar te beschermen tegen de "Volkswoede", of b.v. "ausradieren", normaal betekent dat gewoon uitgummen, maar heeft in de Nazitijd de betekenis uitroeien gekregen.

Elisabeth Langgässer (1899 - 1950) beschrijft (schijnbaar kalm en zakelijk, maar ook met het nodige cynisme) o.a. hoe mensen vaak niet nadachten bij wat ze deden: Saisonbeginn (1947) Aan het begin van het zomerseizoen (halverwege de dertiger jaren)  zijn een paar arbeiders bezig een plaats uit te zoeken voor een paal die ze in de grond moeten slaan om daaraan een bord met een opschrift op te hangen. Na lang delibereren besluiten ze dat de beste plek is tegenover het Christusbeeld dat al sinds jaar en dag aan de ingang van het dorp staat. Ze rammen de paal in de grond, bevestigen het bord eraan, kijken nog eens tevreden terug op hun werk. Ja, hier zal het opschrift het beste tot zijn recht komen. Ze pakken hun gereedschappen bij elkaar en gaan terug het dorp in. Op het bord staat: „"In dieser Ortschaft sind Juden unerwünscht". 12)                                                                                                           

Bij Paul Celan, (ps.van Paul Antschel, Czernowitz, Roemenië tegenwoordig Oekraïne 1920-1970)   is evenals bij Borchert woede, sprakeloosheid, wanhoop in iedere regel voelbaar. Duidelijker dan in zijn "Todesfuge" (1947) is bijna niet voor te stellen hoe de vervolgden in de vernietigingskampen zich voelden. Celan werd door de herinnering dat hij overlevende was van een volkerenmoord zo depressief, dat hij een eind aan zijn leven maakte door in de Seine te springen. Als voorbeeld volgt hieronder een gedeelte van het gedicht.            
"Schwarze Milch der Frühe wir trinken sie abends
wir trinken sie mittags und morgens wir trinken sie nachts
wir trinken und trinken
wir schaufeln ein Grab in den Lüften da liegt man nicht eng
Ein Mann wohnt im Haus der spielt mit den Schlangen der schreibt
der schreibt wenn es dunkelt nach Deutschland dein goldenes Haar Margarete
er schreibt es und tritt vor das Haus und es blitzen die Sterne er
pfeift seine Rüden herbei
er pfeift seine Juden hervor lässt schaufeln ein Grab in der Erde
er befiehlt uns spielt auf nun zum Tanz" 13)

Heinric Böll
In  "Ansichten eines Clowns"  (1963) gaat het er vooral om, hoe mensen met een dubieus verleden handig gebruik maken van de mogelijkheden die de veranderde omstandigheden biedenDe komiek en imitator Hans Schnier is door persoonlijke omstandigheden aan de drank en daardoor al snel aan lager wal geraakt. Het verhaal vertelt slechts enkele uren, na zijn aankomst in Bonn. Hier worden zijn ouders en een paar oude kennissen opgevoerd. Zijn ouders waren overtuigde Nationaalsocialisten. Zijn moeder werkt nu voor het „Zentralkomitee zur Versöhnung rassischer Gegensätze", wat lijnrecht staat tegenover haar houding ten tijde van het Derde Rijk. Zijn vader is nu een succesvol en verstandig ondernemer, maar hij was ook overtuigd Nationaalsocialist. Schnier spreekt ook over zijn vroegere onderwijzer, die zijn leerlingen nationaalsocialistische waarden heeft bijgebracht, maar nooit lid was van de partij, en die na de oorlog een schitterende carrière als ambtenaar maakte, officieel als man „mit weiβer Weste". Hij spreekt over een schrijver, een overtuigd Nazi, die in een boek van zijn hand een Duitser en een Française aan het einde met elkaar laat trouwen en daarom een schrijfverbod van 10 maanden had gekregen. Na de oorlog liet hij zich huldigen als verzetsstrijder en gaf steeds met nadruk te kennen dat hij van de Nazi’s een schrijfverbod had gehad.

Günter Grass laat in zijn werk een duidelijke afkeer merken van de gebeurtenissen die het gevolg waren van de amnestiepolitiek. In "Katz und Maus" bij voorbeeld blijkt zonneklaar hoe de verteller, Pilenz, de verantwoordelijkheid voor het lot van zijn "vriend" Mahlke en dat van een van zijn leraren ontloopt. Bij Mahlke gooit hij diens blikopener, die essentieel is voor zijn overleven, in zee. Van zijn leraar zegt hij: Ïk hoop dat ik niets nadeligs over hem heb gezegd." In beide gevallen zegt hij het niet meer te weten, maar iets verder in het verhaal blijkt dat hij het zich wel degelijk herinnert.

"Ende einer Dienstfahrt" (1966) van Böll is een uiterst vermakelijke roman, maar gaat helemaal niet meer over de oorlog.

Alles overziend, krijg ik de indruk dat er in de "Erinnerungskultur" van een groot deel van het Duitse volk geen plaats was voor "Vergangenheitsbewältigung" en dat dat in de Duitse literatuur na de Tweede Wereldoorlog ook niet is terug te vinden. Er is verontwaardiging, verdriet, verbazing en ongeloof. De meeste schrijvers stelden het ontbreken van schuldverwerking wel aan de kaak, maar in hun kritiek gingen ze niet verder.

Je kunt er ook anders tegenaan kijken. Dit aan de kaak stellen an sich zou ook als een vorm van schuldverwerking geïnterpreteerd kunnen worden. Men heeft het als het ware "van zich af geschreven". Dit lijkt mij een punt van discussie.

Wat zou nu de oorzaak geweest kunnen zijn van het ontbreken van schuldverwerking in de Duitse samenleving van na de 2e Wereldoorlog?

In "Die Unfähigkeit zu trauern"14) wijten Mitscherlich en zijn echtgenote dit voor een deel aan de zogenoemde "Kadaverdisziplin", die in de Duitse samenleving een belangrijke rol speelde. De ondertitel spreekt boekdelen: Grundlagen kollektiven Verhaltens. Naar hun mening zijn hele generaties Duitsers opgevoed in absolute gehoorzaamheid aan de macht en dus aan de opdrachten/bevelen van de meerdere. Het opvolgen van orders, zonder te vragen naar de zin ervan, behoorde tot de aangekweekte levenshouding. Befehl ist Befehl. Dat verklaart volgens hun ook hoe het mogelijk was dat zoveel Duitsers achter Hitler aan liepen.

Dit kan, gezien de complexiteit van het vraagstuk, natuurlijk niet de enige reden zijn.

De Nederlandse cineast Paul Verhoeven liet in het programma "Zomergasten" 2010 twee filmfragmenten zien, een van een massabijeenkomst uit de Nazitijd en een van een hedendaags popconcert. Opvallend was de overeenkomst tussen beide fragmenten. Hij liet zien hoe gemakkelijk een menigte door lichtorgels, opzwepende muziek, zangers en/of sprekers te manipuleren is.

Door Hitler, c.q. de Nazi´s, is uiterst handig gebruik gemaakt van andere sentimenten in de Duitse samenleving. Bij voorbeeld de verontwaardiging over het "Diktat von Versailles", waarin aan Duitsland gigantische herstelbetalingen werden opgelegd na de Eerste Wereldoorlog. Dit werd als een enorme vernedering ervaren.

De enorme economische crisis in de jaren twintig van de vorige eeuw en de beurskrach in 1929 zorgden in Duitsland voor een inflatie die zijns gelijke niet had. De hiermee gepaard gaande werkloosheid wakkerde de onvrede onder de bevolking aan. Net als nu kregen de banken de schuld. Ook hiervan maakte de Nazipropaganda handig gebruik. Veel banken stonden onder leiding van directeuren/eigenaren die toevallig ook joodse wortels hadden. Dus kregen niet alleen de banken de schuld, maar ook "de Joden". Hitler beloofde werk en welvaart, en "iedere Duitser een Volkswagen".Er maakte zich van de Duitsers een enorm gevoel van saamhorigheid meester en er ontstond een nieuw elan, want men zag dat de werkloosheid inderdaad afnam en dat de welvaart groeide. De vader van Duitse vrienden van ons verzekerde mij: "Ich hab’ an den Mann geglaubt".

Daarnaast werd langzamerhand Duitsland omgevormd tot een politiestaat, waarin de angst het handelen van de mensen voor een belangrijk deel bepaalde. Zoals onder elk dictatoriaal bewind werd de macht van de Geheime Politie steeds groter. Niemand wist meer of hij zij buurman kon vertrouwen, zelfs aan de integriteit van de eigen kinderen werd getwijfeld.

Als iemand in zo’n situatie leeft, doet hij veiligheidshalve maar mee, ook al weet hij in zijn hart wel dat er van alles niet deugt.

Als men dan aan het eind van de oorlog, als de roes voorbij is en de Grote Leider toch niet zo groot blijkt te zijn, zich realiseert wat er aan vreselijks is gebeurd, dan praat men er liever niet over. Men stopt het weg. Zo is het natuurlijk in Duitsland destijds ook gegaan. Volgens Mitscherlich vindt er dan een soort omkering plaats. De schuld wordt aan de leider, het systeem, in elk geval altijd aan "de ander" toegeschreven. Vooral ook omdat er dingen waren gebeurd, waarvoor men zich diep schaamde of in elk geval wist dat anderen vonden dat men zich ervoor moest schamen.

Want, ondanks het feit dat het "Wir haben es nicht gewuβt" in de tijd na het beëindigen van de vijandelijkheden hoogtij vierde, moet vrijwel iedereen in Duitsland van de moord op de joden geweten hebben. Ook de naoorlogse mythe van de zogenaamde "saubere Wehrmacht" , is echt een mythe. De Wehrmacht heeft overal, maar vooral in het Oosten, net zo huisgehouden als b.v. de S.S..Het moorden en vernietigen behoorde bij de opdracht. Er zijn voldoende foto’s en afgeluisterde gesprekken bewaard gebleven die getuigen van de moordpartijen. En bovendien: "Krieg ist Krieg" en oorlog corrumpeert.

Het boek van Hedda Kalshoven- Brester "Ik denk zoveel aan jullie"(1991) 15) ondersteunt de verklaring van Mitscherlich of is er misschien wel voor een deel op gebaseerd.

De historicus Christian Meier 16) beschrijft hoe men in de Oudheid na een (militair) conflict afsprak dat "alle herinnering aan tweedracht door eeuwig vergeten vernietigd"diende te worden (omnem memoriam discordiarum oblivione sempiterna delendam) 17). Hieraan verbindt hij de gedachte dat na de Tweede Wereldoorlog het voor het voortbestaan van het Duitse volk absoluut noodzakelijk was, niet meer aan het recente verleden te denken, om met Adenauer te spreken "Vergangenes vergangen sein zu lassen".18).

Daarnaast beschrijft hij hoe de herinnering zich niet zonder meer laat "afwijzen" en dat ze ook nodig is, om komende generaties er aan te herinneren dat de gruwelen die in naam van het Duitse volk anderen zijn aangedaan, niet meer mogen voorkomen.

Ook "Meines Vaters Land" van Wibke Bruhns 19) beschrijft de handelwijze van haar familie voor en tijdens het Hitler-regime en sluit nauw aan bij het werk van Mitscherlich.

Op die familiekronieken is overigens wel kritiek. De critici stellen dat veel van dit soort kronieken door de auteurs worden gemanipuleerd. De neiging bestaat, de zaken rooskleuriger voor te stellen dan ze in werkelijkheid waren.

Wat zou de reden kunnen zijn dat Duitse schrijvers met betrekking tot schuldverwerking niets van zich hebben laten horen?

Schrijvers van de zogenoemde "Innere Emigration", d.w.z schrijvers die tijdens het naziregime in Duitsland bleven, hielden op met schrijven, of ze pasten zich aan. Enkele schrijvers, zoals b.v. Werner Bergengruen en Ernst Wiechert, uitten in bedekte termen hun kritiek. Bergengruen deed dat in Der Groβtyran und das Gericht, een versleutelde historische Roman, Wiechert in Der Totenwald, pas na de oorlog uitgegeven.

De schrijvers van de "Exilliteratur", zoals Thomas Mann (Doktor Faustus, Felix Krull), Bertolt Brecht, Anna Seghers en Franz Werfel (Stern der Ungeborenen) e.v.a. konden natuurlijk hun kritiek wel uiten, hoewel Brecht daarin zeer voorzichtig was, uit angst om alsnog in moeilijkheden te raken vanwege zijn communistische overtuiging.

Volgens Sebald hebben schrijvers van de "Innere Emigration" niets over de "Bombenkrieg" geschreven, omdat dit hen bij de geallieerden in diskrediet zou brengen. Hij heeft het over een maatschappij die geremd en bevangen was. "weil ein Volk, das Millionen von Menschen in Lagern ermordet und zu Tode geschunden hatte, von den Siegermächten unmöglich Auskunft verlangen konnte über die militärische Logik, die die Zerstörung der deutschen Städte diktierte"20).

Anderen spraken liever niet over hun houding tijdens het naziregime. Zoals b.v. Louise Rinser, die openlijk nazi-sympathieën heeft geuit en zelfs een lofdicht op Hitler heeft geschreven. "Rinser was tijdens de oorlog niet de antifascist voor wie ze zich in haar autobiografische geschriften uitgaf. Anders dan ze beweerde, heeft ze niet geweigerd lid te worden van de Reichsschrifttumskammer, had ze geen publicatieverbod, was er geen aanklacht tegen haar wegens hoogverraad en is ze niet aan een terdoodveroordeling ontsnapt" 21). Zelfs een schijnbaar onkreukbare man als Erich Kästner heeft in de Nazitijd in Duitsland onder pseudoniem toneelteksten en filmdraaiboeken voor de amusementsindustrie van het Derde Rijk geleverd. Ook Erwin Strittmatter, een bekend DDR-schrijver heeft een naziverleden. Günter Grass was lid van een SS-Panzerdivision. Ook bij hen zal na 1945 niet de behoefte hebben bestaan verantwoording af te leggen.                                                                                                                  Het verwijt m.b.t. de Bombenkrieg is niet zonder meer door te trekken naar de schuldvraag, omdat naar aanleiding van de Bombenkrieg ook vaak de vraag naar de zin van deze door de geallieerden uitgevoerde bombardementen naar boven kwam. Dat is vanzelfsprekend bij de schuldvraag niet aan de orde. Daar gaat het over de schuld van de Duitsers aan de gruwelen van de nazitijd. Als men over de oorlog schreef, ging het, zoals in het begin al gezegd, over de eigen slachtoffers, niet over wat in naam van het Duitse volk anderen is aangedaan. De schrijvers die na de oorlog schreven en hun werk publiceerden, waren tijdens de oorlog vaak als soldaat aan het front. In die tijd hadden zij gereageerd als de meeste Duitsers, d.w.z. niets gedaan, geen verzet geboden, weggekeken, of ten eigen bate gebruik gemaakt van mogelijkheden die het nieuwe systeem bood, zoals b.v Alfred Andersch, die volgens Sebald in de tijd van het Naziregime een kwalijke rol heeft gespeeld 22). Het feit dat in de Duitse literatuur tussen 1945 en ± 1970 niets is te vinden dat wijst op schuldverwerking is mijns inziens terug te voeren op bovenvermelde factoren. Eigenlijk was iedereen min of meer belast. Om verder te kunnen leven was het voor iedereen noodzakelijk niet meer aan het verleden te denken, maar "Vergangenes vergangen sein zu lassen". Voor schrijvers gold dat als deel van het Duitse volk evenzeer.

*Dr. Jan Kuipers studeerde Duitse Taal en Letterkunde en promoveerde in 1970 aan de universiteit van Leiden. Hij doceerde Duits aan het Praedinius-Gymnasium te Groningen en was een aantal jaren conrector van het Noordelijk Avondcollege Groningen.

VOETNOTEN

1)

Flaptekst bij W. G.Sebald: Luftkrieg und Literatur Carl Hanser Verlag München 1999, ISBN 9783446196612

2)

  • 1) idem

3)

  • 2) Alexander Mitscherlich, zus.m. Margarete Mitscherlich, Die Unfähigkeit zu trauern, Grundlagen
  • 3) kollektiven Verhaltens, 1967,2004-18.A ISBN 3-492-20168-7

4)

  • 4) Gert Ledig: Vergeltung, S.Fischer, Frankfurt/Main 1956

5)

  • 5) Johan Huizinga, Geschiedwetenschap / hedendaagse cultuur. Verzameld werk VII,Tjeenk
  • 6) Willink & Zoon, Haarlem 1950, p. 102.

6)

Theodor Adorno, Was bedeutet Aufarbeitung der Vergangenheit? In: Idem, Eingriffe,. Neun kritische Modelle. Frankfurt am Main 1974, p. 125.

  • 7)

7)

CIA-Akte Gehlen, toegankelijk sinds 2001, p. 12:

8)

Wolfgang Borchert, Als der Krieg aus war..., in: Das Gesamtwerk, Rowohlt Hamburg, 3. Aufl. 1955, p. 357.

9)

Hannah Arendt, Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil, 1963/ Hannah Arendt, De banaliteit van het kwaad, Moussault, Amsterdam 1969.

10)

Harry Mulisch, De zaak 40/61, Een reportage, Bezige Bij, Amsterdam 1962

*)

Verwijzing naar Johann Sebastian Bach, Das Wohltemperierte Klavier: Een verzameling preludes en fuga’s voor piano of vleugel die "op de juiste wijze gestemd" is, d.w.z. zo, dat er alle toonsoorten op gespeeld kunnen worden.

**)

dissonantie: conflict of afwezigheid van samenhang (oorspronkelijk uit de muziek)

11)

Wolfgang Borchert, Das ist unser Manifest, in:  das Gesamtwerk, Rowohlt Hamburg, 3.Aufl. 1955, p.349/350

12)

Elisabeth Langgässer, Saisonbeginn (1947),  uit: Der Torso, Hamburg Claesen (1947), p. 15 - 18.

13)

Paul Celan, Die Gedichte. In: Kommentierte Gesamtausgabe in einem Band. Herausgegeben und kommentiert von BarbaraWiedemann. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag, 2003

14)

Alexander Mitscherlich, zus.m. Margarete Mitscherlich, Die Unfähigkeit zu trauern, Grundlagen kollektiven Verhaltens, 1967,2004-18.A ISBN 3-492-20168-7

15)

Hedda Kalshoven-Brester, Ik denk zo veel aan jullie  Uitgeverij Contact Amsterdam (1991)

16)

Christian Meier, Das Gebot zu vergessen und die Unabweisbarkeit des Erinnerns, Vom öffentlichen Umgang mit schlimmer Vergangenheit. Siedler, München 2010, ISBN 978-3-88680-949-3

17)

Idem p. 10

18)

Idem p. 55

19)

Wibke Bruhns Meines Vaters Land, Geschichte einer deutschen Famile, Econ Verlag, Berlin 2004, ISBN 3-430225-71-X

20)

W.G.Sebald, Luftkrieg und Literatur, Frankfurt / Main, 2e druk 2002, Pocketuitgave ISBN 3.596.14863.4 p. 20

21)

Antonie Verbij, Schrijfster Luise Rinser was geen verzetsheld, Duitsland verliest opnieuw een ‘’morele autoriteit’ In Historisch Nieuwsblad Nr 2, 2011.

22)

W.G.Sebald,  Luftkrieg und Literatur , p. 113 e.v.

Geraadpleegde literatuur

Jurek Becker                                  Bronsteins Kinder, Suhrkamp Verlag Frankfurt (1986)

Heinrich Böll                                               Billard um halb zehn Berlin 1959

Heinrich Böll                                               Der Bahnhof von Zimpren (1958), in: Der Bahnhof von Zimpren, List Bücher 138, München 1959. p. 7 e.v.

Heinrich Böll                                                 Ansichten eines Clowns, Kiepenheuer & Witsch Köln- Berlin 1963

Heinrich Böll                                                 Wanderer, kommst du nach Spa...., in: Wanderer, kommst du

nach Spa.. , Ullstein Bücher (Tb.) 322, Berlin 1965, p. 37 e.v.

Heinrich Böll                                                 Ende einer Dienstfahrt, Kiepenheuer & Witsch Köln-Berlin 1966 

Heinrich Böll                                                 Die verlorene Ehre der Katharina Blum Kiepenheuer und Witsch Berlin (1974)

Wolfgang Borchert                                    Als der Krieg aus war..., in: Das Gesamtwerk, Rowohlt Hamburg,  3e. druk. 1955, p. 357.

Wolfgang Borchert                                     Das ist unser Manifest, in: Das Gesantwerk, Rowohlt Hamburg, 3.Aufl. 1955, p. 350.

Wolfgang Borchert                                     Drauβen vor der Tür, in: Das Gesamtwerk, Rowohlt Hamburg, 3. Aufl. 1955, p. 127 e.v. (1947, posthuum)

Wibke Bruhns                                               Meines Vaters Land, München (2004) ISBN 9783430115711

Paul Celan                                                      Todesfuge (1948) in: Die Gedichte. Kommentierte Gesamtausgabe in einem Band. Herausgegeben und kommentiert von Barbara Wiedemann. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag, 2003.

Friedrich Dürrenmatt                                  Romulus der Groβe 1949 ISBN10 3150081734, ISBN139783150081730

Hans Magnus Enzensberger                 Hammerstein oder der Eigensinn, Suhrkamp, Frankfurt/M. 2008

Max Frisch                                                      Biedermann und die Brandstifter, Suhrkamp, Frankfurt/M. 1958

Max Frisch                                                      Die Physiker, Die Arche, Zürich 1962

Franz Fühmann                                             Das Judenauto, Reclam, Leipzig  1962

Günter Grass                                                  Die Blechtrommel, Luchterhand, Neuwied am Rhein 1959

Günter Grass                                                  Katz und Maus Luchterhand, Neuwied am Rhein 1961

Uwe Johnson                                                  Mutmaβungen über Jacob, Suhrkamp, Frankfurt/M. 1959

Hedda Kalshoven-Brester                          Ik denk zo veel aan jullie  Uitgeverij Contact Amsterdam (1991)

Elisabeth Langgässer                                   Glück haben, in: Der Torso, Hamburg Claesen (1947)

Elisabeth Langgässer                                   Saisonbeginn (1947),  in: Der Torso, Hamburg Claesen (1947), p. 15 - 18.

Gert Ledig                                                        Vergeltung, S.Fischer, Frankfurt/Main 1956

Siegfried Lenz                                                 Deutschstunde, Hoffmann und Campe, Hamburg 1968.

Bernhard Schlink                                  Der Vorleser, Diogenes Verlag, Zürich 2008

Wolfdietrich Schnurre                                  Das Begräbnis In: Man sollte dagegen sein. Walter, Olten 1960, p. 23-34. 1947

Hannah Arendt,                                              Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil, 1963

Hannah Arendt,                                              De banaliteit van het kwaad, Moussault, Amsterdam 1969.

Theodor Adorno                                            Was bedeutet Aufarbeitung der Vergangenheit? In: Idem,  Eingriffe,. Neun kritische Modelle. Frankfurt am Main 1974, p. 125.

Christoph Cornelißen / Lutz Klinkhammer    Erinneringskulturen,  Deutschland, Italien, Japan seit 1945/Wolfgang Schwentker (Hrsg)                        2e druk. April 2004, Fischer (Tb.) Frankfurt

Johan Huizinga                                            Geschiedwetenschap / hedendaagse cultuur. Verzameld werk VII, Tjeenk Willink & Zoon, Haarlem 1950, p. 102.

Christian Meier                                              Das Gebot zu vergessen und die Unabweisbarkeit des Erinnerens Vom öffentlichen Umgang mit schlimmer Vergangenheit  Siedler, München 2010, ISBN 978-3-88680-949-3

Alexander und Margarete Mitscherlich          Die Unfähigkeit zu trauern. Grundlagen kollektiven Verhaltens, München: R. Piper & Co. 1967; Neuausg. 1977; 18. Aufl. d. Neuausg. 2004.

Fritz J. Raddatz                                             Een aarzelende gift  De verloren liefde voor de liefde In: Nexus, tijdschrift van het Nexus Instituut, Nr 61, p.8 e.v. Vert. Hans Driessens

W.G.Sebald                                                  Luftkrieg und Literatur, Frankfurt / Main, 2e druk 2002, Pocketuitgave ISBN 3.596.14863.4