Republikeins geluid in de marge geraakt: koningschap minder omstreden

Civis Mundi Digitaal #18

Republikeins geluid in de marge geraakt: koningschap minder omstreden

Het Nieuw Republikeins Genootschap heeft de abdicatie van Koningin Beatrix en de inhuldiging van haar zoon Willem-Alexander aangegrepen om nog eens van zich te doen horen. Maar het is inmiddels wel een geluid in de marge geworden; een heel verschil met de oprichting in 1998, toen dat gepaard ging met de publicatie van een geruchtmakend boek onder de sprekende titel De Republiek der Nederlanden en bekende Nederlanders heel graag hun naam verbonden aan het streven van dit Genootschap, te weten het toen krachtig gevoerde pleidooi voor een democratisch gekozen staatshoofd. Het is nu gebleven bij enkele bescheiden activiteiten. En de bekende Nederlanders van 1998 die hun naam verbonden aan dit initiatief houden zich nu muisstil. Zij zijn wellicht onder de indruk van de jaarlijkse peiling van TNSN/PO waaruit blijkt dat een ruime meerderheid van de bevolking (85%) van oordeel is dat Nederland een koninkrijk moet blijven. Het koningschap is nu minder omstreden dan het sinds de jaren ’60 jarenlang is geweest, zoals in het vorige nummer al uiteengezet.[1] Het heeft in de tweede helft van de vorige eeuw ook een breder draagvlak gekregen. In mijn jeugd werd het bijvoorbeeld in het katholieke volksdeel nog in zekere mate geassocieerd met Nederland als oorspronkelijk protestants-cristelijke natie. Dat is helemaal voorbij.

Nu heb ik in het vorige nummer al gesteld dat erfelijk koningschap uiteraard haaks staat op democratische beginselen en alleen nog om zuiver pragmatische redenen gehandhaafd wordt. Maar zolang Nederlanders niet in de gelegenheid worden gesteld hun reële gezagsdragers te kiezen zoals de eerste minister, de burgemeester en de gezagsdragers van onze provincies, wat al sinds de jaren ’60 vergeefs is bepleit, zou ik zeggen, laten we daar eerst maar eens mee beginnen. Dat lijkt mij meer ter zake dan de verkiezing van een van reële politieke macht ontdaan staatshoofd. De Republikeinse gedachte lijkt nu minder dan ooit te leven in de Nederlandse politiek, constateert NRC handelsblad. Rationeel op tegen, maar emotioneel voor de monarchie. Dat is nu de heersende stemming onder linkse partijen die eerder blijk gaven van hun Republikeinse gezindheid. In deze kwestie wegen emoties zwaarder dan rationele argumenten.   

Het Genootschap laat niettemin trots weten dat het ledental de laatste weken explosief is gegroeid. Het heeft nu ongeveer 2000 leden. Dit is nog altijd minder dan het aantal leden van de Oranjevereniging van Katwijk. Nieuwe leden zeggen zich te storen aan de huidige Oranje hype en de daarmee samenhangende persoonsverheerlijking van Beatrix, Willem-Alexander en Maxima. Maar is die hype niet een uitvloeisel van onze mediacratie waarin we van hype naar hype snellen? Is er overigens niet veel meer sprake van blijken van sympathie en bescheiden besef van nationale verbondenheid dan van persoonsverheerlijking?

Hoe principieel Republikeins zijn Republikeinen overigens nog? Twee redacteuren van het tijdschrift De Republikein juichen namelijk de uitspraak van koning Willem-Alexander toe dat hij geen probleem heeft met een ceremonieel koningschap als de grondwetgeving daartoe besluit. In onze snel veranderde samenleving, stellen deze Republikeinen, is er steeds meer behoefte aan zo’n ceremonieel koningschap als bindmiddel.[2] Zoals eerder gesteld[3], is Nederland in feite al een Republiek met alleen nog een erfelijk staatshoofd (hereditary republic). In die zin vat koning Willem-Alexander zijn ambt ook op, zoals bleek in zijn inhuldigingstoespraak in de Nieuwe Kerk. Dit hoogste publieke ambt blijft grondwettelijk gereserveerd voor het hoofd van een bijzondere familie, die nauw verbonden is met de geschiedenis van Nederland en die daarin van stonde af aan een prominente rol heeft gespeeld.[4] Sinds 1813-1815 wordt dat ambt vervuld door een koning uit die familie die als zodanig de constitutionele continuïteit en stabiliteit van de Nederlandse staat symboliseert.

In een partijendemocratie zijn alle politieke functies in principe onderworpen aan partijpolitieke concurrentie. Dankzij het koningschap wordt het representatieve ambt van staatshoofd dat de nationa­le eenheid en identiteit behoort te symboliseren en te repre­senteren, onttrokken aan die concurrentie en zodoende gedepo­litiseerd. Voor een groot Duits socioloog als Max Weber[5] was die depolitisering het belangrijkste praktisch-politieke argument om het koningschap in een democratie te handhaven. In Nederland waarin pluriformiteit vanouds zo sterk gecultiveerd wordt, is dat sinds lang een zwaarwegend praktisch argument ten gunste van het voortbestaan van de monarchie. In de perio­de van de verzuiling woog dit argument overigens zwaarder dan in onze huidige sterk ontzuilde samenleving.

Voor de vervulling van die sociaal-psychologische func­ties moet het koningschap wel een politieke prijs betalen. Zij kunnen alleen adequaat vervuld worden als de gewoon menselijke kanten ervan zoveel mogelijk schuilgaan achter een bewust gecreëerde koninklijke waardigheid, al moet dat niet overdre­ven worden. De relaties van het koningshuis met de media vormen in dit verband een delicaat probleem.[6] De aanpak daarvan bepaalt mede de toekomst van de monarchie. De koning kan zijn bijzondere sociaal-psychologische rol ook alleen adequaat vervullen als hij en zijn Huis bereid zijn zich te voegen naar een bijzondere beperking van een aantal elementaire grondrech­ten. Republikeinsgezinden achten zo’n inbreuk op elementaire rechten onmenselijk. Maar zolang de koning en zijn Huis daar­toe bereid zijn, is dat geen probleem.     

S.W.C. 


[1] Zie Wim Couwenberg, Troonsafstand koningin Beatrix.

[2] Zie de opiniebijdrage van de politicologe B. Creusen en M. Rooduijn in NRC Weekend, 20/21 april 2013

[3] Zie Wereldgebeuren sinds de jaren ’60, Civis Mundi Jaarboek 2012, pagina 89

[4] Zie thema 5.2 in dit nummer: Nederland en het verhaal van Oranje

[5] Geciteerd bij C. Schmitt, Verfassungslehre, 1928, pp. 286-287

[6] Zie o.a. C. Huijskens, Majesteit en media, 1994