Vals plat (2). Over authenticiteit en horizontaal recht

Civis Mundi Digitaal #19

door Arie-Jan Kwak

Vals plat (2). Over authenticiteit en horizontaal recht

Arie-Jan Kwak*

Inleiding

Op 23 april 1966 werd de studente Koosje Koster tijdens een demonstratie op het Spui in Amsterdam gearresteerd omdat ze krenten uitdeelde aan de politie. De krenten moesten de kruideniersmentaliteit - de "krenterigheid" - symboliseren die de "regentenstaat" volgens de opstandige jeugd kenmerkte. De politie wist niet hoe ze met dit soort ludieke, maar tegelijkertijd provocerende acties aan moest. De provobeweging waar Koosje deel van uit maakte toonde weinig respect, laat staan eerbied voor het gezag. Met dergelijke acties maakte provo het gezag zelfs enigszins belachelijk, en daardoor minder effectief. De politie voelde dit haarfijn aan en reageerde in dit geval excessief. Koosje Koster werd gearresteerd en in verzekerde bewaring gesteld. Op het bureau werd ze in het kader van de fouillering geheel uitgekleed en uitgebreid verhoord. Uiteindelijk is ze door een kantonrechter voor de verstoring van de openbare orde tot een boete van f25,- veroordeeld. De overdreven reactie van de politie heeft het gezag van de politie misschien uiteindelijk nog wel meer geschaad dan Kosters plagerij. Na Kamervragen heeft de minister de verantwoordelijke hoofdcommissaris in Amsterdam om deze reden ontslagen.

Dit lijkt nu een anekdote uit een andere wereld. Tegenwoordig duiden we de ludieke provocaties van provo als onderdeel van een brede en fundamentele cultuurverandering die al jaren aan de gang was; een sociaalculturele ontwikkeling waarin de verhouding van de burger tot het gezag structureel veranderde. Ongetwijfeld identificeert niemand zich tegenwoordig nog met de nerveuze agenten die zich de vernederende grappen en grollen van provo moesten laten welgevallen. De meeste mensen zullen veeleer sympathie hebben voor de slachtoffers van overdreven politieoptreden in die tijd. De cultuurverandering die heeft plaatsgevonden, heeft de ruimte vergroot die het individu heeft om zich te onttrekken aan het paternalisme en moralisme dat de traditionele gezagsverhoudingen kenmerkte. We zien de "revolutie van 66" nu als een reeks incidenten voortkomend uit de behoefte van de burger zich te emanciperen uit de traditionele gezagsverhoudingen. De nieuwe generatie eiste meer ruimte om zichzelf te zijn, niet alleen in woord maar ook in daad.

Een paar jaar geleden verwijst Jan Blokker in een column in het NRC Handelsblad naar de arrestatie van Koosje Koster als hij de reactie van het Tweede Kamerlid Henk Kamp op het incident met de Islamitische "weiger-advocaat" Mohammed Enait bespreekt: "Mohammed Enait is de Koosje Koster van 2008. Wat hij in al die actualiteitenrubrieken ten beste gaf, was hetzelfde wat de 24-jarige studente in april 1966 op het Amsterdamse Spui uitdeelde: krenten. Kamp begreep ook meteen wat zijn rol moest zijn: ‘Het gaat hier, mevrouw de voorzitter, om meer dan een incident. Hier wil iemand de rechtsstaat ontwrichten, en dat moeten we hem niet gunnen’. Het Kamerlid stond er bij als een diender van veertig jaar geleden (hulpagenten werden in die dagen vaak uit de Achterhoek gerekruteerd), die Koosje zag ronddelen, en geen seconde hoefde na te denken alvorens tot arrestatie over te gaan."[1]

Net zoals er in de jaren zestig veel minder burgers waren die konden lachen om de ludieke provocaties van provo, zo kunnen nu ook veel minder mensen zich identificeren met deze "weiger-advocaat" dan met de Koosje Kosters van weleer. De weigering om op te staan voor de binnenkomende rechter werd niet alleen door Henk Kamp gezien als bedreigend voor de rechtsstaat; een deel van Nederlandse bevolking vond dat deze advocaat tot de orde werd geroepen en in het gareel werd gedwongen. Het gezag van de rechtsstatelijke en democratische instituties staat al decennialang onder druk, de boosheid over verstoring van de orde in de rechtszaal vermengde zich met de angst voor verstoring van de openbare orde en veiligheid als gevolg van de instroom van (Islamitische) allochtonen in onze samenleving. Terwijl de overdreven arrestatie van Koosje Koster tegenwoordig vaak wordt gezien als een stuiptrekking van een relatief autoritair systeem dat sindsdien gelukkig is hervormd, wordt het incident met de weiger-advocaat door Henk Kamp en vele anderen ervaren als een gevaarlijke provocatie van het statelijke gezag:  "Hier wil iemand de rechtsstaat ontwrichten, en dat moeten we hem niet gunnen."

De staat is verantwoordelijk voor de orde, en op grond van die verantwoordelijkheid worden individuele burgers zo niet goedschiks, dan wel kwaadschiks in een keurslijf gedwongen. De moderne rechtscultuur wordt echter ook gekenmerkt door een emancipatiemotief dat grenzen stelt aan de ruimte die de staat heeft om deze ordescheppende taak te vervullen. In het eerste opstel heb ik het idee van authenticiteit als onderdeel van onze horizontale samenleving en (rechts-)cultuur geschetst en in dit opstel wil ik nader onderzoeken wat dit precies voor het recht en haar vertegenwoordigers betekent. Uiteindelijk laat onze rechtsstaat zich kenschetsen als een "vals plat" en dat stelt heel specifieke eisen aan de professionals van het recht.

Horizontaal recht

Ieder mens is uniek en verdient zoveel mogelijk ruimte om zijn of haar unieke zelf te vinden en tot maximale bloei te brengen. Dit vergt ook dat het individu zijn unieke identiteit moet kunnen uiten en uitdrukken: ‘expressief individualisme’ noemt de Amerikaanse rechtssocioloog Lawrence Friedman dit. De persoonlijke ontplooiing en expressie van de identiteit gebeurt echter niet in een sociaal vacuüm. De mens, ook de moderne, blijft een gemeenschapswezen. Mensen hebben anderen nodig als rolmodellen, maar ook als bron van veiligheid, erkenning en herkenning. In zijn zoektocht naar zichzelf zal hij op zoek zal gaan naar mensen waar hij zich mee kan identificeren en associëren. In de eerste plaats betekent dit dat variëteit van mensen en culturen een waarde op zich wordt. Een zo groot mogelijke diversiteit aan voorbeelden en menselijke associaties, maakt mogelijk dat het unieke individu zichzelf ontdekt en zich in een gemeenschap van gelijkgestemden ontplooit.[2] Maar als identiteit een vrije keuze is, dan betekent dit ook dat de associatie met anderen ook een vrije keuze moet kunnen zijn. En inderdaad, we gaan er vanuit dat een werkelijk oprecht engagement met anderen alleen een vrijwillig engagement kan zijn. De associaties die hier ontstaan noemt Friedman ‘horizontale groepen’. Friedman: "Many of the groups and organizations of modern life are voluntary; moreover, they are horizontal interest or status groups. They act as vessels for expression or mobilization of the self."[3]

Omdat ze een genetische basis lijken te hebben lijken sommige identiteiten echter niet een kwestie van een vrije keuze te zijn, maar eerder een kwestie van lotsbestemming. Er zijn nu eenmaal eigenschappen - zoals geslacht, ras, etniciteit, of seksuele voorkeur - die zich niet (gemakkelijk) laten veranderen. Maar een actieve associatie met groepen waarin dergelijke eigenschappen centraal worden gesteld en waar deze identiteit op een specifieke wijze cultureel vorm wordt gegeven, is wél een vrije keuze. De genetische basis levert altijd nog enige speelruimte voor opvattingen en levensstijlen die er mee kunnen worden verbonden. Friedman noemt dit ‘horizontale groepen’ omdat ze open zijn; kenmerkend voor dergelijke associaties is vrije toegankelijkheid. Een dergelijke groep kan op zichzelf vervolgens heel hiërarchisch en ondemocratisch zijn, maar dat doet niet ter zake. Het is hier vooral van belang dat de toegang (en de uitgang) vrij is.[4]

Maar als identiteit een vrije keuze is, dan wordt de mens ook zelf verantwoordelijk voor zijn identiteit en de daarbij horende loyaliteiten. "People began to feel personally responsible for their place in the world," schrijft Richard Sennett in zijn boek Authority.[5] Dat heeft een belangrijke consequentie. Omdat de identiteit van de moderne mens steeds meer een kwestie van vrije keuze en eigen verantwoordelijkheid is geworden, worden zowel maatschappelijk falen als sociale ongelijkheid sneller als persoonlijk kwetsend ervaren. Neerbuigendheid wordt ook zeer kwetsend: het is een aantasting van het zelf. Dit leidt tot een cultuur van ‘pluralistische gelijkheid’ die grote invloed heeft op de moderne rechtscultuur.[6] Niet alleen moet iedereen zijn zelf gekozen en ontwikkelde identiteit gegund worden en moeten de associaties en loyaliteiten vrij toegankelijk zijn, de verschillende identiteiten en menselijke associaties moeten ook als gelijkwaardig worden beschouwd. Alleen dan zijn ze allemaal een reële optie. Een identiteit als minderwaardig afschilderen is onderdrukkend en beperkend, het maakt het ook veel moeilijker om in vrijheid voor een dergelijke levenswijze en identiteit te kiezen.

Dit verklaart de strijd van de verschillende horizontale groepen om erkenning. Erkenning en gelijk respect bevrijden een onderdrukte groep en de individuele leden die van deze groep deel uitmaken. Friedman:

"If you are not allowed to speak your own language or follow your own customs, without disadvantage, then you are not truly free. [...] In one sense, each modern liberation movement demands the same social goods: each wants acceptance, power, respect, a place in the sun. In short, they all want plural equality. They also want their share of the dominant imagery."[7]

Gezag verandert volgens Lawrence Friedman onder dergelijke omstandigheden ook. Groepen worden mede gebonden door gezagsstructuren. In een samenleving waarin verschillende opvattingen bestaan over het goede leven, en waarin deze opvattingen over welk groepsleven daarbij hoort worden gezien als de vrije keuze van authentieke individuen, wordt gezag ook gekozen gezag. Dat geldt mede voor de moderne staat en zijn recht.

"At bottom, modern authority is chosen authority; or, more precisely, authority that either is or looks chosen. [...] Reduced to its essential elements, the modern state rests on the authority of law, and law rests on the authority of personal choice."[8]

Volgens Friedman is onder invloed van de moderne media de afstand tot het gezag in de gemeenschap ook sterk verkleind. Daar is ook behoefte aan. Burgers aanvaarden het gezag niet omdat het nu eenmaal ‘gegeven’ is, maar omdat ze zich met het gezag kunnen identificeren. Identiteit, groepsloyaliteit én gezag zijn een vrije keuze en dus kunnen gezagsdragers niet meer afstandelijk, onbereikbaar en ontzagwekkend (of zelfs beangstigend) zijn. De verhouding tot het gezag wordt meer ‘horizontaal’. Burgers willen met andere woorden gezagsdragers die zijn zoals zij; gezagsdragers waar ze zich in kunnen herkennen en waar ze zich mee kunnen associëren. "Power, authority, and influence, then, have become relatively more horizontal, though not absolutely."[9]

Dit heeft consequenties voor de manier waarop deze burgers naar het recht kijken. Het recht is het instrument van de burger om zijn leven en de onderlinge relaties vorm te geven en wil het recht gezag hebben, dan moet het recht en haar vertegenwoordigers openstaan voor de burger. Dit is het eindstation van Friedmans betoog. Modern recht is gekozen, open en responsief recht:

"Law is, therefore, open to the public and its representatives; it is, ultimately, their instrument. [...] An open, representative government is by definition a freely chosen government. Somewhat less, obviously, an instrumental legal system is a chosen legal system - not inherited, imposed, or immanent, but produced by the actions and behaviors of individuals moving and planning and conniving in society."[10]

Een pluralistische samenleving zal onvermijdelijk een bron zijn van conflicten en deze hebben een specifiek karakter. Als mensen gelijk respect eisen voor de waarden en levenswijze die verbonden zijn met hun identiteit, dan zal een aantasting van deze waarden en levenswijze al gauw persoonlijk worden opgevat. De moderne burger ervaart deze aantasting als een inbreuk op de (vrijheids-) rechten die zijn zelfgekozen levenswijze moeten beschermen. De morele verontwaardiging laat zich zo gemakkelijk in juridische vorderingen vertalen en de rechter wordt vervolgens in een moeilijke spagaat gedwongen. De rechter moet gelijk respect tonen, maar hij weet ook dat het recht ook niet altijd even neutraal kan zijn ten opzichte van de verschillende opvattingen en levenswijzen in de gemeenschap. Het recht bestaat onwillekeurig uit het in de maatschappij dominante geheel van normen en waarden (alleen al omdat democratische meerderheden de samenleving de wet kunnen voorschrijven) en sommige individuen en groepen zullen zich daar minder in kunnen herkennen dan anderen.

De rechter moet voorzichtig zijn want, nogmaals, de conflicten over juridische rechten en plichten worden tegenwoordig vaak gevoed door onderliggende conflicten over de waarden en levenswijzen die gelijk respect verdienen. Het juridisch oordeel dat de rechter velt, is onwillekeurig ook een signaal met betrekking tot dit onderliggende conflict. Het zal gemakkelijk worden begrepen als een oordeel over de identiteit en associaties van de betrokkenen, zowel binnen als buiten het geding. Zo een oordeel heeft een evaluatief karakter en evaluatief taalgebruik komt heel dichtbij, is heel persoonlijk. Een dergelijk oordeel schrijft immers niet alleen voor wat je moet doen, maar geeft onwillekeurig ook een signaal over wie je moet zijn. De taal van het recht is "inherently idealizing, taking as its constant subject what we ought to do, who we ought to be."[11]

Het is vrijwel onmogelijk om je eigen opvattingen en waarden te verdedigen zonder de opvattingen en waarden van anderen in twijfel te trekken. Ook in het recht is het moeilijk, soms zelfs onmogelijk om te voorkomen dat er een oordeel wordt uitgesproken dat de identiteit en de daarmee samenhangende levensstijl raakt, en dus intens persoonlijk zal worden opgevat.[12] Het tonen van gelijk respect is in een moderne samenleving dansen op een slap koord. Het (juridische) gelijk en de daarmee samenhangende waardering van de één, betekent vaak een afwijzing van de ander; het betekent onwillekeurig dat er een rangorde wordt aangebracht en dat je mensen ongelijk behandelt. Het betekent ook dat sommige identiteiten als minder waardig, en dus als minderwaardig worden beoordeeld waarmee het moeilijker wordt gemaakt om voor deze identiteit en de daarmee samenhangende gemeenschappen en associaties te kiezen.

Horizontale juristen

Maar gelijk respect is en blijft één van de fundamentele beginselen van de moderne rechtsorde en het tonen van gelijk respect begint met een open houding - met een open mind - ten opzichte van de verschillende mensen waar je mee te maken krijgt. Misschien wisten eerdere generaties juristen wel precies wie ze voor zich hadden en hoe ze daar mee om moesten gaan, het is in onze ‘samenleving van vreemdelingen’ veel moeilijker om verhoudingen en gevoeligheden goed in te schatten. Zoals Gellner betoogt: burgers zijn voorzichtiger geworden in de omgang met de mensen waar ze mee te maken krijgen.[13] Ook de juristen worden voorzichtiger en proberen op een meer open, gelijkwaardige en wederkerige wijze met burgers om te gaan.

De jurist kan uiteindelijk niet helemaal neutraal zijn, hij vertegenwoordigt immers het recht. Hij kan echter wel de verschillende betrokkenen de ruimte geven om zich te uiten, om tekst en uitleg te vragen en om in discussie te gaan. De jurist moet dan niet onbenaderbaar en ongenaakbaar zijn. Alleen een lage drempel maakt een gelijkwaardige samenwerking met de burger mogelijk, alleen een open en responsieve houding geeft de burger het gevoel dat hij er werkelijk toe doet en dat hij serieus genomen wordt. De afstand tussen de jurist en de burger moet daartoe worden verkleind, de kloof die de gezagsdrager geneigd is te creëren moet worden overbrugd.[14] De verhouding tussen recht en maatschappij is ook daadwerkelijk  ‘horizontaler’ geworden en dit impliceert dat juristen in staat moeten zijn de vaste verticale rolverhouding soms te doorbreken. De jurist die ‘uit zijn rol valt’ kan meer van zich zelf laten zien en persoonlijker worden. Alleen deze open en laagdrempelige jurist kan werkelijk de herkenning en erkenning bieden die de moderne burger van het recht vraagt. Roberto Unger formuleert dit mooi (zij het wat idealistisch):

"Thanks to this weakening [of the bonds of social division and hierarchy] we become more fully available to one another as the originals we all know ourselves to be, rather than as performers of a social role handed down to us. [...] In a deepened democracy people must be able to see themselves and one another as individuals capable of escaping their confined roles."[15]

Een zelfverzekerd en trots engagement met het recht kan hier echter een behoorlijke hindernis zijn. Van oudsher hebben juristen de neiging hebben om afstand te houden tot de burger en zijn particuliere waarden en belangen en een dergelijke afstandelijkheid kan leiden tot een verkokerde blik en tot wereldvreemdheid.[16] Afstandelijkheid en ongenaakbaarheid werd vaak op zich al als paternalistisch wordt ervaren, nog los van de inhoud van het gevelde oordeel. Beroepstrots en een beroep op ‘belangeloze liefde voor de publieke zaak’ kan de burger bovendien het gevoel geven dat hij geen edele motieven heeft en dat hij dus moreel inferieur is. Een sterk moreel engagement met orde en gezag maakt de burger onzeker, kan zelfs gemakkelijk een gevoel van schaamte en minderwaardigheid veroorzaken. Het is onmogelijk om zo gelijk respect te tonen, zo kunnen juristen nauwelijks op een gelijkwaardige wijze omgaan met de burger.[17]

Een zelfverzekerd, autonoom engagement wekt de indruk dat men op geen enkele manier afhankelijk is van de waardering van anderen. Eerdere generaties juristen beschouwden alleen het oordeel van een ‘gelijke’ - een peer - relevant en beschouwden de leek als niet oordeelkundig en hun oordeel dus ook als niet ter zake. Maar de jurist die zich op een dergelijke manier ongenaakbaar en autonoom gedraagt, kan geen gelijk respect tonen. Hij toont namelijk helemaal niets. Deze gesloten houding en onverschilligheid voor het oordeel van ‘ongelijken’ biedt weinig ruimte voor een open en gelijkwaardige verhouding met de burger. In de woorden van Richard Sennett: "Indifference to ordinary people has, of course, a shaming effect: it makes them feel they don’t count."[18]

Een gesloten (paternalistische of autonome) houding is een afspiegeling van het gesloten karakter van het recht en van de verticale verhouding tussen recht en maatschappij. De geslotenheid van het recht en de typisch juridische rationaliteit die dit oplevert, maken het recht, en dus de jurist, weinig flexibel. Bovendien worden juristen voor de leek vaak onbegrijpelijk en onnavolgbaar. De rigide, gesloten houding maakt een werkelijk geslaagde vertaalslag van recht naar concrete mensen en hun concrete problemen vaak moeilijk. Formalisme kan verstikkend werken, een verwijt dat typisch bureaucraten wordt gemaakt. Bovendien is er voortdurend het gevaar dat de juridische rationaliteit te ver afwijkt van het gezonde verstand van de mensen waar het recht zich toe richt. Een burger kan een dergelijk recht alleen maar passief over zich heen laten komen, hij kan er op geen enkele manier in participeren. Hij wordt, kortom, buitengesloten.[19]

Een strikt juridisch engagement werkt vervreemdend en een autonome houding kan in een moderne samenleving een gezagscrisis van het recht veroorzaken. Dit is sinds de jaren zestig een structureel probleem. Bovendien laat de moderne samenleving zich door voortdurende beweging en verandering  kenmerken. Lawrence Friedman: "The only universal principles are the principles of change. [...] Change necessarily undermines belief in changelessness - belief in timeless, sacred orders of being."[20] Omdat moderne burgers gewend zijn aan verandering, leggen zij zich niet zomaar neer bij de orde der dingen. We geloven niet meer dat het recht in de sterren geschreven staat en op geen enkele manier kan worden veranderd of aangepast aan specifieke omstandigheden en problemen. Onze rechtsorde is kortom geen lotsbestemming. We geloven ook niet meer dat recht noodzakelijkerwijs verticaal recht is en aanvaarden niet dat, hoewel hij in de liberale democratische samenleving verder actief en mondig kan zijn, hij in het recht passief, eerbiedig, onderdanig of zelfs bang moet zijn.

Het recht moet zich toch soepel kunnen aanpassen aan steeds veranderende behoeften en omstandigheden? Een open systeem is flexibeler en maakt het gemakkelijker voor juristen om te blijven leren en innoveren. Nonet & Selznick stellen  in Law and Society in Transition dat het recht onder deze omstandigheden van karakter verandert: "In this way the legal arena becomes a special kind of political forum and legal participation takes on a political dimension. In other words, legal action comes to serve as a vehicle by which groups and organizations may participate in the determination of public policy."[21]

Het recht wordt flexibeler, opener en responsiever. Als burgers worden benaderd als gelijkwaardige discussiepartners, dan krijgen ze een reële kans om te participeren. Burgers krijgen  daarmee ook het gevoel dat hun ideeën en belangen er daadwerkelijk toe doen in het recht, en dus dat zij er iets toe doen. En waarom zouden de burgers niet in staat zijn tot een constructieve bijdrage aan het recht? Een belangrijke vooronderstelling in een democratie is en blijft dat de gemiddelde burger volwassen genoeg is en genoeg kennis en vaardigheden heeft om zonder hulp van specialisten te participeren in de besluitvorming in de gemeenschap. De opvatting dat het niet aan de burger kan worden overgelaten hier over te oordelen en mee te praten is elitair en ondemocratisch. In een democratie kunnen burgers heel goed onverstandig zijn en ongelijk hebben. Het is echter geen optie ze bij voorbaat niet serieus te nemen. Roberto Unger: "The advances of democracy - its institutional innovations and its spurs to practical progress and individual liberation - must move toward fulfilling people’s interests and realizing their ideals as they themselves see their ideals and interests."[22]

Een minder ‘legalistische’ stijl van redeneren en argumenteren maakt volgens Nonet en Selznick ruimte voor een grotere inbreng door niet-ingewijden. Een meer open systeem - een systeem waarin, in plaats van op hiërarchisch geordende regels, meer de nadruk wordt gelegd op rechtsbeginselen, op typisch juridische waarden of op bepaalde beleidsdoelstellingen - maakt een meer open discussie en argumentatie mogelijk. Deze discussie kan ook meer in gewone mensentaal gevoerd worden, en de motivatie voor beslissingen wordt ook toegankelijker. Friedman: "Reasoning would be free, frank, and rational, never technical or legalistic."[23] Tegelijkertijd zorgen deze beginselen of doelstellingen er voor dat de bewegingsvrijheid van juristen weer niet zo groot wordt dat ze volledig onvoorspelbaar en willekeurig worden.[24]

Uiteindelijk staat of valt alles met de houding van juristen. Open recht en gelijk respect vereisen het vergroten van wederkerigheid, een opener communicatie en evenwichtige samenwerking tussen jurist en burger. De jurist hanteert een meer bemiddelende stijl, geeft openheid van zaken over zijn overwegingen en beweegredenen en gaat een gelijkwaardige discussie aan.[25] Als zijn eisen niet kunnen worden gehonoreerd, kan op zijn minst in gewone mensentaal worden uitgelegd welke waarden en belangen voorrang verdienen boven die van hem en waarom. De kloof tussen recht en burger wordt zo overbrugd: "we become more fully available to one another as the originals we all know ourselves to be rather than as performers of a social role handed down to us." [26]

De burger kan het gevoel krijgen dat hij erkend wordt als volwassen gesprekspartner en niet louter een passief lijdend voorwerp is van het recht. Zoals Nonet en Selznick betoogden krijgt het recht meer het karakter van een ‘open forum’ waar de burgers gelijkwaardig een actieve bijdrage kunnen leveren aan de discussie en deliberatie over de beginselen en doelstellingen van het recht. Deze discussies zijn een belangrijke bron van informatie over het gezag van het recht en de mogelijkheden van innovatie, zodat het recht beter aansluit bij de waarden, wensen en verlangens van hen die aan het recht onderworpen zijn. Als burgers zelf een ‘sense of agency’ krijgen omdat ze serieus kunnen participeren, dan is de kans aanwezig dat ze zich ook beter kunnen identificeren met het recht. Voor wat mensen zelf tot stand brengen, voelen ze zich ook zelf verantwoordelijk.[27]

Maar wat draagt de beslissing van de rechter uiteindelijk? De persoonlijke overtuiging dat na rijp beraad over alles dat er aan argumenten is aangedragen en besproken, deze beslissing de enige juiste is. Met nadruk op de persoonlijk: het gaat om de oprechte, oftewel echte overtuiging. Zodra de betrokkenen het gevoel krijgen dat de rechter er zelf niet echt achter staat, dat hij of zij niet echt gelooft dat de genomen beslissing de juiste is, maar op één of andere manier de indruk wekt een toneelstuk op te voeren, op de automatische piloot te beslissen of slechts een zetbaas te zijn, zal dit in een moderne samenleving als respectloos worden ervaren. De moderne burger eist gelijk respect van de overheid in het algemeen en van de rechter in het bijzonder, en de rechter toont alleen gelijk respect als hij of zij zijn persoonlijke verantwoordelijkheid neemt en zelf beslist op basis van datgene dat hij of zij in alle eerlijkheid en openheid daadwerkelijk als doorslaggevend ervaart. Als de rechter de betrokkenen dat gevoel niet weet te geven, dan zal de motivering in het vonnis niet overtuigen.[28] Met andere woorden, ook de rechter ontkomt niet aan de authenticiteitscultuur die de moderne samenleving kenmerkt.

Concluderende opmerkingen

Eenheid in verscheidenheid - in varietate concordia - is het motto van de Europese Unie.[29] Het zou evengoed het motto van iedere afzonderlijke lidstaat kunnen zijn omdat het verwijst naar een spanningsveld waar alle moderne samenlevingen mee te maken hebben. Een geordende samenleving vergt eenheid, oftewel integriteit op verschillende niveaus. Het vergt eenduidige gezagsstructuren, een consistent geheel van juridische regels en consequente en betrouwbare (integere) ordehandhavers en beslechters van conflicten. Verticaal recht is een belangrijk instrument in het streven naar orde. De metafoor van verticaal recht levert echter een eenzijdig beeld op omdat in de authenticiteitscultuur die onze moderne wereld kenmerkt naast eenheid ook verscheidenheid een waarde op zich is geworden. Moderne mensen willen deel uitmaken van open horizontale groepen waarin ze zich thuis voelen en zichzelf kunnen zijn, en waar ze zich maximaal kunnen ontplooien. De staat moet daar ruimte voor laten. Sterker nog, de staat zal zelf ook tot op zekere hoogte kenmerken gaan vertonen van een horizontale groep.

Maar net zo min als een onvervalste autoritaire staat nog van deze tijd is, is een volledig horizontale staat volgens Lawrence Friedman ondenkbaar. De verhouding tussen staat en burger houdt altijd verticale trekken die nu eenmaal kenmerkend zijn voor gezagsstructuren. Het is goed je dit bewust te blijven, vooral ook omdat deze verticale logica in moderne samenlevingen vaak verhuld wordt door de nodige vertoon van gelijkwaardigheid. "Politieke correctheid" laat zich kort samenvatten als een norm gebaseerd op gevoeligheid voor de gevolgen met betrekking tot de gelijkwaardigheid van individuen en groepen van de manier waarop je over hen spreekt; een gevoeligheid die kenmerkend is voor moderne samenlevingen. Maar als conflicten dreigen te escaleren wordt duidelijk dat er wel degelijk nog een "bevelshuishouding" schuilgaat achter de façade van de horizontale staat, die ook wel degelijk legitimiteit geniet in de samenleving. Onze moderne maatschappij is, kortom, een vals plat.

*Mr. Arie-Jan Kwak is universitair docent encyclopedie rechtsgeleerdheid aan de universiteit Leiden

Literatuurlijst

Appiah, K. A., Cosmopolitanism, Ethics in a World of Strangers, W. W. Norton & Company New York 2006

Aubert, V., The Hidden Society, Bedminster Press Inc. Totowa NJ 1965

Bourdieu, P. Practical Reason, On the Theory of Action, Polity Press Cambridge UK 1998

Brint, S., In an Age of Experts, The Changing Role of Professionals in Politics and Public Life, Princeton University Press Princeton NJ 1994

Freidson, E., Professionalism, The Third Logic, Polity Press Cambridge UK 2001.

Friedman, L. M., The Legal System, A Social Science Perspective, Russell Sage Foundation 1975

Friedman, L. M., Total Justice, Russell Sage Foundation New York 1985

Friedman, L. M., The Republic of Choice, Law, Authority, and Culture, Harvard University Press Cambridge Mass. 1990

Friedman, L.M., Horizontal society, Yale University Press New Haven and London 1999

Gellner, E. ‘The Social Roots of Egalitarianism’, in: Gellner, E., Culture, Identity and Politics, Cambridge University Press Cambridge UK 1978

Giddens, A., The Consequences of Modernity, Polity Press Cambridge UK 1991

Nobles R. & D. Schiff, A Sociology of Jurisprudence, Hart Publishing Oxford and Portland Or. 2006

Nonet, P., & Selznick, P., Law and  Society in Transition, Toward Responsive Law, Transaction Publishers London 2001

Rachlinski, J.J., ‘Judicial psychology’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012) pp. 15-34

Rassin, E., ‘Inleiding op ‘Judicial psychology’ van J.J. Rachlinski’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012), pp. 11-4

Sennett, R. Authority, Alfred A. Knopf, New York 1980

Shapiro, M., Courts, A Comparative and Political Analysis, The University of Chicago Press 1981.

Taylor, C., Sources of the Self, The Making of Modern Identity, Cambridge University Press Cambridge UK 1989

Taylor, C., The Ethics of Authenticity, Harvard University Press Cambridge Mass. 1991

Unger, R.M., Passion, An Essay on Personality, Free Press New York 1984

Unger, R. M., Democracy Realized, The Progressive Alternative, Verso New York 1998

White, J. B., Justice as Translation, An Essay in Cultural and Legal Criticism, The University of Chicago Press 1990

 

 


[1] ‘Henk Kamp en de Koosje Koster van 2008,’ NRC Handelsblad, 10 september 2008.

[2] "Cosmopolitans think human variety matters because people are entitled to the options they need to shape their lives in partnership with others. [...] If we want to preserve a wide range of human conditions because it allows free people the best chance to make their own lives, there is no place for the enforcement of diversity by trapping people within a kind of difference they long to escape." Appiah, K. A., Cosmopolitanism, Ethics in a World of Strangers, W. W. Norton & Company New York 2006, pp. 104, 105

[3] Friedman, L. M., The Republic of Choice, Law, Authority, and Culture, Harvard University Press Cambridge Mass. 1990, p. 88

[4]Friedman, L.M., Horizontal society, Yale University Press New Haven and London 1999, pp. 5-8; "[S]elf-promoting individualism is worshipped while association is preferred to be voluntary. Their relations and conversations lack a script, and the lack of a script both silences people and gives them room to speak." Unger, R. M., Democracy Realized, The Progressive Alternative, Verso New York 1998, p. 239

[5] Sennett, R. Authority, Alfred A. Knopf, New York 1980, p. 46

[6] "A theory of plural equality underlies modern legal culture." Friedman, L. M., Total Justice, Russell Sage Foundation New York 1985, pp. 107, 108, 120

[7] Friedman, The Horizontal Society, 178, 179, 224; "What is new is the demand for legitimacy, the demand that society accept the options as good, as valid, as the historical options, which are acceptable because they stemmed from the one true and proper moral code." Friedman, Total Justice, 143; "Moreover, followers of many of these styles and ways of life - including some once outlawed and despised - demand and sometimes get recognition, acceptance, and legitimacy." Friedman, The Republic of Choice, 7

[8] Freidman, The Republic of Choice, 8, 12, 17, 37, 39

[9] Friedman, The Horizontal Society, 5, 6, 7; "Authority is no longer vested in the holders of vertical power- at least not to the same extent. It is more diffuse - more horizontal. Leaders are no longer distant, awesome, and unknown; they are familiar figures of TV, and they are joined to their subjects in a symbiosis of symbols and images." Friedman, The Horizontal Society, 14, 15

[10] Friedman, The Republic of Choice, 19, 20, 22, 23

[11] White, J. B., Justice as Translation, An Essay in Cultural and Legal Criticism, The University of Chicago Press 1990, pp. 79, 80; "Evaluative language [...] aims to shape not just our acts but our thoughts and feelings." Appiah, Cosmopolitanism, 60

[12] "To defend one’s own values or beliefs without attacking or throwing doubt upon those of others with differing view is well nigh impossible." Aubert, V., The Hidden Society, Bedminster Press Inc. Totowa NJ 1965,p.  95; "On identity issues, too, it matters greatly how people evaluate identities - which ones are good and bad, beautiful or ugly, intelligent or stupid." Friedman, The Horizontal Society, 138, 139; "The projecting of an inferior or demeaning image on another can actually distort and oppress, to the extent that it is interiorized. [...] Indeed, it might even be argued that any political society based on some strong notion of the common good will of itself by this very fact [...] thereby deny equal recognition." Taylor, The Ethics of Authenticity, 49, 50, 51

[13] Gellner, E. ‘The Social Roots of Egalitarianism’, in: Gellner, E., Culture, Identity and Politics, Cambridge University Press Cambridge UK 1978, p. 93

[14] "The further away that personage is, the more he or she will inspire fear and awe. The closer the authority comes, the less omnipotent the authority can appear. [...] This is the demystifying of authority; differences of strength may remain, but the authority is dispossessed of Otherness - of strength which appears mysterious and unfathomable. Because there is no longer a secret, the authority is not separated by an unbridgeable gulf from his or her subjects." Sennett, Authority, 159

[15] Unger, Democracy Realized, 249, 256

[16] "Committed institutions [...] become wedded to their perspectives and ways of doing things; they lose sensitivity for their environment." Nonet, P., & Selznick, P., Law and  Society in Transition, Toward Responsive Law, Transaction Publishers London 2001, p. 76

[17] Een belangeloos engagement met de publieke zaak is overigens nooit de hele waarheid. Het kan dus bevrijdend zijn voor de burger om zich te realiseren dat juristen belang hebben bij belangeloosheid: "As a generation of critics of professionalism has correctly argued, undisputed claims to representing "the public good" can lead to excesses of self-interest legitimated in the name of professional authority." Brint, S., In an Age of Experts, The Changing Role of Professionals in Politics and Public Life, Princeton University Press Princeton NJ 1994, p. 16; "Of course those who rejected paternalism were right to do so: paternalistic authorities hold out a false love to their subjects. False because the leader cares for these subjects only insofar as it serves his interests. Unlike a patrimonial figure, he makes a gift of his resources to others." Sennett, Authority, 82; Bourdieu, P. Practical Reason, On the Theory of Action, Polity Press Cambridge UK 1998, pp. 141-145

[18] Sennett, Authority, 86, 88, 93; Unger, R.M., Passion, An Essay on Personality, Free Press New York 1984, pp. 199-202

[19] "In fact, as we have emphasized, formal accountability can suffocate institutions, paralyze energies, and hinder problem solving, thus aggravating instead of controlling incompetence." Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 107, 108; "legalism is reasoning which offends some community sense of the logic of meaning. In other words, legalism, whatever else it is, violates the standards of reasoning used outside the law." Friedman, L. M., The Legal System, A Social Science Perspective, Russell Sage Foundation 1975, p. 213

[20] Sennett, Authority, 7; Friedman, The Republic of Choice, 53; Giddens, A., The Consequences of Modernity, Polity Press Cambridge UK 1991

[21] Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 96; Sennett, Authority, 154, 155, 168, 170

[22] Unger, Democracy Realized, 10; Freidson, E., Professionalism, The Third Logic, Polity Press Cambridge UK 2001, pp. 116, 117

[23] "In a society with open premises, reasoning conforms to common sense, that is, to conventional ways of thinking, to ordinary language, to the habits of thought of everyday life." Friedman, The Legal System, 243, 248, 249; "These considerations suggest that in a developed system the logic of legal judgment becomes closely congruent with the logic of moral and practical judgment." Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 89

[24] "Purposes set standards for criticizing established practice, thereby opening ways to change. At the same time, taken seriously, they can control administrative discretion and thus mitigate the risk of institutional surrender. [...] Thus a distinctive feature of responsive law is the search for implicit values in rules and policies." Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 77, 79; Nobles R. & D. Schiff, A Sociology of Jurisprudence, Hart Publishing Oxford and Portland Or. 2006, pp. 108, 109

[25]

"Moreover, where courts preserve a more or less mediatory style, they may subtl

Vals plat (2). Over authenticiteit en horizontaal recht

 

 

 

Arie-Jan Kwak*

 

 

 

Inleiding

 

Op 23 april 1966 werd de studente Koosje Koster tijdens een demonstratie op het Spui in Amsterdam gearresteerd omdat ze krenten uitdeelde aan de politie. De krenten moesten de kruideniersmentaliteit - de "krenterigheid" - symboliseren die de "regentenstaat" volgens de opstandige jeugd kenmerkte. De politie wist niet hoe ze met dit soort ludieke, maar tegelijkertijd provocerende acties aan moest. De provobeweging waar Koosje deel van uit maakte toonde weinig respect, laat staan eerbied voor het gezag. Met dergelijke acties maakte provo het gezag zelfs enigszins belachelijk, en daardoor minder effectief. De politie voelde dit haarfijn aan en reageerde in dit geval excessief. Koosje Koster werd gearresteerd en in verzekerde bewaring gesteld. Op het bureau werd ze in het kader van de fouillering geheel uitgekleed en uitgebreid verhoord. Uiteindelijk is ze door een kantonrechter voor de verstoring van de openbare orde tot een boete van f25,- veroordeeld. De overdreven reactie van de politie heeft het gezag van de politie misschien uiteindelijk nog wel meer geschaad dan Kosters plagerij. Na Kamervragen heeft de minister de verantwoordelijke hoofdcommissaris in Amsterdam om deze reden ontslagen.

 

Dit lijkt nu een anekdote uit een andere wereld. Tegenwoordig duiden we de ludieke provocaties van provo als onderdeel van een brede en fundamentele cultuurverandering die al jaren aan de gang was; een sociaalculturele ontwikkeling waarin de verhouding van de burger tot het gezag structureel veranderde. Ongetwijfeld identificeert niemand zich tegenwoordig nog met de nerveuze agenten die zich de vernederende grappen en grollen van provo moesten laten welgevallen. De meeste mensen zullen veeleer sympathie hebben voor de slachtoffers van overdreven politieoptreden in die tijd. De cultuurverandering die heeft plaatsgevonden, heeft de ruimte vergroot die het individu heeft om zich te onttrekken aan het paternalisme en moralisme dat de traditionele gezagsverhoudingen kenmerkte. We zien de "revolutie van 66" nu als een reeks incidenten voortkomend uit de behoefte van de burger zich te emanciperen uit de traditionele gezagsverhoudingen. De nieuwe generatie eiste meer ruimte om zichzelf te zijn, niet alleen in woord maar ook in daad.

 

Een paar jaar geleden verwijst Jan Blokker in een column in het NRC Handelsblad naar de arrestatie van Koosje Koster als hij de reactie van het Tweede Kamerlid Henk Kamp op het incident met de Islamitische "weiger-advocaat" Mohammed Enait bespreekt: "Mohammed Enait is de Koosje Koster van 2008. Wat hij in al die actualiteitenrubrieken ten beste gaf, was hetzelfde wat de 24-jarige studente in april 1966 op het Amsterdamse Spui uitdeelde: krenten. Kamp begreep ook meteen wat zijn rol moest zijn: ‘Het gaat hier, mevrouw de voorzitter, om meer dan een incident. Hier wil iemand de rechtsstaat ontwrichten, en dat moeten we hem niet gunnen’. Het Kamerlid stond er bij als een diender van veertig jaar geleden (hulpagenten werden in die dagen vaak uit de Achterhoek gerekruteerd), die Koosje zag ronddelen, en geen seconde hoefde na te denken alvorens tot arrestatie over te gaan."[1]

 

Net zoals er in de jaren zestig veel minder burgers waren die konden lachen om de ludieke provocaties van provo, zo kunnen nu ook veel minder mensen zich identificeren met deze "weiger-advocaat" dan met de Koosje Kosters van weleer. De weigering om op te staan voor de binnenkomende rechter werd niet alleen door Henk Kamp gezien als bedreigend voor de rechtsstaat; een deel van Nederlandse bevolking vond dat deze advocaat tot de orde werd geroepen en in het gareel werd gedwongen. Het gezag van de rechtsstatelijke en democratische instituties staat al decennialang onder druk, de boosheid over verstoring van de orde in de rechtszaal vermengde zich met de angst voor verstoring van de openbare orde en veiligheid als gevolg van de instroom van (Islamitische) allochtonen in onze samenleving. Terwijl de overdreven arrestatie van Koosje Koster tegenwoordig vaak wordt gezien als een stuiptrekking van een relatief autoritair systeem dat sindsdien gelukkig is hervormd, wordt het incident met de weiger-advocaat door Henk Kamp en vele anderen ervaren als een gevaarlijke provocatie van het statelijke gezag:  "Hier wil iemand de rechtsstaat ontwrichten, en dat moeten we hem niet gunnen."

 

De staat is verantwoordelijk voor de orde, en op grond van die verantwoordelijkheid worden individuele burgers zo niet goedschiks, dan wel kwaadschiks in een keurslijf gedwongen. De moderne rechtscultuur wordt echter ook gekenmerkt door een emancipatiemotief dat grenzen stelt aan de ruimte die de staat heeft om deze ordescheppende taak te vervullen. In het eerste opstel heb ik het idee van authenticiteit als onderdeel van onze horizontale samenleving en (rechts-)cultuur geschetst en in dit opstel wil ik nader onderzoeken wat dit precies voor het recht en haar vertegenwoordigers betekent. Uiteindelijk laat onze rechtsstaat zich kenschetsen als een "vals plat" en dat stelt heel specifieke eisen aan de professionals van het recht.

 

 

 

Horizontaal recht

 

Ieder mens is uniek en verdient zoveel mogelijk ruimte om zijn of haar unieke zelf te vinden en tot maximale bloei te brengen. Dit vergt ook dat het individu zijn unieke identiteit moet kunnen uiten en uitdrukken: ‘expressief individualisme’ noemt de Amerikaanse rechtssocioloog Lawrence Friedman dit. De persoonlijke ontplooiing en expressie van de identiteit gebeurt echter niet in een sociaal vacuüm. De mens, ook de moderne, blijft een gemeenschapswezen. Mensen hebben anderen nodig als rolmodellen, maar ook als bron van veiligheid, erkenning en herkenning. In zijn zoektocht naar zichzelf zal hij op zoek zal gaan naar mensen waar hij zich mee kan identificeren en associëren. In de eerste plaats betekent dit dat variëteit van mensen en culturen een waarde op zich wordt. Een zo groot mogelijke diversiteit aan voorbeelden en menselijke associaties, maakt mogelijk dat het unieke individu zichzelf ontdekt en zich in een gemeenschap van gelijkgestemden ontplooit.[2] Maar als identiteit een vrije keuze is, dan betekent dit ook dat de associatie met anderen ook een vrije keuze moet kunnen zijn. En inderdaad, we gaan er vanuit dat een werkelijk oprecht engagement met anderen alleen een vrijwillig engagement kan zijn. De associaties die hier ontstaan noemt Friedman ‘horizontale groepen’. Friedman: "Many of the groups and organizations of modern life are voluntary; moreover, they are horizontal interest or status groups. They act as vessels for expression or mobilization of the self."[3]

 

Omdat ze een genetische basis lijken te hebben lijken sommige identiteiten echter niet een kwestie van een vrije keuze te zijn, maar eerder een kwestie van lotsbestemming. Er zijn nu eenmaal eigenschappen - zoals geslacht, ras, etniciteit, of seksuele voorkeur - die zich niet (gemakkelijk) laten veranderen. Maar een actieve associatie met groepen waarin dergelijke eigenschappen centraal worden gesteld en waar deze identiteit op een specifieke wijze cultureel vorm wordt gegeven, is wél een vrije keuze. De genetische basis levert altijd nog enige speelruimte voor opvattingen en levensstijlen die er mee kunnen worden verbonden. Friedman noemt dit ‘horizontale groepen’ omdat ze open zijn; kenmerkend voor dergelijke associaties is vrije toegankelijkheid. Een dergelijke groep kan op zichzelf vervolgens heel hiërarchisch en ondemocratisch zijn, maar dat doet niet ter zake. Het is hier vooral van belang dat de toegang (en de uitgang) vrij is.[4]

 

Maar als identiteit een vrije keuze is, dan wordt de mens ook zelf verantwoordelijk voor zijn identiteit en de daarbij horende loyaliteiten. "People began to feel personally responsible for their place in the world," schrijft Richard Sennett in zijn boek Authority.[5] Dat heeft een belangrijke consequentie. Omdat de identiteit van de moderne mens steeds meer een kwestie van vrije keuze en eigen verantwoordelijkheid is geworden, worden zowel maatschappelijk falen als sociale ongelijkheid sneller als persoonlijk kwetsend ervaren. Neerbuigendheid wordt ook zeer kwetsend: het is een aantasting van het zelf. Dit leidt tot een cultuur van ‘pluralistische gelijkheid’ die grote invloed heeft op de moderne rechtscultuur.[6] Niet alleen moet iedereen zijn zelf gekozen en ontwikkelde identiteit gegund worden en moeten de associaties en loyaliteiten vrij toegankelijk zijn, de verschillende identiteiten en menselijke associaties moeten ook als gelijkwaardig worden beschouwd. Alleen dan zijn ze allemaal een reële optie. Een identiteit als minderwaardig afschilderen is onderdrukkend en beperkend, het maakt het ook veel moeilijker om in vrijheid voor een dergelijke levenswijze en identiteit te kiezen.

 

Dit verklaart de strijd van de verschillende horizontale groepen om erkenning. Erkenning en gelijk respect bevrijden een onderdrukte groep en de individuele leden die van deze groep deel uitmaken. Friedman:

 

 

 

"If you are not allowed to speak your own language or follow your own customs, without disadvantage, then you are not truly free. [...] In one sense, each modern liberation movement demands the same social goods: each wants acceptance, power, respect, a place in the sun. In short, they all want plural equality. They also want their share of the dominant imagery."[7]

 

 

 

Gezag verandert volgens Lawrence Friedman onder dergelijke omstandigheden ook. Groepen worden mede gebonden door gezagsstructuren. In een samenleving waarin verschillende opvattingen bestaan over het goede leven, en waarin deze opvattingen over welk groepsleven daarbij hoort worden gezien als de vrije keuze van authentieke individuen, wordt gezag ook gekozen gezag. Dat geldt mede voor de moderne staat en zijn recht.

 

 

 

"At bottom, modern authority is chosen authority; or, more precisely, authority that either is or looks chosen. [...] Reduced to its essential elements, the modern state rests on the authority of law, and law rests on the authority of personal choice."[8]

 

 

 

Volgens Friedman is onder invloed van de moderne media de afstand tot het gezag in de gemeenschap ook sterk verkleind. Daar is ook behoefte aan. Burgers aanvaarden het gezag niet omdat het nu eenmaal ‘gegeven’ is, maar omdat ze zich met het gezag kunnen identificeren. Identiteit, groepsloyaliteit én gezag zijn een vrije keuze en dus kunnen gezagsdragers niet meer afstandelijk, onbereikbaar en ontzagwekkend (of zelfs beangstigend) zijn. De verhouding tot het gezag wordt meer ‘horizontaal’. Burgers willen met andere woorden gezagsdragers die zijn zoals zij; gezagsdragers waar ze zich in kunnen herkennen en waar ze zich mee kunnen associëren. "Power, authority, and influence, then, have become relatively more horizontal, though not absolutely."[9]

 

Dit heeft consequenties voor de manier waarop deze burgers naar het recht kijken. Het recht is het instrument van de burger om zijn leven en de onderlinge relaties vorm te geven en wil het recht gezag hebben, dan moet het recht en haar vertegenwoordigers openstaan voor de burger. Dit is het eindstation van Friedmans betoog. Modern recht is gekozen, open en responsief recht:

 

 

 

"Law is, therefore, open to the public and its representatives; it is, ultimately, their instrument. [...] An open, representative government is by definition a freely chosen government. Somewhat less, obviously, an instrumental legal system is a chosen legal system - not inherited, imposed, or immanent, but produced by the actions and behaviors of individuals moving and planning and conniving in society."[10]

 

 

 

Een pluralistische samenleving zal onvermijdelijk een bron zijn van conflicten en deze hebben een specifiek karakter. Als mensen gelijk respect eisen voor de waarden en levenswijze die verbonden zijn met hun identiteit, dan zal een aantasting van deze waarden en levenswijze al gauw persoonlijk worden opgevat. De moderne burger ervaart deze aantasting als een inbreuk op de (vrijheids-) rechten die zijn zelfgekozen levenswijze moeten beschermen. De morele verontwaardiging laat zich zo gemakkelijk in juridische vorderingen vertalen en de rechter wordt vervolgens in een moeilijke spagaat gedwongen. De rechter moet gelijk respect tonen, maar hij weet ook dat het recht ook niet altijd even neutraal kan zijn ten opzichte van de verschillende opvattingen en levenswijzen in de gemeenschap. Het recht bestaat onwillekeurig uit het in de maatschappij dominante geheel van normen en waarden (alleen al omdat democratische meerderheden de samenleving de wet kunnen voorschrijven) en sommige individuen en groepen zullen zich daar minder in kunnen herkennen dan anderen.

 

De rechter moet voorzichtig zijn want, nogmaals, de conflicten over juridische rechten en plichten worden tegenwoordig vaak gevoed door onderliggende conflicten over de waarden en levenswijzen die gelijk respect verdienen. Het juridisch oordeel dat de rechter velt, is onwillekeurig ook een signaal met betrekking tot dit onderliggende conflict. Het zal gemakkelijk worden begrepen als een oordeel over de identiteit en associaties van de betrokkenen, zowel binnen als buiten het geding. Zo een oordeel heeft een evaluatief karakter en evaluatief taalgebruik komt heel dichtbij, is heel persoonlijk. Een dergelijk oordeel schrijft immers niet alleen voor wat je moet doen, maar geeft onwillekeurig ook een signaal over wie je moet zijn. De taal van het recht is "inherently idealizing, taking as its constant subject what we ought to do, who we ought to be."[11]

 

Het is vrijwel onmogelijk om je eigen opvattingen en waarden te verdedigen zonder de opvattingen en waarden van anderen in twijfel te trekken. Ook in het recht is het moeilijk, soms zelfs onmogelijk om te voorkomen dat er een oordeel wordt uitgesproken dat de identiteit en de daarmee samenhangende levensstijl raakt, en dus intens persoonlijk zal worden opgevat.[12] Het tonen van gelijk respect is in een moderne samenleving dansen op een slap koord. Het (juridische) gelijk en de daarmee samenhangende waardering van de één, betekent vaak een afwijzing van de ander; het betekent onwillekeurig dat er een rangorde wordt aangebracht en dat je mensen ongelijk behandelt. Het betekent ook dat sommige identiteiten als minder waardig, en dus als minderwaardig worden beoordeeld waarmee het moeilijker wordt gemaakt om voor deze identiteit en de daarmee samenhangende gemeenschappen en associaties te kiezen.

 

 

 

Horizontale juristen

 

Maar gelijk respect is en blijft één van de fundamentele beginselen van de moderne rechtsorde en het tonen van gelijk respect begint met een open houding - met een open mind - ten opzichte van de verschillende mensen waar je mee te maken krijgt. Misschien wisten eerdere generaties juristen wel precies wie ze voor zich hadden en hoe ze daar mee om moesten gaan, het is in onze ‘samenleving van vreemdelingen’ veel moeilijker om verhoudingen en gevoeligheden goed in te schatten. Zoals Gellner betoogt: burgers zijn voorzichtiger geworden in de omgang met de mensen waar ze mee te maken krijgen.[13] Ook de juristen worden voorzichtiger en proberen op een meer open, gelijkwaardige en wederkerige wijze met burgers om te gaan.

 

De jurist kan uiteindelijk niet helemaal neutraal zijn, hij vertegenwoordigt immers het recht. Hij kan echter wel de verschillende betrokkenen de ruimte geven om zich te uiten, om tekst en uitleg te vragen en om in discussie te gaan. De jurist moet dan niet onbenaderbaar en ongenaakbaar zijn. Alleen een lage drempel maakt een gelijkwaardige samenwerking met de burger mogelijk, alleen een open en responsieve houding geeft de burger het gevoel dat hij er werkelijk toe doet en dat hij serieus genomen wordt. De afstand tussen de jurist en de burger moet daartoe worden verkleind, de kloof die de gezagsdrager geneigd is te creëren moet worden overbrugd.[14] De verhouding tussen recht en maatschappij is ook daadwerkelijk  ‘horizontaler’ geworden en dit impliceert dat juristen in staat moeten zijn de vaste verticale rolverhouding soms te doorbreken. De jurist die ‘uit zijn rol valt’ kan meer van zich zelf laten zien en persoonlijker worden. Alleen deze open en laagdrempelige jurist kan werkelijk de herkenning en erkenning bieden die de moderne burger van het recht vraagt. Roberto Unger formuleert dit mooi (zij het wat idealistisch):

 

 

 

"Thanks to this weakening [of the bonds of social division and hierarchy] we become more fully available to one another as the originals we all know ourselves to be, rather than as performers of a social role handed down to us. [...] In a deepened democracy people must be able to see themselves and one another as individuals capable of escaping their confined roles."[15]

 

 

 

Een zelfverzekerd en trots engagement met het recht kan hier echter een behoorlijke hindernis zijn. Van oudsher hebben juristen de neiging hebben om afstand te houden tot de burger en zijn particuliere waarden en belangen en een dergelijke afstandelijkheid kan leiden tot een verkokerde blik en tot wereldvreemdheid.[16] Afstandelijkheid en ongenaakbaarheid werd vaak op zich al als paternalistisch wordt ervaren, nog los van de inhoud van het gevelde oordeel. Beroepstrots en een beroep op ‘belangeloze liefde voor de publieke zaak’ kan de burger bovendien het gevoel geven dat hij geen edele motieven heeft en dat hij dus moreel inferieur is. Een sterk moreel engagement met orde en gezag maakt de burger onzeker, kan zelfs gemakkelijk een gevoel van schaamte en minderwaardigheid veroorzaken. Het is onmogelijk om zo gelijk respect te tonen, zo kunnen juristen nauwelijks op een gelijkwaardige wijze omgaan met de burger.[17]

 

Een zelfverzekerd, autonoom engagement wekt de indruk dat men op geen enkele manier afhankelijk is van de waardering van anderen. Eerdere generaties juristen beschouwden alleen het oordeel van een ‘gelijke’ - een peer - relevant en beschouwden de leek als niet oordeelkundig en hun oordeel dus ook als niet ter zake. Maar de jurist die zich op een dergelijke manier ongenaakbaar en autonoom gedraagt, kan geen gelijk respect tonen. Hij toont namelijk helemaal niets. Deze gesloten houding en onverschilligheid voor het oordeel van ‘ongelijken’ biedt weinig ruimte voor een open en gelijkwaardige verhouding met de burger. In de woorden van Richard Sennett: "Indifference to ordinary people has, of course, a shaming effect: it makes them feel they don’t count."[18]

 

Een gesloten (paternalistische of autonome) houding is een afspiegeling van het gesloten karakter van het recht en van de verticale verhouding tussen recht en maatschappij. De geslotenheid van het recht en de typisch juridische rationaliteit die dit oplevert, maken het recht, en dus de jurist, weinig flexibel. Bovendien worden juristen voor de leek vaak onbegrijpelijk en onnavolgbaar. De rigide, gesloten houding maakt een werkelijk geslaagde vertaalslag van recht naar concrete mensen en hun concrete problemen vaak moeilijk. Formalisme kan verstikkend werken, een verwijt dat typisch bureaucraten wordt gemaakt. Bovendien is er voortdurend het gevaar dat de juridische rationaliteit te ver afwijkt van het gezonde verstand van de mensen waar het recht zich toe richt. Een burger kan een dergelijk recht alleen maar passief over zich heen laten komen, hij kan er op geen enkele manier in participeren. Hij wordt, kortom, buitengesloten.[19]

 

Een strikt juridisch engagement werkt vervreemdend en een autonome houding kan in een moderne samenleving een gezagscrisis van het recht veroorzaken. Dit is sinds de jaren zestig een structureel probleem. Bovendien laat de moderne samenleving zich door voortdurende beweging en verandering  kenmerken. Lawrence Friedman: "The only universal principles are the principles of change. [...] Change necessarily undermines belief in changelessness - belief in timeless, sacred orders of being."[20] Omdat moderne burgers gewend zijn aan verandering, leggen zij zich niet zomaar neer bij de orde der dingen. We geloven niet meer dat het recht in de sterren geschreven staat en op geen enkele manier kan worden veranderd of aangepast aan specifieke omstandigheden en problemen. Onze rechtsorde is kortom geen lotsbestemming. We geloven ook niet meer dat recht noodzakelijkerwijs verticaal recht is en aanvaarden niet dat, hoewel hij in de liberale democratische samenleving verder actief en mondig kan zijn, hij in het recht passief, eerbiedig, onderdanig of zelfs bang moet zijn.

 

Het recht moet zich toch soepel kunnen aanpassen aan steeds veranderende behoeften en omstandigheden? Een open systeem is flexibeler en maakt het gemakkelijker voor juristen om te blijven leren en innoveren. Nonet & Selznick stellen  in Law and Society in Transition dat het recht onder deze omstandigheden van karakter verandert: "In this way the legal arena becomes a special kind of political forum and legal participation takes on a political dimension. In other words, legal action comes to serve as a vehicle by which groups and organizations may participate in the determination of public policy."[21]

 

Het recht wordt flexibeler, opener en responsiever. Als burgers worden benaderd als gelijkwaardige discussiepartners, dan krijgen ze een reële kans om te participeren. Burgers krijgen  daarmee ook het gevoel dat hun ideeën en belangen er daadwerkelijk toe doen in het recht, en dus dat zij er iets toe doen. En waarom zouden de burgers niet in staat zijn tot een constructieve bijdrage aan het recht? Een belangrijke vooronderstelling in een democratie is en blijft dat de gemiddelde burger volwassen genoeg is en genoeg kennis en vaardigheden heeft om zonder hulp van specialisten te participeren in de besluitvorming in de gemeenschap. De opvatting dat het niet aan de burger kan worden overgelaten hier over te oordelen en mee te praten is elitair en ondemocratisch. In een democratie kunnen burgers heel goed onverstandig zijn en ongelijk hebben. Het is echter geen optie ze bij voorbaat niet serieus te nemen. Roberto Unger: "The advances of democracy - its institutional innovations and its spurs to practical progress and individual liberation - must move toward fulfilling people’s interests and realizing their ideals as they themselves see their ideals and interests."[22]

 

Een minder ‘legalistische’ stijl van redeneren en argumenteren maakt volgens Nonet en Selznick ruimte voor een grotere inbreng door niet-ingewijden. Een meer open systeem - een systeem waarin, in plaats van op hiërarchisch geordende regels, meer de nadruk wordt gelegd op rechtsbeginselen, op typisch juridische waarden of op bepaalde beleidsdoelstellingen - maakt een meer open discussie en argumentatie mogelijk. Deze discussie kan ook meer in gewone mensentaal gevoerd worden, en de motivatie voor beslissingen wordt ook toegankelijker. Friedman: "Reasoning would be free, frank, and rational, never technical or legalistic."[23] Tegelijkertijd zorgen deze beginselen of doelstellingen er voor dat de bewegingsvrijheid van juristen weer niet zo groot wordt dat ze volledig onvoorspelbaar en willekeurig worden.[24]

 

Uiteindelijk staat of valt alles met de houding van juristen. Open recht en gelijk respect vereisen het vergroten van wederkerigheid, een opener communicatie en evenwichtige samenwerking tussen jurist en burger. De jurist hanteert een meer bemiddelende stijl, geeft openheid van zaken over zijn overwegingen en beweegredenen en gaat een gelijkwaardige discussie aan.[25] Als zijn eisen niet kunnen worden gehonoreerd, kan op zijn minst in gewone mensentaal worden uitgelegd welke waarden en belangen voorrang verdienen boven die van hem en waarom. De kloof tussen recht en burger wordt zo overbrugd: "we become more fully available to one another as the originals we all know ourselves to be rather than as performers of a social role handed down to us." [26]

 

De burger kan het gevoel krijgen dat hij erkend wordt als volwassen gesprekspartner en niet louter een passief lijdend voorwerp is van het recht. Zoals Nonet en Selznick betoogden krijgt het recht meer het karakter van een ‘open forum’ waar de burgers gelijkwaardig een actieve bijdrage kunnen leveren aan de discussie en deliberatie over de beginselen en doelstellingen van het recht. Deze discussies zijn een belangrijke bron van informatie over het gezag van het recht en de mogelijkheden van innovatie, zodat het recht beter aansluit bij de waarden, wensen en verlangens van hen die aan het recht onderworpen zijn. Als burgers zelf een ‘sense of agency’ krijgen omdat ze serieus kunnen participeren, dan is de kans aanwezig dat ze zich ook beter kunnen identificeren met het recht. Voor wat mensen zelf tot stand brengen, voelen ze zich ook zelf verantwoordelijk.[27]

 

Maar wat draagt de beslissing van de rechter uiteindelijk? De persoonlijke overtuiging dat na rijp beraad over alles dat er aan argumenten is aangedragen en besproken, deze beslissing de enige juiste is. Met nadruk op de persoonlijk: het gaat om de oprechte, oftewel echte overtuiging. Zodra de betrokkenen het gevoel krijgen dat de rechter er zelf niet echt achter staat, dat hij of zij niet echt gelooft dat de genomen beslissing de juiste is, maar op één of andere manier de indruk wekt een toneelstuk op te voeren, op de automatische piloot te beslissen of slechts een zetbaas te zijn, zal dit in een moderne samenleving als respectloos worden ervaren. De moderne burger eist gelijk respect van de overheid in het algemeen en van de rechter in het bijzonder, en de rechter toont alleen gelijk respect als hij of zij zijn persoonlijke verantwoordelijkheid neemt en zelf beslist op basis van datgene dat hij of zij in alle eerlijkheid en openheid daadwerkelijk als doorslaggevend ervaart. Als de rechter de betrokkenen dat gevoel niet weet te geven, dan zal de motivering in het vonnis niet overtuigen.[28] Met andere woorden, ook de rechter ontkomt niet aan de authenticiteitscultuur die de moderne samenleving kenmerkt.

 

 

 

Concluderende opmerkingen

 

Eenheid in verscheidenheid - in varietate concordia - is het motto van de Europese Unie.[29] Het zou evengoed het motto van iedere afzonderlijke lidstaat kunnen zijn omdat het verwijst naar een spanningsveld waar alle moderne samenlevingen mee te maken hebben. Een geordende samenleving vergt eenheid, oftewel integriteit op verschillende niveaus. Het vergt eenduidige gezagsstructuren, een consistent geheel van juridische regels en consequente en betrouwbare (integere) ordehandhavers en beslechters van conflicten. Verticaal recht is een belangrijk instrument in het streven naar orde. De metafoor van verticaal recht levert echter een eenzijdig beeld op omdat in de authenticiteitscultuur die onze moderne wereld kenmerkt naast eenheid ook verscheidenheid een waarde op zich is geworden. Moderne mensen willen deel uitmaken van open horizontale groepen waarin ze zich thuis voelen en zichzelf kunnen zijn, en waar ze zich maximaal kunnen ontplooien. De staat moet daar ruimte voor laten. Sterker nog, de staat zal zelf ook tot op zekere hoogte kenmerken gaan vertonen van een horizontale groep.

 

Maar net zo min als een onvervalste autoritaire staat nog van deze tijd is, is een volledig horizontale staat volgens Lawrence Friedman ondenkbaar. De verhouding tussen staat en burger houdt altijd verticale trekken die nu eenmaal kenmerkend zijn voor gezagsstructuren. Het is goed je dit bewust te blijven, vooral ook omdat deze verticale logica in moderne samenlevingen vaak verhuld wordt door de nodige vertoon van gelijkwaardigheid. "Politieke correctheid" laat zich kort samenvatten als een norm gebaseerd op gevoeligheid voor de gevolgen met betrekking tot de gelijkwaardigheid van individuen en groepen van de manier waarop je over hen spreekt; een gevoeligheid die kenmerkend is voor moderne samenlevingen. Maar als conflicten dreigen te escaleren wordt duidelijk dat er wel degelijk nog een "bevelshuishouding" schuilgaat achter de façade van de horizontale staat, die ook wel degelijk legitimiteit geniet in de samenleving. Onze moderne maatschappij is, kortom, een vals plat.

 

 

 

 

 

*Mr. Arie-Jan Kwak is universitair docent encyclopedie rechtsgeleerdheid aan de universiteit Leiden

 

 

 

Literatuurlijst

 

 

 

Appiah, K. A., Cosmopolitanism, Ethics in a World of Strangers, W. W. Norton & Company New York 2006

 

Aubert, V., The Hidden Society, Bedminster Press Inc. Totowa NJ 1965

 

Bourdieu, P. Practical Reason, On the Theory of Action, Polity Press Cambridge UK 1998

 

Brint, S., In an Age of Experts, The Changing Role of Professionals in Politics and Public Life, Princeton University Press Princeton NJ 1994

 

Freidson, E., Professionalism, The Third Logic, Polity Press Cambridge UK 2001.

 

Friedman, L. M., The Legal System, A Social Science Perspective, Russell Sage Foundation 1975

 

Friedman, L. M., Total Justice, Russell Sage Foundation New York 1985

 

Friedman, L. M., The Republic of Choice, Law, Authority, and Culture, Harvard University Press Cambridge Mass. 1990

 

Friedman, L.M., Horizontal society, Yale University Press New Haven and London 1999

 

Gellner, E. ‘The Social Roots of Egalitarianism’, in: Gellner, E., Culture, Identity and Politics, Cambridge University Press Cambridge UK 1978

 

Giddens, A., The Consequences of Modernity, Polity Press Cambridge UK 1991

 

Nobles R. & D. Schiff, A Sociology of Jurisprudence, Hart Publishing Oxford and Portland Or. 2006

 

Nonet, P., & Selznick, P., Law and  Society in Transition, Toward Responsive Law, Transaction Publishers London 2001

 

Rachlinski, J.J., ‘Judicial psychology’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012) pp. 15-34

 

Rassin, E., ‘Inleiding op ‘Judicial psychology’ van J.J. Rachlinski’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012), pp. 11-4

 

Sennett, R. Authority, Alfred A. Knopf, New York 1980

 

Shapiro, M., Courts, A Comparative and Political Analysis, The University of Chicago Press 1981.

 

Taylor, C., Sources of the Self, The Making of Modern Identity, Cambridge University Press Cambridge UK 1989

 

Taylor, C., The Ethics of Authenticity, Harvard University Press Cambridge Mass. 1991

 

Unger, R.M., Passion, An Essay on Personality, Free Press New York 1984

 

Unger, R. M., Democracy Realized, The Progressive Alternative, Verso New York 1998

 

White, J. B., Justice as Translation, An Essay in Cultural and Legal Criticism, The University of Chicago Press 1990

 

 

 

 


[1] ‘Henk Kamp en de Koosje Koster van 2008,’ NRC Handelsblad, 10 september 2008.

[2] "Cosmopolitans think human variety matters because people are entitled to the options they need to shape their lives in partnership with others. [...] If we want to preserve a wide range of human conditions because it allows free people the best chance to make their own lives, there is no place for the enforcement of diversity by trapping people within a kind of difference they long to escape." Appiah, K. A., Cosmopolitanism, Ethics in a World of Strangers, W. W. Norton & Company New York 2006, pp. 104, 105

[3] Friedman, L. M., The Republic of Choice, Law, Authority, and Culture, Harvard University Press Cambridge Mass. 1990, p. 88

[4]Friedman, L.M., Horizontal society, Yale University Press New Haven and London 1999, pp. 5-8; "[S]elf-promoting individualism is worshipped while association is preferred to be voluntary. Their relations and conversations lack a script, and the lack of a script both silences people and gives them room to speak." Unger, R. M., Democracy Realized, The Progressive Alternative, Verso New York 1998, p. 239

[5] Sennett, R. Authority, Alfred A. Knopf, New York 1980, p. 46

[6] "A theory of plural equality underlies modern legal culture." Friedman, L. M., Total Justice, Russell Sage Foundation New York 1985, pp. 107, 108, 120

[7] Friedman, The Horizontal Society, 178, 179, 224; "What is new is the demand for legitimacy, the demand that society accept the options as good, as valid, as the historical options, which are acceptable because they stemmed from the one true and proper moral code." Friedman, Total Justice, 143; "Moreover, followers of many of these styles and ways of life - including some once outlawed and despised - demand and sometimes get recognition, acceptance, and legitimacy." Friedman, The Republic of Choice, 7

[8] Freidman, The Republic of Choice, 8, 12, 17, 37, 39

[9] Friedman, The Horizontal Society, 5, 6, 7; "Authority is no longer vested in the holders of vertical power- at least not to the same extent. It is more diffuse - more horizontal. Leaders are no longer distant, awesome, and unknown; they are familiar figures of TV, and they are joined to their subjects in a symbiosis of symbols and images." Friedman, The Horizontal Society, 14, 15

[10] Friedman, The Republic of Choice, 19, 20, 22, 23

[11] White, J. B., Justice as Translation, An Essay in Cultural and Legal Criticism, The University of Chicago Press 1990, pp. 79, 80; "Evaluative language [...] aims to shape not just our acts but our thoughts and feelings." Appiah, Cosmopolitanism, 60

[12] "To defend one’s own values or beliefs without attacking or throwing doubt upon those of others with differing view is well nigh impossible." Aubert, V., The Hidden Society, Bedminster Press Inc. Totowa NJ 1965,p.  95; "On identity issues, too, it matters greatly how people evaluate identities - which ones are good and bad, beautiful or ugly, intelligent or stupid." Friedman, The Horizontal Society, 138, 139; "The projecting of an inferior or demeaning image on another can actually distort and oppress, to the extent that it is interiorized. [...] Indeed, it might even be argued that any political society based on some strong notion of the common good will of itself by this very fact [...] thereby deny equal recognition." Taylor, The Ethics of Authenticity, 49, 50, 51

[13] Gellner, E. ‘The Social Roots of Egalitarianism’, in: Gellner, E., Culture, Identity and Politics, Cambridge University Press Cambridge UK 1978, p. 93

[14] "The further away that personage is, the more he or she will inspire fear and awe. The closer the authority comes, the less omnipotent the authority can appear. [...] This is the demystifying of authority; differences of strength may remain, but the authority is dispossessed of Otherness - of strength which appears mysterious and unfathomable. Because there is no longer a secret, the authority is not separated by an unbridgeable gulf from his or her subjects." Sennett, Authority, 159

[15] Unger, Democracy Realized, 249, 256

[16] "Committed institutions [...] become wedded to their perspectives and ways of doing things; they lose sensitivity for their environment." Nonet, P., & Selznick, P., Law and  Society in Transition, Toward Responsive Law, Transaction Publishers London 2001, p. 76

[17] Een belangeloos engagement met de publieke zaak is overigens nooit de hele waarheid. Het kan dus bevrijdend zijn voor de burger om zich te realiseren dat juristen belang hebben bij belangeloosheid: "As a generation of critics of professionalism has correctly argued, undisputed claims to representing "the public good" can lead to excesses of self-interest legitimated in the name of professional authority." Brint, S., In an Age of Experts, The Changing Role of Professionals in Politics and Public Life, Princeton University Press Princeton NJ 1994, p. 16; "Of course those who rejected paternalism were right to do so: paternalistic authorities hold out a false love to their subjects. False because the leader cares for these subjects only insofar as it serves his interests. Unlike a patrimonial figure, he makes a gift of his resources to others." Sennett, Authority, 82; Bourdieu, P. Practical Reason, On the Theory of Action, Polity Press Cambridge UK 1998, pp. 141-145

[18] Sennett, Authority, 86, 88, 93; Unger, R.M., Passion, An Essay on Personality, Free Press New York 1984, pp. 199-202

[19] "In fact, as we have emphasized, formal accountability can suffocate institutions, paralyze energies, and hinder problem solving, thus aggravating instead of controlling incompetence." Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 107, 108; "legalism is reasoning which offends some community sense of the logic of meaning. In other words, legalism, whatever else it is, violates the standards of reasoning used outside the law." Friedman, L. M., The Legal System, A Social Science Perspective, Russell Sage Foundation 1975, p. 213

[20] Sennett, Authority, 7; Friedman, The Republic of Choice, 53; Giddens, A., The Consequences of Modernity, Polity Press Cambridge UK 1991

[21] Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 96; Sennett, Authority, 154, 155, 168, 170

[22] Unger, Democracy Realized, 10; Freidson, E., Professionalism, The Third Logic, Polity Press Cambridge UK 2001, pp. 116, 117

[23] "In a society with open premises, reasoning conforms to common sense, that is, to conventional ways of thinking, to ordinary language, to the habits of thought of everyday life." Friedman, The Legal System, 243, 248, 249; "These considerations suggest that in a developed system the logic of legal judgment becomes closely congruent with the logic of moral and practical judgment." Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 89

[24] "Purposes set standards for criticizing established practice, thereby opening ways to change. At the same time, taken seriously, they can control administrative discretion and thus mitigate the risk of institutional surrender. [...] Thus a distinctive feature of responsive law is the search for implicit values in rules and policies." Nonet & Selznick, Law and Society in Transition, 77, 79; Nobles R. & D. Schiff, A Sociology of Jurisprudence, Hart Publishing Oxford and Portland Or. 2006, pp. 108, 109

[25] "Moreover, where courts preserve a more or less mediatory style, they may subtly mix preexisting legal rules that emerge from the interaction of the parties." Shapiro, M., Courts, A Comparative and Political Analysis, The University of Chicago Press 1981, p. 16

[26] Unger, Democracy Realized, 256

[27] Sennett, Authority, 111; Unger, Democracy Realized, 35, 210

[28] Rachlinski, J.J., ‘Judicial psychology’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012), pp. 15-17; vgl. Rassin, E., ‘Inleiding op ‘Judicial psychology’ van J.J. Rachlinski’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012), p. 12

[29] Het voorstel voor de Grondwet van de EU van 2004 sprak in de Nederlandse vertaling van "eendracht in verscheidenheid":  Er vast van overtuigd dat Europa, ,,Eendracht in verscheidenheid’’, de volkeren de beste kansen biedt om, onder eerbiediging van eenieders rechten en in het besef van de verantwoordelijkheden jegens de toekomstige generaties en de aarde, voort te gaan met de grootse onderneming die van Europa bij uitstek een ruimte maakt waar mensen gestalte kunnen geven aan hun aspiraties.

y mix preexisting legal rules that emerge from the interaction of the parties." Shapiro, M., Courts, A Comparative and Political Analysis, The University of Chicago Press 1981, p. 16

 

[26] Unger, Democracy Realized, 256

[27] Sennett, Authority, 111; Unger, Democracy Realized, 35, 210

[28] Rachlinski, J.J., ‘Judicial psychology’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012), pp. 15-17; vgl. Rassin, E., ‘Inleiding op ‘Judicial psychology’ van J.J. Rachlinski’ in Rechtstreeks nr. 2 (2012), p. 12

[29] Het voorstel voor de Grondwet van de EU van 2004 sprak in de Nederlandse vertaling van "eendracht in verscheidenheid":  Er vast van overtuigd dat Europa, ,,Eendracht in verscheidenheid’’, de volkeren de beste kansen biedt om, onder eerbiediging van eenieders rechten en in het besef van de verantwoordelijkheden jegens de toekomstige generaties en de aarde, voort te gaan met de grootse onderneming die van Europa bij uitstek een ruimte maakt waar mensen gestalte kunnen geven aan hun aspiraties.