Civis Mundi Digitaal #19
Bespreking van: Hector Van Oevelen. Sire, er zijn geen Vlamingen. Uitgeverij Egmont, Brussel, 2013
Wim Couwenberg
Bespreking van: Hector Van Oevelen. Sire, er zijn geen Vlamingen. Uitgeverij Egmont, Brussel, 2013
De Vlaamse Beweging was in de beginjaren van België nog louter een beweging van letterkundigen. Pas in 1840 grepen Vlaamsgezinden voor het eerst naar het politieke middel door het indienen van een petitionnement. Wat is er sindsdien bereikt? Veel Vlamingen zullen daarop zeggen: heel veel. Maar we zijn nu inmiddels 173 jaar verder. De auteur van dit geschrift, een bekende Vlaamse non-conformist of zo u wilt dwarsligger, toont zich echter heel teleurgesteld en drukt dat met een knipoog naar de bekende kreet van Jules Destrée Sire, er zijn geen Belgen uit in de uitdagende titel van zijn boek: Sire, Er zijn geen Vlamingen. Vlamingen, zo is zijn klacht, schieten tekort in Vlaamsgezindheid en vragen daardoor altijd weer te weinig in hun onderhandelingen met de Walen en de Franstalige Brusselaars. Een saillant voorbeeld hiervan is het bekende feit, dat zij zich bij de vaststelling van de grondwet van 1970 erbij neergelegd hebben dat Vlaanderen, hoewel een etnische meerderheid, niet gerechtigd is de Franstalige minderheid zijn visie op België op te dringen. Politici van die Franstalige minderheid gedragen zich in feite alsof zij een culturele meerderheid vertegenwoordigen, Vlaamse politici daarentegen alsof zij de spreekbuis zijn van een culturele minderheid. Dat is uiteraard een zwakke stee in de Vlaamse opstelling bij onderhandelingen met Franstalige politici over de toekomst van België.
Kern Belgische problematiek
In 1950 bracht een Waalse nationalist met een Nederlandse naam dat kort en krachtig tot uiting met de woorden ‘La belgique sera latine ou ne sera pas’. Vlamingen mogen nu ongetwijfeld volop meespelen in dat Latijnse België, maar wel op voorwaarde dat zij dansen naar de pijpen van de Francofone minderheid. Wie het als Vlaming ver wil schoppen in de Belgische staat, die moet het eigen volk zijn rug toekeren, aldus de auteur. Dat klopt. Vlaanderen is een natiestaat in wording. Maar dat wordingsproces stuit op een aantal obstakels. Een belangrijk obstakel is het niet tot ontwikkeling komen van een volwaardige Vlaamse politieke en culturele elite als draagvlak van dat proces. Dat wordt doelbewust afgeremd en tegengewerkt door het Belgische establishment. Dat is er namelijk op uit ontluikend politiek en cultureel talent in Vlaanderen spoedig in te kapselen in de belgicistisch-gezinde bovenlaag.
In België speelt er continu een strijd om de voorrang tussen het Germaanse en het romaanse/Latijnse bestanddeel. Het romaanse ziet zichzelf als verre superieur in cultureel en politiek opzicht. Zoals ik in Civis Mundi eerder betoogd heb, is de kern van de Belgische problematiek dat de Belgische Franstaligen hun taal en cultuur verre superieur achten boven die van Vlamingen en Vlamingen daarom niet als gelijkwaarde partner beschouwen, al druist dat uiteraard in tegen de socialistische overtuiging van veel Franstalige Belgen.
In die onderlinge strijd is men er van Franstalige zijde in geslaagd het Vlaamse nationalisme te voorzien van conservatief-rechtse, zo niet een extreem rechtse signatuur. Dat nationalisme heeft zich ook te lang in die hoek laten manoeuvreren. Wat hier in het geding is, is de botsing tussen twee uitingen van nationalisme: het Belgische staatsnationalisme dat uitgaat van het primaat van de Belgische staatsnatie en haar gevestigde belangen en daartegenover het Vlaamse etnisch culturele (volks)nationalisme dat opkomt voor de politieke belangen van de Vlaamse cultuurnatie. In die strijd staat het Vlaams nationalisme veel meer aan de progressieve kant. Men verzuimt dat alleen met het nodige lef en nadruk te vertolken. Het is juist ook het staatsnationalisme dat nu de belangrijkste conservatieve rem is op het Europese integratieproces.