Een nieuwe Denker des Vaderlands: van tegendenken naar méédenken

Civis Mundi Digitaal #19

door Wim Couwenberg

Een nieuwe Denker des Vaderlands: van tegendenken naar méédenken

Wim Couwenberg

Na de filosoof Hans Achterhuis als eerste Denker des Vaderlands is er nu een opvolger aangewezen. Dat is René Gude, oud-hoofdredacteur Filosofie Magazine en oud-directeur van de Internationale School van Wijsbegeerte te Amersfoort. De introductie van  Denker des Vaderlands is een initiatief van Filosofie Magazine, de stichting Maand van de Filosofie en het dagblad Trouw. Na de Dichter des Vaderlands die de publieke belangstelling voor de Nederlandse dichtkunst moet stimuleren, is er nu dus ook een Denker des Vaderlands, die op zijn beurt die belangstelling dient te ondersteunen ten dienste  van de filosofiebeoefening in Nederland. Gezien de betrekkelijk zwakke positie van dichtkunst en filosofie in dit land, valt beider initiatief te waarderen als een relevante poging meer publieke aandacht op te wekken voor dichtkunst en filosofie.

Opmerkelijk is dat het begrip vaderland hier als merkteken van iets publieks herrijst. Nadat een kosmopolitische en in universele termen denkende elite sinds de jaren ’60 op de voorgrond getreden is en de publieke opinie is gaan domineren, heeft dit begrip een ouderwetse, zo niet oubollige klank gekregen, temeer omdat het heel lang dienst deed in de nationalistische context van volk en vaderland als ideaal van dienstbaarheid, bijvoorbeeld van militaire dienstplicht. Die herrijzenis past wel in het kader van de conservatieve tegenstroming, die sinds de Fortuyn-revolte, theoretisch ondersteund door de Edmund Burke Stichting, de aanval inzette tegen de linkse erfenis van de jaren ’60 generatie; de erfenis van een linkse kerk, zoals Fortuyn dat geïroniseerd heeft vanwege de linkse normatieve pretenties van die generatie.     

De nieuwe Denker des Vaderlands heeft zijn denkplannen in een interview met het dagblad Trouw (17 mei 2013) kenbaar gemaakt. Presenteerde Hans Achterhuis zich als eerste denker des vaderlands als tegendenker, René Gude wil zich daarvan gaan onderscheiden door als méédenker op te treden, namelijk meedenken over de vraag hoe we het met de wereld kunnen uithouden; hoe we het met de dingen kunnen uithouden, en hoe we het met onszelf kunnen uithouden. Dat meedenken past meer in juist genoemde conservatieve tegenstroming. Het intellectuele en politieke establishment is in het algemeen meer ontvankelijk voor intellectuelen die constructief willen meedenken dan voor intellectuelen die zich ontpoppen als tegendenkers.

Meedenken tijdens en tegendenken na de culturele dominantie van links

Een schriftelijke neerslag van twee jaar tegen denken door Hans Achterhuis is inmiddels verschenen als boek onder de titel Tegendenken (Uitgeverij Lemniscaat). Tegendenken vergt moed, stelt Gudde. Dat klopt. Maar Achterhuis heeft dat tegendenken pas ten volle openbaar gemaakt, toen het linkse establishment in de verdediging gedrongen raakte door eerder genoemde rechts georiënteerde conservatieve tegenstroming, waardoor een einde kwam aan de culturele dominantie die de linkse babyboomers generatie bemachtigd had via haar bekende mars door de instituties van media, onderwijs en andere bolwerken van culturele beïnvloeding. Sinds links als maatstaf van politiek en cultureel correct denken min of meer heeft afgedaan, althans niet meer de dienst uitmaakt, ligt tegendenken van linkse intellectuelen van de jaren ’60 generatie welbeschouwd voor de hand, als men zijn linkse verleden om opportunistische redenen niet helemaal wil verloochenen.

Toen die generatie nog de toon zette, had dat tegendenken zoals dat bijvoorbeeld in Civis Mundi gedemonstreerd werd, betrekking op de verdediging van westerse waarden in de Koude Oorlog, een intellectuele onderbouwing van een genuanceerd anticommunisme, opkomen voor het publieke belang van een selectieve migratie- en een adequate immigratiepolitiek en mede met het oog daarop voor erkenning van een nationale, i.c. Nederlandse identiteit, stellingname tegen het verval van burgerlijk fatsoen, herwaardering van het politieke midden, verzet tegen een al te radicale isolering van Zuid-Afrika tijdens de anti-apartheidsstrijd ed. Dat stond toen haaks op heersende opinies van het linkse intellectuele en politieke establishment. Dat establishment rekende in die jaren met tegendenkers op dezelfde ongenuanceerde wijze af als rechtse krachten dat sinds de Fortuyn-revolte doen met de linkse erfenis van de jaren ’60. Zo werd bijvoorbeeld een pleidooi voor erkenning van een concept als een nationale, i.c. Nederlandse identiteit gedesavoueerd als een verwerpelijke uiting van cultureel racisme, omdat dat concept een wij-zij relatie zou veronderstellen. En dat bevordert, zo vreesden critici, het continue besef dat wij anders zijn dan anderen. En dat zou een vruchtbare voedingsbodem zijn voor racistische sentimenten en tendenties. Opvallend was dat critici van dat concept tegelijk nadrukkelijk het links-rechts schema hanteerden als het over politieke verhoudingen ging. Alsof dat geen wij-zij denken impliceert! Een filosoof als Hans Achterhuis erkent dat in ieder geval ronduit.

Hand in hand met die kritiek ging merkwaardiger wijze een krachtig pleidooi voor eerbiediging van de culturele identiteit van onze etnische minderheden als of dat niet ook een wij-zij denken zou impliceren. Het publieke belang van een redelijke mate van integratie van die minderheden in onze samenleving is daardoor jarenlang sterk onderschat. En daar plukken we sinds jaren al de wrange vruchten van. Nationale, i.c. Nederlandse identiteit is inmiddels - sinds het einde van de linkse dominantie - een bespreekbaar thema geworden. De invulling ervan blijft - terecht - een punt van continue discussie. In het volgende nummer komen we daar nogmaals op terug.     

Van dat tegendenken heb ik verslag gedaan in het Civis Mundi jaarboek 2012. Dat werd gepresenteerd onder de titel: Wereldgebeuren sinds de jaren ’60. Van linkse dominantie naar liberale triomf. Het linkse intellectuele establishment dat in tijdschriften en andere media nog veel touwtjes in handen heeft, is daarvan kennelijk niet gediend. Vandaar het volstrekt negeren en doodzwijgen van dat jaarboek. Het eens weerstaan van de culturele dominantie van links wordt niet vergeten. Het herinnert mij aan de wijze waarop het confessionele intellectuele en politieke establishment afrekenden met wie zich in de tijd van confessionele dominantie als tegendenker opstelde tegenover gevestigde confessionele machtsposities en belangen. Het tegendenken van Achterhuis is nooit gevaarlijk geweest voor gevestigde machtsposities en belangen. Hij heeft er dan ook nooit een prijs voor hoeven te betalen.

Voor Achterhuis is belangrijk zichzelf te kunnen herroepen. Hij denkt niet alleen tegen anderen, maar ook tegen zich zelf, aldus de nieuwe Denker des Vaderlands. Dat is voor een intellectueel een prijzenswaardige eigenschap. Maar op de strijdpunten tijdens de culturele dominantie van links die ik zojuist noemde, heb ik van die mooie eigenschap niet veel gemerkt. Achterhuis liep toen ook voorop in de strijd voor een radicale isolering van Zuid-Afrika tijdens de anti-apartheidsstrijd. Voor zover mij bekend, is hij daar nooit van teruggekomen. Wie dat onlangs wel deed, zij het heel terloops en in een heel andere discussie, is PvdA prominent Job Cohen. Die erkende achteraf dat dat streven naar volledige isolering van Zuid-Afrika onder de apartheid toch niet zo’n verstandige stellingname is geweest.