Civis Mundi Digitaal #19
Wim Couwenberg
Een verlichte geest als Yoep van ‘t Hek mag graag afgeven op het koningshuis en dat ridiculiseren. Dat lot treft ook al degenen die in zijn zienswijze als in sprookjes gelovende randdebielen met oranje vlaggetjes hun instemming betuigen met de status aparte van - zoals hij het formuleert - ‘een voornamelijk Duitse familie, die vooral bekend is van omkoop schandalen, buitenechtelijke kinderen en belastingontwijkende constructies’. Als democraat respecteert hij tegelijk wel het in zijn ogen treurige feit dat de meerderheid van ons volk het koningschap van een Oranje telg nog in stand wil houden en erkent hij daarmee dat het soevereine volk in meerderheid dat koningschap steunt. Dat gebeurt wel niet op de gebruikelijk geworden wijze via verkiezingen, maar nog op traditionele wijze via gewoonterechtelijke instemming. Dat moge Yoep ook ridiculiseren als iets middeleeuws zoals het koningschap. Maar gewoonterecht is niettemin nog een erkende, zij het aanvullende rechtsbron.
Het koningschap wordt allang niet meer op principiële gronden in stand gehouden, maar louter om pragmatische redenen. In een parlementaire democratie als de onze zijn alle politieke functies in principe onderworpen aan partijpolitieke concurrentie. Dankzij het koningschap wordt het representatieve ambt van staatshoofd dat de nationale eenheid en identiteit behoort te symboliseren en te representeren, onttrokken aan die concurrentie en zodoende gedepolitiseerd. Voor een groot Duits socioloog als Max Weber was die depolitisering het belangrijkste praktisch-politieke argument om het koningschap in een democratie te handhaven. In Nederland waarin pluriformiteit vanouds zo sterk gecultiveerd wordt, is dat sinds lang een zwaarwegend praktisch argument ten gunste van het voortbestaan van de monarchie. In de periode van de verzuiling woog dit argument overigens zwaarder dan in onze huidige sterk ontzuilde samenleving. Onze nationale eenheid beleven we, afgezien van bepaalde sportgebeurtenissen waarbij het oranjegevoel zich uitbundig pleegt te manifesteren, nog voornamelijk op Koninginnedag, in 1890 op initiatief van liberale zijde geïntroduceerd om het religieus en politiek diep verdeelde volk op die dag te herenigen rond het Oranjehuis, waarmee dit volk van stonde af aan een bijzondere historische band heeft gehad, al wordt dat van republikeinse zijde betwist.
Republikeinen als Youp vinden dat het staatshoofd - in onze parlementaire democratie nu praktisch een politiek uitgekleed publiek ambt - via partijpolitieke concurrentie direct door het volk gekozen moet worden. Maar dat kunnen we als staatsburgers nog steeds niet met de burgemeester van onze gemeente evenmin als met de minister president, hoewel dat al sinds de jaren ’60 op de politieke agenda gezet is. En dat zijn publieke ambten die wel een zekere politieke macht vertegenwoordigen. Zouden we niet eerst eens met een directe verkiezing voor deze publieke ambten moeten beginnen, alvorens het tijd wordt het middeleeuwse sprookje van het koningschap, waar de meerderheid van het volk nog in blijft geloven, op de helling te zetten? Er zijn trouwen nog heel wat meer van dergelijke sprookjes in onze moderne samenleving waar veel mensen in blijven geloven, soms zelfs op fanatieke wijze, zoals onder moslims.
[1] Deze bijdrage werd eerder vergeefs aangeboden aan de opiniepagina van NRC Handelsblad als reactie op een recente colomn van Youp van ‘t Hek.