I Nooit meer oorlog? Het verhaal en de roeping van een katholieke vredesactivist.

Civis Mundi Digitaal #19

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Jan Gruiters, Nooit meer oorlog. Thijmessay. Uitgeverij Valkhof Pers, Nijmegen, 2012.

Nooit meer oorlog? Het verhaal en de roeping van een katholieke vredesactivist.

Wim Couwenberg

Bespreking van: Jan Gruiters, Nooit meer oorlog. Thijmessay. Uitgeverij Valkhof Pers, Nijmegen, 2012.

Tweede Wereldoorlog als moreel kompas uitgeput?

Dit boekje is van de hand van de algemene directeur van IKV Pax Christi. De Tweede Wereldoorlog dient voor deze vredesbeweging als moreel kompas dat zich uitdrukt in de uitroep: Nooit meer oorlog! De geschiedenis van Pax Christi is nauw verbonden met die oorlog. De generatie die zelf ervaren heeft wat oorlog en bezetting betekent en aan de wieg stond van deze vredesbeweging, sterft nu langzaam uit. De lessen van die oorlog lijken aan overtuigingskracht in te boeten. We ervaren dat ook in de euroscepsis die door velen gekoesterd wordt tegenover het Europese integratieproces, dat juist zijn oorsprong vindt in het streven om oorlog in Europa voorgoed uit te bannen. Het beroep op dat motief lijkt uitgeput.

In dit mooie essay gaat het om de vraag of de strijd om oorlog voorgoed uit te bannen een winnende missie is of een verloren visioen, een prijzenswaardige maar door de tijd achterhaalde naïeve droom. Is de besteding van mijn tijd aan die opdracht nog de expressie van wat voor mij primair van levensbelang is, zo vraagt de auteur zich af. Om die vraag te kunnen beantwoorden verdiept hij zich in het karakter en de oorzaken van oorlog, de actoren en de wapens in oorlogen, het denken over het eindigen van oorlogen en de bescherming van de burgers tijdens oorlogen. Dat resulteert in een impressionistisch beeld van de transformatie van de oorlog in de loop van de tijd en van de belangrijkste vraagstukken en dilemma’s die daarbij rijzen.

Na een korte schets van enkele markante ontwikkelingen sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog die van cruciale invloed zijn op de strijd voor het uitbannen van de oorlog, concludeert de auteur dat die strijd noch een gewonnen missie is noch een verloren visioen. Dat getuigt van realiteitszin en tegelijk van de hoop die nodig is om zich daarvoor te blijven inzetten. Die strijd is en blijft een permanente opdracht, gezien het karakter van de geschiedenis als een conflictueus gebeuren dat in de zich ontwikkelellende moderniteit telkens nieuwe uitingsvormen aanneemt.[1] Het is een strijd die stap voor stap aan kracht wint en terreinwinst boekt. Dat is kort geleden ook bevestigd in de Niko Tinbergen lezing van Steven Pinker, hoogleraar psychologie aan de Harvard University. Een korte versie ervan verscheen in NRC Handelsblad onder de titel: ‘Zo vredig was het nog nooit’. Een valkuil van pleitbezorgers voor nooit meer oorlog die de auteur terecht signaleert is hun geloof in de goedheid van de mens mens als de juiste maatschappelijke omstandigheden gecreëerd worden. Dat is een naïeve droom gebleken van linkse ideologieën en utopieën sinds de Franse Revolutie van 1789.

Herwaardering en hernieuwde rechtvaardiging van oorlog

De uitschakeling van oorlog blijkt niettemin veel moeilijker te zijn dan bij de oprichting van eerst de Volkenbond en daarna de VN verondersteld werd. In de euforie na het einde van de Koude Oorlog werd kortstondig gedroomd van een postmilitaire en postnationale samenleving als pijlers van een vreedzame wereldorde en een posthistorisch tijdperk. Maar ook die euforie is spoedig geweken. We zien daar tegenover een herwaardering en hernieuwde rechtvaardiging van oorlogvoering, in het bijzonder in Amerika.[2] In bepaalde kringen gaat die herwaardering daar zelfs zo ver, dat oorlog weer in positieve zin gewaardeerd wordt als bron van maatschappelijke spankracht en technologische innovatie, en soms zelfs van zingeving. Er voltrekt zich bovendien een verschuiving van de conventionele interstatelijke oorlog naar kleinschalige oorlogen binnen en dwars door de bestaande staten op grond van religieuze, etnische of territoriale redenen[3] met burgeroorlogen als ergste uitwas. De Irak-oorlog was nauwelijks officieel geëindigd verklaard, of het onderlinge geweld tussen Soennieten en Sjiieten nam weer razend snel toe. De spanningen tussen beide confessionele richtingen in de Islam lopen trouwens in het hele Midden-Oosten steeds meer op evenals gewelddadige botsingen.

Herwaardering van oorlog uit zich in Amerika in het bijzonder in de aanvaarding van het idee van een preventieve oorlog evenals van militair geweld ten dienste van humanitaire interventie ter bestrijding van schending van fundamentele mensenrechten, al staat dat als rechtmatig staatsgedrag nog wel ter discussie.[4] In lijn hiermee krijgt buitenlandse politiek een morele, ja een manicheïsche dimensie. Eerder zagen we dat al tijdens de Koude Oorlog, toen Ronald Reagan als Amerikaans president de Sovjet-Unie demoniseerde als het rijk van het kwaad (evil empire). In diens voetspoor deed George W. Bush als president iets dergelijks door de oorlog tegen het terrorisme te lanceren als een strijd tussen de goede en kwade krachten in de wereld en in dat morele kader een preventieve aanval op Irak te entameren.

Ook president Obama sloot preventieve aanvallen in zijn eerste National Security Strategy niet uit als het landsbelang in het geding is. Onder zijn bewind is het aantal landen waar beperkte militaire operaties uitgevoerd worden zelfs verder opgevoerd. Die operaties vormen langzamerhand een cruciaal element in de buitenlandse politiek van de VS.[5] Zij hebben niet zozeer ten doel een gebied te veroveren, regimes omver te werpen en dergelijke maar alleen bepaalde bescheiden militaire of politieke oogmerken te realiseren zoals het verwoesten van doelwitten of het elimineren van vijanden. Wat dat laatste betreft, gaat het in feite om buitengerechtelijke executies. Van VN-zijde is dat terecht gekritiseerd, want op gespannen voet staand met het humanitaire recht.

Nationale veiligheid als nieuw primaat

Het morele ijkpunt van de Tweede Wereldoorlog lijkt sinds het einde van de Koude Oorlog te verschuiven naar een nieuw zwaartepunt, het primaat van nationale veiligheid als reactie op de globalisering van het terrorisme, zoals in dit essay terecht wordt opgemerkt. In vorige nummers van Civis Mundi is al gereageerd op het toenemende gebruik van dodelijke robots (drones) in de strijd tegen het terrorisme. Militaire strategen verwachten dat drones de komende jaren steeds meer centraal te komen te staan in de Amerikaanse oorlogvoering. Voor een oorlog met echte soldaten is er eenvoudigweg geen draagvlak meer na de oorlogservaringen in Irak en Afghanistan. Wel valt in het Amerikaanse Senaat groeiende onvrede te bespeuren rond de geheimzinnigheid rond de oorlogen die president Obama voert met drones als nieuw wapen. In het vorige nummer is in dit verband al uitvoerig ingegaan op de internationaalrechtelijke aspecten van deze ontwikkeling[6]. Inmiddels heeft Obama een belangrijke verandering aangekondigd in het Amerikaanse anti-terreurbeleid met zijn toezegging de fel bekritiseerde inzet van drones tegen buitenlandse verdachten te beperken en daarbij striktere regels voor het gebruik ervan verplicht te stellen. De leiding erover wordt bovendien verschoven van de CIA naar het ministerie van Defensie, waardoor het Amerikaanse Congres een betere controle krijgt op drones-operaties. Nu maar afwachten of dat inderdaad uitgevoerd wordt.

Sinds kort heeft zich een nieuw militair strijdtoneel ontwikkeld. Dat is de zogenaamde cyberoorlogvoering. Cyberspace heeft namelijk een nieuwe ruimte voor landen geïntroduceerd om hun onderlinge conflicten uit te vechten. Naast land, zee, lucht en fysieke ruimte ontstaat hiermee een vijfde gevechtsarena, die zich van voorgaande arena’s onderscheidt, doordat machtsverhoudingen en regels in die virtuele wereld niet perse dezelfde zijn als in de fysieke wereld. Niemand kan nog inschatten wat de consequenties zijn van zo’n gevecht in cyberspace. De digitale ruimte leent zich bij uitstek voor asymmetrische dreigingen. Dankzij de lage toegangsdrempel, de anonimiteit en de asymmetrie in kwetsbaarheid beschikken kleine actoren over meer mogelijkheden om hard en soft power in te zetten dan in de andere vier gevechtsarena’s. Gezien de afhankelijkheid van zoveel onderdelen van de huidige samenleving van computers, kan een succesvolle cyberaanval grote maatschappelijk ontwrichting teweeg brengen.

Politieke wil belangrijker dan wetenschap

Voor het beteugelen van oorlogvoering moeten we proberen oorlog als politiek-strategisch fenomeen te doorgronden, stelt de auteur aan het slot van zijn boekje. Met het oog daarop is in Nederland na de Tweede Wereldoorlog onder leiding van de volkenrechtsgeleerde B.V.A. Rӧling de polemologie, de wetenschap van oorlog en vrede, geïntroduceerd. In Civis Mundi is daarop ingehaakt met de introductie van de rubriek ‘’Polemologische Vraagstukken’’. Helaas is de polemologie als nieuwe tak van wetenschap in Nederland in het slop geraakt. In het hier besproken boekje wordt er met geen woord naar verwezen, evenmin naar Rӧling als promotor van die wetenschap. In een nawoord voegt Gruiters hier nog aan toe dat hij van die wetenschap niet zoveel verwacht. Voor beteugelen van oorlogvoering is vooral politieke wil noodzakelijk, dus het opgeven van machtspolitiek en van militaire middelen die daartoe worden ingeschakeld. Zoals in de artikelenserie onder thema 1 uiteengezet, is het machtsbeginsel echter de belangrijkste historische drijfkracht, ook in de moderniteit, waarin dat beginsel alleen in andere verschijningsvormen tot gelding komt dan in premoderne culturen. Het opgeven van machtspolitiek met inschakeling van militaire middelen valt, lijkt mij, voor zover nu te overzien, niet te verwachten.

Oorlog of vrede: een kwestie van verplaatsing van geweld en agressie?

Een vreedzame wereld betekent overigens niet zozeer een vermindering, maar slechts een verplaatsing van de gewelddadigheid en agressie die we in iedere samenleving aantreffen, stelt de Amerikaanse journalist R.D. Kaplan[7]. In plaats van in militaire kaders en activiteiten op georganiseerde wijze gekanaliseerd en gereguleerd te worden uit die agressie zich in een vreedzame wereld op andere manieren zoals gewelddadige criminaliteit en allerlei uitingen van vandalistisch geweld, in onze tijd met name in de zgn. moleculaire burgeroorlog zoals beschreven door Hans Magnus Enzensberger in zijn essay Aussichten auf dem Bürgerkrieg (1993). Hij doelt hiermee op de epidemie van negativiteit van een nieuw lompenproletariaat dat zich uitleeft in haat tegen alles wat functioneert, een wrok tegen de bestaande orde die intrinsiek verweven is met gevoelens van zelfhaat, verveling en zinloosheid van maatschappelijke randfiguren die zich sociaal overbodig voelen en door de Duitse filosoof Peter Sloterdijk[8] gerekend worden tot een amorfe internationale van mensenhaters.

Los daarvan, zijn er natuurlijk nog heel wat andere uitingen van geweld, bijvoorbeeld van de zijde van militairen. Zo moest de voltallige Amerikaanse legertop zich onlangs in de Amerikaanse Senaat verantwoorden voor het toenemende seksuele geweld in het leger. Seksueel geweld verspreidt zich in het Amerikaanse leger als een kanker, erkende een Amerikaanse generaal voor de Senaat. In 2012 zijn er naar schatting van het Pentagon 26.000 gevallen van seksueel geweld gemeld, een stijging van 30% vergeleken met het jaar daarvoor. Voor de daders zijn er nauwelijks consequenties aan verbonden. Zij worden zelden vervolgd.

Kaplan gaat er kennelijk vanuit dat er in samenlevingen een constante hoeveelheid geweld in potentie aanwezig is die hetzij in militair verband gekanaliseerd wordt, hetzij zich uitleeft in niet-militaire gewelddadigheid. Het is een veronderstelling waarop hij van verschillende kanten scherp is aangevallen vanwege de normalisatie van geweld die eruit spreekt. Hoe daarover geoordeeld wordt, hangt primair af van het mensbeeld waar men bewust of onbewust van uitgaat.


[1] Zie oa. S.W. Couwenberg, Moderniteit als nieuw beschavingstype, Civis Mundi jaarboek 2009, hoofstuk 10 (p. 162 ev.)

[2] Zie M. Walzer, Oorlog en Dood. Over de rechtvaardige oorlog in onze tijd, 2008; idem, Terrorisme en een rechtvaardige oorlog, CDV, zomer 2007. Eerder publiceerde hij het standaardwerk, Just and Unjust Wars, 1977, dat hij schreef tegen de achtergrond van de Vietnamoorlog en sindsdien het ijkpunt is geworden voor veel recente militaire interventies. Zie ook H. Achterhuis, Met alle geweld, 2008, p485 e.v.

[3] M. van Creveld, The Transformation of War, 1991

[4] Zie o.a. G. Molier, Het debat over humanitaire interventie, Jaarboek Vrede en veiligheid, 2000, pp. 30-67; N. Schrijver, Soevereiniteit vs. Humaniteit?, Internationale Spectator, 5, 2000; en D. Rieff, At the Point of a Gun, 2007. Het idee van een preventieve oorlog is direct na de oorlog in 1945 al gelanceerd door de bekende Britse filosoof en radicale passivist Bertrand Russell. Hij stelde zo’n oorlog toen voor met de Sovjet-Unie die in zijn ogen een grote bedreiging bleef voor de westerse wereld. Zie L. Slot, De lange weg naar vrede, Geschiedenis Magazine, 4, 2008, p. 25

[5] Zie M. Zenko, Between Threats and War, 2010

[6] Zie P. de Waart, Dodelijke robots. Internationaal rechterlijke aspecten, Civis Mundi Digitaal, 18, 2013 (Onder thema 19)

[7] Zie R.D. Kaplan, Het anarchistisch pandemonium, 2000; idem, Warrior politics, 2002; en M. Ledeen, The War against the Terrormasters, 2003

[8] Zie P. Sloterdijk, Woede en Tijd, 2007, pp. 265-278