III Verslag van een succesvolle carrière van een trouwe dienaar van de goede, want katholieke zaak

Civis Mundi Digitaal #19

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Harry Notenboom, Vallende zuilen. Een leven in dienst van de goede zaak. Uitgeverij Valkhof Pers, Nijmegen, 2013.

Verslag van een succesvolle carrière van een trouwe dienaar van de goede, want katholieke zaak

Wim Couwenberg

Bespreking van: Harry Notenboom, Vallende zuilen. Een leven in dienst van de goede zaak. Uitgeverij Valkhof Pers, Nijmegen, 2013.

Dit boek maakt deel uit van de MemoReeks van de uitgever i.s.m. het Katholiek Documentaire Centrum te Nijmegen. Daar past het prima in. Het is het levensverhaal van een succesvolle carrière, opgeschreven door een trouwe dienaar van de goede, want in zijn ogen katholieke zaak. Bij het verscheiden van de KVP, het verband van katholieken in de politiek, noteert Notenboom dan ook, overheerst weemoed en pijn. Hij doorleeft dat verdwijnen diep. Want, zo schrijft hij, de katholieke zaak is zijn hele leven lang motief en drijfveer geweest van zijn denken en handelen en de basis van zijn vaak hartstochtelijke manier van denken. Het verdwijnen van het rijke roomse leven vervult hem met stille droefenis. En dat is geen wonder. Want hij heeft er zelf een prachtige carrière aan te danken.

Maatschappelijke carrière in verzuild Nederland

Moet je je tegenwoordig voegen naar de regels van de liberale burgermaatschappij met haar wetten van de markteconomie om carrière te maken, in de tijd van onze verzuilde samenleving, waarin het rijke roomse leven tot volle bloei kwam, moest je vooral braaf in de pas lopen van de heersende codes van het confessionele, i.c. katholieke machtscircuit om daarin maatschappelijk te kunnen opstijgen. Dat heeft Notenboom met veel succes gedaan. Wie die codes niet in acht nam en zijn eigen weg meende te kunnen gaan, werd het leven heel moeilijk gemaakt. Hij werd zoveel mogelijk gemarginaliseerd. In de bespreking van de biografie van Wim Tensen geef ik daarvan een saillant voorbeeld. Ik heb er zelf trouwens ook ervaring mee gehad.

In tegenstelling tot het principiële onderscheid tussen de staat en de burgermaatschappij waar het liberale denken van uitgaat, was er in de tijd van de verzuiling juist sprake van een opvallende osmose tussen de publieke sector en het maatschappelijke middenveld met een rijk scala van confessionele maatschappelijke organisaties. De weg naar een succesvolle carrière liep voor ambitieuze katholieke jongeren via het opbouwen van een stevige positie in dat confessioneel geïnspireerde en gedomineerde maatschappelijke middenveld. En die weg heeft Harry Notenboom, als katholiek jongetje in Roosendaal opgegroeid in een exclusief katholiek milieu, heel bekwaam bewandeld. Zijn carrière begint bij de Nederlandse RK Middenstandsbond en wordt voortgezet bij de katholieke Limburgse Middenstandsbond, waar hij directeur wordt en waar hij zijn maatschappelijke thuisbasis vindt waar hij tot na zijn carrière voeling mee blijft houdt. Vanuit die thuisbasis groeit hij stap voor stap in het machtige netwerk van met elkaar gelieerde katholieke maatschappelijke organisaties, dat op zijn beurt nauw samengewerkt met de KVP als politieke voorhoede van katholiek Nederland. Ik heb dat alles zelf indertijd op de voet gevolgd en meegemaakt. Al die kopstukken uit dat netwerk die in die boek voorbijtrekken zijn voor mij bekende namen, maar behoren nu tot het afgesloten hoofdstuk van verzuild levend Nederland.

Via dat netwerk belandt Notenboom vrij spoedig namens de KVP in de Tweede Kamer, waar hij als financieel specialist zijn carrière verder uitbouwt. In dit boek komt ook zijn betrokkenheid bij de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie herhaaldelijk ter sprake, waarvan elders in de nummer de roemloze ondergang gesignaleerd wordt.

Sinds begin jaren zeventig combineert Notenboom zijn Tweede Kamerlidmaatschap met dat van het Europees Parlement. Zo’n dubbelmandaat was in de eerste jaren van dat parlement gebruikelijk tot directe verkiezingen werden ingevoerd. Als gekozen lid zet Notenboom zijn Europese carrière nog voort tot 1984. Dit boek is een in goed Nederlands verteld verslag van zijn mooie carrière in dienst van de Katholieke zaak die tenslotte beloond werd met hoge Koninklijke onderscheidingen.

De katholieke zaak, wat stelde dat eigenlijk voor?

Wat stelde die katholieke zaak nu eigenlijk voor? Eerlijk gezegd, toch niet veel meer dan het afremmen van de doorwerking van het liberale en democratische moderniseringsproces, door zich van katholieke zijde in eerste instantie principieel te verzetten tegen nu volstrekt normale liberale verworvenheden als de leerplicht, het algemeen kiesrecht, de emancipatie van de vrouw, co-educatie, het gebruik van voorbehoedsmiddelen, liberalisering van het familierecht, legalisering van homoseksualiteit, buitenhuwelijkse samenlevingsvormen, abortus, euthanasie, ed.  Pas als de moderne veranderingsdrang te sterk werd, sterker dan het verzet ertegen en de eigen machtspositie in gevaar dreigde te komen, gingen politici van de katholieke zaak op tijd overstag. Dat gebeurde natuurlijk ook als er op voordelige wijze geruild kon worden, zoals bijvoorbeeld in 1917 de confessionele eis van financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar lager onderwijs tegen de liberale claim van algemeen kiesrecht. De ironie van die geschiedenis is geweest dat van confessionele, i.c. katholieke zijde het meest geprofiteerd is van het algemene kiesrecht, waar men in eerste instantie tegen was, terwijl invoering van dat kiesrecht het einde betekende van de toonaangevende liberale invloed in Nederland.

Van de oorspronkelijke doelstelling van al die katholieke organisaties, namelijk mee te werken aan de kerstering van de moderne samenleving en cultuur, is niets terechtgekomen en is nu volledig vergeten geraakt. Als op drie oktober 1980 de KVP wordt opgeheven met voorafgaand een plechtige eucharistieviering in de Sint Jansbasiliek in Den Bosch, constateert Notenboom droevig: de katholieke zuil is vrijwel uit de samenleving verdwenen. Men kan ook zeggen dat die katholieke organisaties volledig opgegaan zijn in de geseculariseerde wereld van die eens zo gewantrouwde moderne samenleving. De Katholieke Universiteit van Nijmegen en de Katholieke Economische Hogeschool te Tilburg, eens bolwerken van katholiek intellect en katholieke pretenties, zetten hun carrière nu als wetenschappelijke instellingen op succesvolle wijze voort door hun katholieke verleden zoveel mogelijk weg te moffelen, nu dat een hinderpaal is geworden voor hun wetenschappelijke reputatie. Want zoals onder thema 1 van Civis Mundi opnieuw uiteengezet wordt, is het machtsmotief achter allerlei fraaie vermommingen de belangrijkste drijfkracht in de verloop van de geschiedenis.

Tussen het beschrijven van zijn eigen maatschappelijke en politieke carrière bericht Notenboom ook over zijn ontwikkelingsgang als katholiek gelovige. Bepaalden geloof en kerk aanvankelijk jarenlang zijn denken en doen, ook beroepsmatig, dat is inmiddels een gepasseerd station geworden, nu die kerk zelf is gemarginaliseerd. In een nabeschouwing uit hij zijn zorgen over alle veranderingen die zich in zijn leven sinds de jaren ’60 voltrokken hebben en ook een einde gemaakt hebben aan het verzuilde Nederland waarop hij met weemoed terug kijkt. En dat is begrijpelijk. Want in dat Nederland wortelt zijn maatschappelijke en politieke carrière. Maar veel stelt dat nawoord niet voor. Als hij zich tegenover zijn oudste kleinkind afvraagt of die terugblik op zijn leven niet ontmoedigend is voor zijn kleinkinderen, antwoordt zijn oudste kleinkind klip en klaar: ‘’Opa, jij bekijkt dat vanuit jouw verleden, maar dat is niet het onze. Wij worden er heus niet pessimistisch door.’’ En terecht, want dat verleden is, gezien de levensloop van Notenboom, ook allerminst ontmoedigend, maar nu wel voorgoed voorbij. Alleen nog interessant voor historici.