Civis Mundi Digitaal #20
Wim Couwenberg
Onder het huidige kabinet van VVD en PvdA zien we een opmerkelijke tendens, het streven namelijk om maatschappelijke initiatieven in te zetten bij de behartiging van publieke voorzieningen. Dat herinnert aan de tijd van de verzuiling toen dat op initiatief van de toenmalige confessionele partijen ook heel gebruikelijk was met een beroep op het katholiek gehete principe van subsidiariteit en het reformatorische beginsel van soevereiniteit in eigen kring. Men sprak toen van behartiging van publieke belangen door particuliere lichamen, kortweg het particulier initiatief. Ik heb daar nog mijn dissertatie aan gewijd. Een belangrijk strijdpunt was de rol van de overheid daarbij, met name de vraag of dat particulier initiatief de nodige ruimte kreeg om die voorzieningen naar eigen inzicht en waarde-oordeel te organiseren. Gewaakt moest worden tegen te veel overheidsinterventie.
Had dat particulier initiatief in de eerste helft van de vorige eeuw nog het karakter van wat men tegenwoordig besturen op afstand noemt en werd het geïnspireerd door een krachtige levensbeschouwelijke oriëntatie en gedrevenheid, in de tweede helft van die eeuw is dat steeds meer aangetast. Onder invloed van de uitbouw van de verzorgingsstaat en het teloorgaan van de oorspronkelijke levensbeschouwelijke oriëntatie en daarmee samenhangende ontzuiling is het van een particuliere zelfwerkzaamheid onder beperkt toezicht van de overheid steeds meer gereduceerd tot een uitvoeringsorgaan van die overheid (een para-gouvernementele organisatie), met andere woorden van een functioneel georganiseerde bestuurszorg in eigen beheer en op eigen verantwoordelijkheid, tot een bestuursvorm die het karakter krijgt van functionele decentralisatie.
Interessant en ter zake is dat de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling daar nu ook nadrukkelijk tegen waarschuwt in zijn recente advies Terugtreden is vooruitzien. Maatschappelijke veerkracht in het publieke domein. De Raad licht dat als volgt toe:
‘’Een overheid die meer aan de samenleving wil overlaten zal moeten erkennen dat maatschappelijk initiatief in de toekomst geen extraatje is voor de organisatie van publieke voorzieningen, maar het uitgangspunt. Anders blijft de ‘gelijkheidsfuik’ van de overheid in stand. Gelijke gevallen moet zij immers gelijk behandelen, waardoor het systeem voordurend uitdijt, weinig ruimte biedt om verschil te maken en ‘loslaten’ in de uitvoering als snel ‘meer monitoring en controle’ betekent. Dit risico is reëel bij de op handen zijnde decentralisaties van onder meer AWBZ en jeugdzorg. In tegenstelling tot de overheid zijn maatschappelijke initiatieven niet gevangen in deze gelijkheidsfuik. Zij organiseren hun dienstverlening op basis van een zelfgekozen doelgroep, probleemdefinitie en oplossingsrichting. De initiatieven kunnen dus oplossingen bieden die passen bij de voorkeuren van mensen in de samenleving. Maar zij zullen ook verschil maken, de dingen anders doen dan de overheid ze willicht vooraf had bedacht. Daarover ontstaat vaak politiek ongemak, waardoor loslaten in de praktijk moeilijk is. De RMO is van mening dat daadwerkelijk terugtreden van de overheid pas lukt wanneer maatschappelijk initiatief inhoudelijke en financiële zeggenschap krijgt; nieuwe financieringsarrangementen daarbij tot stand komen; en de overheid meer rechtsstaat is en minder verzorgingsstaat.’’
De hier gesignaleerde tendens is vooral zo opmerkelijk, omdat zij zich manifesteert onder regie van het kabinet met de VVD als grootste regeringspartij. Het liberalisme waarvan de VVD zich de belangrijkste exponent ziet, gaat namelijk in principe uit van een duidelijke scheiding tussen staat en burgermaatschappij, met andere woorden, tussen een overheid die verantwoordelijk is voor de zorg van het algemeen belang en een maatschappij van vrije burgers die binnen het kader van algemeen gestelde regels hun eigen zaken op een eigen manier aanpakken en regelen. Dat principe staat haaks op wat de VVD nu beoogt en nastreeft. Het is een principe waaraan de liberale historicus Frank Ankersmit in D66-verband onlangs nog eens herinnerd heeft.[1]
[1] Zie het interview met hem in D66 Tijdschrift Idee, augustus, 2013