Finaliteit menselijk bestaan als hypothese

Civis Mundi Digitaal #20

door Wim Couwenberg

Finaliteit menselijk bestaan als hypothese

Wim Couwenberg

Een gemeenschappelijk element in alle uitingen van utopisch denken is het besef dat het menselijk bestaan een doel heeft, gericht is op enigerlei voltooiing (finaliteitshypothese). In seculiere utopieën is dat einddoel gelegen aan deze zijde van graf of urn, in religieuze utopieën aan gene zijde ervan. Dat seculier utopisch denken zo problematisch geworden is hangt behalve met de negatieve dialectiek waarop het in de praktijk telkens weer strandt samen met het verlies van dat geloof in enigerlei zin of doel in het heersende filosofische en wetenschappelijke denken.

Dat seculiere utopieën tegen de verwachting van hun gelovige achterban in alle op een deceptie uitlopen is niet verwonderlijk, haaks als zij staan op het ambivalente karakter van de menselijke bestaanswijze waarin goed en kwaad onlosmakelijk hand in hand gaan. Alles wat we als ideaal nastreven, valt in de praktijk altijd weer tegen vanwege de corrumperende effecten van machtsvorming. En diezelfde machtsvorming is op zichzelf niettemin onontbeerlijk om iets van die idealen te effectueren. Alle revoluties en emancipatiebewegingen van de afgelopen twee eeuwen zijn daarvan een pijnlijke illustratie.

Positiviteit van de negativiteit en omgekeerd als historische tendens

"De mens is een slecht weer dier. Bij voorspoed gedijt hij niet." Dat schreef een columnist bij het overlijden van een zeer geslaagde zakenman die zo gek was zijn fortuin niet aan eigen luxe en vrije tijd te besteden, maar aan het verbeteren van de wereld. Zich zorgen maken hoort bij het leven als hartslag en ademhaling, aldus deze columnist.[1] Dit komt op het eerste gezicht vreemd over. Wij wensen elkaar bij gelegenheden toch juist voorspoed toe en tijd om er van te genieten. "I wish you interesting times", is een bekende Chinese wens maar wel een wens met een negatieve strekking. Zij duidt namelijk op tijden van spanning, strijd en conflict. En dat zijn in de Chinese door Confucius geïnspireerde optiek geen mooie tijden. Het zijn echter ook tijden die door velen ervaren worden als een uitdaging met nieuwe ontplooiingskansen. De Tweede Wereldoorlog was zo’n uitdaging voor de Britse politicus Churchill waaraan hij zijn roem als staatsman voornamelijk te danken heeft. De grootste zorg voor de mens is een wereld die hem/haar niet meer uitdaagt met zijn problemen. Tijdens het fin de siècle rond 1900 was er een prominente generatie van schrijvers en dichters met een bijzondere fascinatie voor de nachtzijde van het leven als bijzondere bron van artistieke inspiratie. Het heeft allemaal te maken met het mysterie van de positiviteit van de negativiteit en omgekeerd.

Tegenover idealistische projecten als seculiere utopieën die in de praktijk heel verkeerd uitpakken, zien we ook het omgekeerde: negatieve gebeurtenissen die positieve ontwikkelingen teweeg brengen. Zo hebben bijvoorbeeld extreme schendingen van mensenrechten in Nazi-Duitsland toch iets positiefs voortgebracht. Daaraan danken we namelijk na de oorlog een veel krachtiger bewustwording van de normatieve betekenis van mensenrechten als cruciale voorwaarde voor een humane samenleving[2]; en in aansluiting daarop de erkenning van mensenrechten als tevens een internationale verantwoordelijkheid die operationeel gemaakt wordt als in nationaal verband de eerbiediging daarvan ernstig tekort schiet. Op deze wijze kan Auschwitz als symbool van die extreme schendingen toch in een historisch perspectief geplaatst en in zekere zin geduid worden, hoewel dat nog een taboe is.

In zekere zin zinspeelt op die dialectiek ook Bernard Mandeville, sinds kort ontdekt als sociaal denker van eigen bodem. In zijn Fable of the Bees (1723) - in Nederlandse vertaling verschenen onder de de treffende titel: De wereld gaat aan deugd ten onder (2006) - wijst hij op de positieve kanten van menselijke ondeugden, zoals hij dat kort samenvat in: "private vices, public benefits". Persoonlijke ondeugden als hebzucht, begeerte, afgunst e.d. blijken, zo stelt hij, op macro-niveau niettemin positieve effecten teweeg te brengen. Hij deelt daarbij wel de traditioneel-christelijke overtuiging van de mens als een zondig wezen dat primair zijn eigen belang nastreeft. Maar op macro-niveau heeft dat juist een positief effect. Hij is daarmee een van de eerste bedenkers van een positief verhaal ter rechtvaardiging van het kapitalisme dat immers als economisch stelsel speculeert op economische ondeugden als juistgenoemd ter stimulering van een kapitalistisch georganiseerde economie.

De zin van antropogenese

In de darwinistische traditie met de reductie van het denken over mens en samenleving tot een materialistische denkwijze is de enige oorzaak die wetenschappelijk er nog toe doet, de werkoorzaak (cause efficiens), dus de vraag naar het waardoor en het hoe van dingen en niet meer het waartoe, de finaliteit ervan. Alleen binnen die reductionistische visie met een gehalveerd mensbeeld als paradigma klopt die theorie.[3] Maar van dat strevende deel van dat menselijke brein kan in sociale en menswetenschappen moeilijk geabstraheerd worden. Met de menswording in de evolutie (antropogenese) wordt die evolutie zich bewust van zichzelf en wordt zij tevens een beschavingsproces. Daarin groeit de behoefte aan reflectie op zin en betekenis ervan. In religie en filosofie wordt getracht daarop een antwoord te vinden. En terwijl de Franse filosoof en schrijver Albert Camus in zijn grote essay ‘Le myth de Sisyphe’ de absurditeit van het menselijk bestaan gelegen ziet in de botsing tussen enerzijds het menselijk verlangen naar zin en betekenis en anderzijds de wereld die zijns inziens perse betekenis- en zinloos is, lijkt mij, in dat verlangen juist de zin van de antropogenese gelegen.

Het voornaamste spoor naar God, meent de procestheoloog en godsdienstfilosoof J. van der Veken[4], is tegenwoordig voor de meeste mensen juist de vraag naar zin en betekenis van hun bestaan. Een impliciet geloof in God is overal aanwezig waar mensen, op zoek naar een laatste gerechtigheid en ondanks alle ongerijmdheden die zij op hun pad ervaren, vertrouwen blijven koesteren in het leven als een ondoorgrondelijk en vaak verbijsterend mysterie, waarin, naar zij vermoeden, een verborgen zin schuilgaat. Dat maakt het mogelijk ondanks alle wederwaardigheden zin te blijven ontwaren in een anders uiteindelijk zinloos lijkend bestaan[5], een mallotige omweg van Niks naar Niks, zoals de filosoof Cioran dat eens duidde.  


[1] Zie J. Schaberg, Liever zorgen dan vrije tijd, NRC Handelsblad 12 april 2008

[2] Zie hoofdstuk VIII sub 2

[3]Zie J.H. van den Berg, Koude rillingen over de rug van Charles Darwin, 2002.

[4] Zie J. van der Veken, Geloven in God en het probleem van de zin van het leven, in: A.D. Fokker (red.), Zin in het bestaan, 1996, p. 71 e.v.; zie ook P. Tillich, Die Verlorene Dimension, 1962, pp. 8-9

[5] Zie J. van Baal, Boodschap uit de stilte. Mysterie als openbaring, 1991, p. 47