Civis Mundi Digitaal #20
Wim Couwenberg
Kapitalistische achtergrond
Hoge cultuur ligt onder vuur. Adieu, Bildungsbürger. Zo werd in NRC Handelsblad onlangs met veel fanfare het laatste boek aangekondigd van de historicus Eric Hobsbawm, getiteld: Fractured Times. Culture and Society in the Twentieth Century, 2012. Daarin wordt de verdringing van de hoge cultuur door de massacultuur geduid als een logische ontwikkeling, want een natuurlijk gevolg van de opmars tot de kapitalistische samenleving. Van een fanatiek marxist als deze historicus valt die verklaring te verwachten. Maar opmerkelijk is wel dat hij dat verklaart als gevolg van het vermogen van het kapitalisme om steeds meer mensen toegang te geven tot welvaart en kennis. Dat valt moeilijk te rijmen met de bekende Verelendungstheorie van het marxisme en met zijn levenslange verdediging van de Sovjet-Unie, inclusief de Stalinterreur als noodzakelijke voorwaarde voor de komst van de communistische heilstaat, in zijn ogen lokkend alternatief van het verfoeide kapitalisme. Die communistische utopie is zoals bekend uitgelopen op een regelrechte dystopie.
In samenhang met de ontwikkeling van het kapitalisme heeft de neergang van de hoge cultuur tevens te maken met de ontwikkeling van een nieuw type mens en cultuur die door Ortega Y Gasset in de jaren ’30 kort samengevat is in het concept van de massamens en de massacultuur. Gedoeld wordt daarmee op een consumptief ingesteld type massamens dat gedachteloos achter heersende trends, modes en machten aanloopt zoals markt en media die met steeds slimmere marketingtechnieken aanbieden en opdringen. Het is een praktijk die in de jaren ’30 al gehekeld is en onder invloed van het tot het uiterste gecultiveerde consumentisme van het laatkapitalisme een noodzakelijke voorwaarde geworden is voor de instandhouding van dat kapitalisme.
Postmodern cultuurrelativisme, neoliberale invloeden en internetrevolutie
De postmoderne cultuurkritiek heeft de neergang van de hoge cultuur en van de Bildungsbürger tenslotte op intellectueel niveau bevestigd en bekrachtigd. Die kritiek is wel geïnterpreteerd als symptoom van een overrijpe cultuur die in haar laatste fase verkeert zoals de veel gebezigde kwalificatie "laatmodern" suggereert en haar geloof in de vorm- en wervingskracht van haar beginselen lijkt te verliezen. Dat is een interpreatie die bv. de Frans-Amerikaanse historicus J. Barzun deelt[1]. Hij illustreert dat met allerlei tekenen van verval en herleidt die tot de onvrijheid en nivellering van de moderne massacultuur die het tegendeel is van wat de moderniteit als beschavingsmodel pretendeert en beoogt.
Barzun staat daarmee in een lange traditie van Europees cultuurpessimisme dat zich vaak toespitst op een grondig wantrouwen jegens de moderne commerciële massacultuur. Voor de Tweede Wereldoorlog is dat wantrouwen zoals gezegd al op welsprekende wijze vertolkt door de Spaanse filosoof Ortega y Gasset; en voorts door de Franse schrijver en cultuurfilosoof J. Benda, de Nederlandse historicus J. Huizinga; en na de oorlog door belangrijke exponenten van de Frankfurter Schule als Th. Adorno en M. Horkheimer[2]. Vervolgens is dat in de jaren ’50 in de sociologische literatuur benoemd als massaficatieproces, d.w.z. een vlucht in de gelijkschakeling van het massabestaan.[3] Dit wantrouwen leeft onverminderd voort in eigentijdse cultuurkritiek.[4] Die richt zich nu vooral tegen de nivellerende invloed van de massamedia.[5]
De massacultuur rukt niettemin verder op en annexeert zonder veel protest ook de kunstwereld, het meest saillant in de pop-art die eind jaren 50 in Londen en Amerika ontstaat en zijn inspiratie put uit de populaire massacultuur, zoals die zich uit in films, strips, reclame, televisiecultuur e.d. Evenals lagere raken ook hogere cultuuruitingen in de ban van marktkrachten en daarmee samenhangend de zogenaamde beleveniseconomie. Onder invloed van postmodern cultuurrelativisme, neoliberale invloeden op de culturele beleidsontwikkeling en de internetrevolutie vervaagt steeds meer het onderscheid tussen hogere en lagere cultuur en vermengt kunst zich in musea probleemloos met mode, videoclips e.d. Het gaat bijna steeds om het doorbreken van bestaande conventies en onderscheidingen, bijvoorbeeld tussen hoge en lage kunst, klassieke en populaire muziek, ernstige en lichte muziek, enz. Dat Verdi of Rossini van een hogere artistieke orde zijn dan bijvoorbeeld André Hazes, het is een gedachte die voor veel culturele smaakmakers van postmoderne snit niet langer aan de orde is. Passé.
[1] J. Barzun, From Dawn to Decadence - 500 Years of Western Cultural Life: 1500 to the present, 2000
[2] Verlichting als massabedrog, zo typeren zij in hun Dialectiek der Aufklarung (1947) de nivellerende Amerikaanse cultuurindustrie. Zie in dit verband ook P. Sloterdijk, Die Verachtung der Massen - Versuch ueber Kulturkämpfe in der modernen Gesellschaft, 2000
[3] Zie o.a. E. Fromm, De angst voor vrijheid, 1952; D. Riesman, The Lonely Crowd, 1950; W. Banning, Moderne maatschappijproblemen, 1953, p. 63 e.v.
[4] Zie R. Riemen (red.), Europees humanisme in fragmenten. Grammatica van een ongesproken taal, 2008
[5] Zie o.a. P. Sloterdijk, Die Verachtung der Massen, 2000