II Sportverdwazing?

Civis Mundi Digitaal #20

Sportverdwazing?

Sportverdwazing in onze tijd? Menigeen zal daarvan vreemd opkijken, zo normaal is de overmatige aandacht geworden die de sport in de media en onder burgers inmiddels gekregen heeft. Toen sport voornamelijk nog door amateurs beoefend werd en nog een bescheiden plaats innam in het openbare leven, sprak de grote Nederlandse historicus J. Huizinga in zijn cultuurkritische geschriften niettemin al van sportverdwazing. Vergeleken met die tijd heeft de sport in onze tijd ongelooflijk veel grotere proporties aangenomen. Die ontwikkeling is na de oorlog vooral in gang gezet door de commercialisering van de sport, spoedig gevolgd door de snel toenemende nieuwshonger van de media. Sport wordt daarnaast ook veel belangrijker dan voorheen als bron van entertainment. Dat heeft geleid tot een in de ogen van een minderheid overmatige aandacht voor sportsuccessen en succesvolle sporters, een aandacht die zich tevens uitstrekt tot hun privéleven. Zo meldde bijvoorbeeld een groot landelijk dagblad onlangs op de voorpagina groot opgemaakt met foto’s dat een bekende en gescheiden voetballer een baby zou krijgen met de intrigerende vraag of zijn ex-vrouw dat als zou weten. Op dezelfde voorpagina ook een groot verhaal over de mening van een bekende oud-voetballer over homoseksualiteit die wat provocerend gesteld was op de manier waarop onder voetballers daarover gekletst wordt. Daarop werd vervolgens in kwaliteitsklanten zoals NRC handelsblad serieus in kritische zin ingegaan alsof het hier om een serieus te nemen uitspraak zou gaan.

We winden ons op over de exorbitante beloningen van managers in het bedrijfsleven, maar nauwelijks over dergelijke beloningen voor sporters die dat al op jeugdige leeftijd krijgen, zoals bijvoorbeeld voetballers van rond de 20/25 jaar die al meer dan een miljoen verdienen en daarbij ook nog aan alle kanten in de watten gelegd worden. En als zij van club veranderen, gaat dat gepaard met vaak onvoorstelbaar grote transferbedragen. Dat is allemaal heel gewoon geworden, in sommiger ogen niettemin een uiting van sportverdwazing.

Ik heb in dit verband ook eens meer dan voorheen de media-aandacht gevolgd voor de laatste Tour de France. Het leek er soms op of er niets belangrijkers was dan alles wat met dat wielerevenement te maken had. Wil je daarover goed op de hoogte blijven, dan moet je zeker ook de sportcolumns lezen. Dat heb ik gedaan. In die sportcolumns lees je zelden iets dat uitstijgt boven vluchtig en oppervlakkig commentaar. Een uitzondering daarop is, in mijn ogen, wel de Vlaamse journalist Hugo Camps, sinds lang opvallend door zijn fraai gestileerde literaire columns. Hij maakt daarbij niet zelden terloops psychologisch scherpzinnige opmerkingen over sportbobo’s en topsporters. In zijn column van 20/21 juli jl. gaat hij verder en levert hij genadeloze kritiek op het gedrag van Nederlandse wielerfans tijdens de rit op de Alpe d’Huez en op de Nederlandse samenleving als achtergrond daarvan. In die column peinst hij na over het randgebeuren bij de beklimming twee maal van die berg door renners van de Tour de France. In Nederlandse media wordt die berg liefkozend wel de Nederlandse berg genoemd vanwege vroegere Nederlandse successen. In deze tour waren twee Nederlanders doorgedrongen tot de tien eerste posities in het klassement. Nederlanders worden al jaren niet meer verwend met de tot de verbeelding sprekende sportsuccessen. Vandaar dat tienduizenden wielerfans uit Nederland naar die berg getrokken waren in de hoop op nieuw Nederlands succes. Dat succes bleef echter uit. Maar dat verhinderde veel wielerfans niet om ongeremd uit de bol te gaan, zoals Camps dat heel plastisch beschrijft. De Hollanders paradeerden als vanouds in hun blote bierbuiken, oerkreten galmend over het berglandschap en hinderlijk dansend voor aanstormende renners, een monsterlijke vertoning aldus Camps. En dat werd door hem vervolgens in verband gebracht met de actuele situatie in Nederland. ‘’Nergens is de Nederlandse samenleving doordeweeks nog een bron van opwinding. Nergens zie je nog het deeg rijzen van avant-garde en experiment. Alles gaat zijn slome gangetje, al helemaal in Den Haag. En dus wijkt de verbeelding uit naar massafeesten in de sport. Waar nationalisme nog mag te keer gaan als een brulaap.’’

S.W.C.