Civis Mundi Digitaal #21
Hans Feddema
Het burgerinitiatief respectievelijk wetsontwerp van een groep 70-gers, onder wie Hedy d’Ancona, Paul van Vliet en Mies Bouman, om op hogere leeftijd vrij een eind aan het leven te kunnen maken, plaatst de politiek voor een dilemma. Het komt sympathiek over. Ook inzake zelfdoding op jongere leeftijd is er wel respect.
Het speelde ook bij de nieuwe wet op euthanasie. Nieuw is echter, dat nu niet ondragelijk uitzichtloos lijden, maar levensmoeheid het criterium is. Dat geeft de kwestie mede een zingevingsdimensie. Die kwestie is opnieuw actueel geworden in verband met de rechtszaak tegen Albert Heringa die zijn moeder van 99 jaar in 2008 dodelijke pillen gaf. Hulp bij zelfdoding door familie blijkt regelmatig voor te komen.
Zelfdoding is niet strafbaar. Indien je daarin slaagt kan straffen niet meer. Als ze beperkt blijft tot een poging, is het zaak je te helpen weer in de levenskracht te komen , dus je niet te straffen. Maar men wil nu meer. Er moet bij wet vastgesteld worden, dat derden je fatale middelen verschaffen of je feitelijk helpen bij zelfdoding.
Dat is thans strafbaar. Begrijpelijk. Niet alleen omdat het kan leiden tot misbruik, maar ook omdat het een grote last legt op de schouders van derden. Onze cultuur is immers meer één van bescherming van leven - zie ook de eed van Hypocrates - dan van het recht op dood. Er zijn culturen, waarin die bescherming van leven te wensen overlaat. Vrij recent was dat zelfs tijdelijk op Europese bodem, onder meer ten aanzien van geestelijk gehandicapten. Maar de groep van 70-gers vraagt van ons als samenleving iets anders.
Ze vraagt in wezen in haar wetsvoorstel een ontheffing van het verbod op geweld jegens iemand, ook al is het op diens verzoek. In de praktijk is die ontheffing er al in noodgevallen. Daarvoor geldt de uitdrukking ‘nood breekt wet’. Vele mensen vertrouwen mede daarom dat het in een noodsituatie wel goed zal komen. Maar de groep 70-gers heeft dat vertrouwen niet en wil zulke ‘nood breekt wet’-situaties een vaste structuur geven. Met bovendien nu levensmoeheid als extra criterium. Daarmee gaat zij mijns inziens een brug te ver. Ik bespeur tevens bij haar de tendens van ‘maakbaarheid’, van alles van bovenaf te willen regelen, want stel het geval dat... Waren we van ‘maakbaarheid’ niet juist wat genezen na het echèc van het ‘reële socialisme’ in Oost-Europa?
Steeds blijkt weer dat het leven zijn eigen (kosmische) wetten volgt en minder maakbaar is dan we denken. En kunnen we echt vaststellen of bij mensen het leven is voltooid? Het leven is een doorgaande stroom. Als je het geluk (nog) niet in je zelf kunt vinden, zoek je het vaak in uiterlijke dingen. Bezit en uiterlijkheden kunnen de ene keer geluk geven, maar de andere keer weer onvrede en ellende. Materiëel zijn we in meerderheid rijk, maar sociaal en psychisch is er vaak sprake van armoede. Anderen hebben innerlijke rijkdom, al of niet door vormen van onthechting. Daar hoef je geen Boeddha of Franciscus van Assisi voor te zijn.
Innerlijke rijkdom heeft te maken met de geest, met je state of mind, iets wat voor een derde vaak ongrijpbaar is. Ook omdat je geestesgesteldheid op een neer kan gaan. Iemand kan wel zeggen levensmoe te zijn en op jou een beroep doen te helpen bij zijn of haar zelfdoding, maar hoe weet je of die stemming niet tijdelijk is? Er zijn genoeg gevallen van mensen, jong en oud, die achteraf blij waren dat hun poging tot zelfdoding was mislukt. Jong en oud, want de grens van 70 is arbitrair. Mensen kunnen ook op jonge leeftijd levensmoe zijn. Zo’n beroep zadelt de samenleving dus met een groot ethisch dilemma op. Er aan te kunnen voldoen en dat voor een ieder te laten gelden, dus in de wet vastleggen, geeft de samenleving zelfs een negatieve schadelijke energie. Het individu heeft recht op levensmoeheid, ook al kunnen we wel helpen bij het zich af vragen waar dat op duidt, in plaats van meteen toe te geven aan het symptoom. Maar levensmoeheid honoreren met het ‘recht op dood’ heeft geen positief effect op de ziel en de levenskracht van de samenleving, ook al lijkt het humanitair. Beschavingen gingen ten onder door een op moeheid gerichte geest.
Ik vraag me af of de groep 70-gers haar voorstel wel goed de effecten voor de samenleving heeft doordacht. Er bestaat nu eenmaal veel levensangst en gebrek aan zelfliefde. En ook vaak een wankel evenwicht tussen negativisme en positivisme, wat bij het geringste kan omslaan ten gunste van het eerste. Dit voorstel speelt daar op in en ook op het overbezorgd zijn. Wijsheidstradities leren ons vertrouwen te hebben in de wetten van het universum, in het nu te leven en je niet onnodig zorgen te maken voor de dag van morgen. Inzake de toekomst kun je ‘hooguit vragen of het universum ons welgezind is’, aldus Albert Einstein. Ieder mens heeft de Bron van leven in zich, de atma of dat wat ons tot mens maakt, wat ons de innerlijke kracht (levensenergie) geeft, ook al weten we nauwelijks waar het vandaan komt en waar het heen gaat. We kunnen die bron, die liefde is, wat wegduwen, maar niet doden. Energie is volgens de nieuwste ontdekkingen (anders dan materie) niet te vernietigen. Wel kan de energie van angst ons tijdelijk in de ban hebben.
Angst heeft een zichzelf versterkend effect. De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest. Als je je steeds fixeert op de ellende van aftakeling later, kun je die ook naar je toe trekken volgens de kosmische Wet van Aantrekking. Angst en liefde zijn de tegenpolen in het leven. Je richten op liefde en op vertrouwen is bevrijdend. Dat geldt ook voor het omringen van ouderen met liefde. Als dat voor hen die levensmoe zijn, de situatie niet verandert, moeten we dat uiteraard respecteren. Maar hun doodswens van het moment honoreren en vooral dit ook bij wet vastleggen, is het tegendeel van proberen hen hun levenskracht te hergeven en brengt een voor de samenleving schadelijke energie teweeg.
Dr Hans Feddema is antropoloog, publicist, vredesactivist en onder meer actief in De Linker Wang, GroenLinks en voorzitter van de Beweging voor Geweldloze Kracht.