Participatie samenleving in historische en actueel perspectief

Civis Mundi Digitaal #21

door Wim Couwenberg

Participatie samenleving in historische en actueel perspectief

Wim Couwenberg

Sinds in de jongste troonreden de ontwikkeling naar een participatie samenleving werd aangekondigd, is het begrip participatie weer helemaal terug in de openbare discussie. Participatie speelt een belangrijke rol in de naoorlogse politieke geschiedenis. Dat wordt nu vooral geassocieerd met participatie in sociaal-democratische zin: via de opbouw van de verzorgingsstaat iedereen in staat te stellen deel te nemen aan het maatschappelijke leven door ieder die daaraan behoefte heeft van staatswege te voorzien in een voldoende levensniveau; en participatie in christen-democratische zin: dat is de zogenaamde verantwoordelijke samenleving, dat wil zeggen, het betrekken van het maatschappelijke middenveld bij het openbare bestuur en het faciliteren daarvan met het oog op die participatie. En daarnaast krijgt participatie nu onder invloed van het heersende neoliberale klimaat tevens de betekenis van zelfredzaamheid en zo nodig het behulpzaam zijn van andere burgers daarbij in lijn met de neoliberale voorkeur voor het klein houden van overheid en overheidsbemoeienis.[1]

Participatie in staatkundige zin

Maar participatie kreeg sinds de jaren 60 ook een staatkundige betekenis in het kader van het politiek vernieuwingsbeweging; die toen hand in hand met het ontzuilingsproces op gang kwam en waaraan in Civis Mundi grote aandacht is gewijd. Die betekenis is inmiddels sterk op de achtergrond geraakt. En vandaar dat ik daaraan onder dit thema nog eens herinner, omdat participatie in deze zin onverminderd van publiek belang is.

Centraal stond in Civis Mundi sinds de lange jaren 60 de bevordering van participatie aan het wereldgebeuren in zijn verschillende lokale, nationale, regionaal-Europese en mondiale dimensies.[2] Daarbij werd uitgegaan van een tweetal relevante tendensies, t.w. het feit dat het informatieniveau steeds meer bepalend wordt voor de mate van participatie in politieke en economische processen; en de toenemende interdependentie tussen de nationale (binnenlandse) politiek en economie en de internationale politiek en economie en hand in hand hiermee tussen het nationale en het zich ontwikkelende Europese en wereldburgerschap. Het is duidelijk, dat hiermee een uitgangspunt gekozen werd dat de toenmalige denktrant oversteeg en anticipeerde op toekomstige maatschappelijke en politieke ontwikkelingen in de richting van verdere globalisering van denken en doen, zoals die besloten liggen in de dynamiek en universele pretenties

van de moderniteit als nieuw beschavingstype.

Participatie aan het wereld-gebeuren met participatie-democratie als politieke vertaling ervan beantwoordde als streefdoel geheel aan de geest van die jaren. Over de inhoud ervan werd wel heel verschillend gedacht. In New Left-kringen, was men geneigd die participatie-idee te vereenzelvigen met alles wat op directe democratie betrekking heeft. Het lijkt ons meer zinvol, zo luidde ons commentaar hierop, die idee ruimer op te vatten, namelijk als een idee die alle vormen van participatie - directe en indirecte - omvat en ordent tot een complementair en werkbaar geheel en zodoende democratie als westerse waarde een diepere en rijkere inhoud en  betekenis te geven.

Bij het ontwikkelen van de participatie-idee zijn er verschillende gradaties mogelijk, lopende van overleg en advies tot medebeslissingsrecht, waarover men in de praktijk van mening kan verschillen. In één opzicht kan er echter geen meningsverschil zijn: de mate van participatie wordt uiteindelijk bepaald door het informatieniveau, waarop burgers kunnen steunen. Openbaarheid van alle relevante stukken als regel is dan ook een condititio sine qua non voor een reële participatie evenals de bereidheid er kennis van te nemen en zich te verdiepen in de achtergronden van de aan de orde zijnde kwesties. Dit laatste kan niet genoeg benadrukt worden. Anders dreigt het gevaar, dat de participatiebeweging in kretologie en demagogie verzandt. Vandaar onze inzet voor democratische burgerschapsvorming sinds de jaren ’60. Het streven naar politieke en bestuurlijke innovatie sinds die jaren dat even verder in dit nummer aan de orde komt[3], is een logische consequentie van die participatiebeweging. Met de opkomst van het neopopulisme begin 21e eeuw komt die beweging opnieuw tot gelding in hernieuwd streven naar meer directe vormen van democratie. Het is een tendens die de laatste tijd opnieuw zichtbaar wordt in nieuwe sociale protestbewegingen als Indignados (de verontwaardigden) en de Occupy beweging, een actuele echo van de geest van de participatiebeweging van de jaren ’60.

Ondanks alle onrust, die de participatiebeweging sinds de jaren ‘60 in de wereld gebracht heeft, ondanks de excessen, die hiermee onder invloed van radicaliserende tendenties gepaard gaan, valt dat mijns inziens als een positieve ontwikkeling op te vatten; uiting immers van groeiend politiek verantwoordelijkheidsbesef in bredere kringen dan voorheen, een adequaat antwoord ook op het proces van vervreemding dat als wrange vrucht van het voortschrijdende proces van economische en politieke schaalvergroting een continue bron van maatschappelijk onbehagen is. Onder invloed van de snelle groei van het moderne management als leidende bestuurslaag in het bedrijfsleven en de burgermaatschappij heeft dat proces via fusies, overnames e.d. een grote vlucht genomen. De verantwoordelijkheid voor de gang van zaken in de wereld verschuift daardoor steeds meer naar anonieme en ongrijpbare structuren. De participatiebeweging is daartegen een relevant maatschappelijk protest. Vooralsnog onderscheidt zij zich wel meer door goede bedoelingen dan door maatschappelijke resultaten. In juridisch opzicht is er niettemin wel wat bereikt. Participatie (verplichte inspraakprocedures en het tevoren verplicht horen van belanghebbenden) geldt inmiddels als een van de beginselen van goed bestuur.[4]


[1] Dit wordt nu ook door linkse auteurs onderschreven. Zie N. de Boer en J. van der Lans, De verzorgingsstaat voorbij, De Groene Amsterdammer 2 oktober 2013

[2] Zie onder andere het themanummer Participatie aan het wereld-gebeuren I-II, Civis Mundi, april 1971 en maart 1978

[3] Zie Het grote gelijk van salonpopulisme

[4] Zie H. Addink, Het concept van goed bestuur in het bestuursrecht en de praktische consequenties daarvan, Ars Aequi, april 2012.