Inhoudelijke vernieuwing van de kerk veel belangrijker dan een uiterlijke hervorming

Civis Mundi Digitaal #22

door Hans Feddema

Inhoudelijke vernieuwing van de kerk veel belangrijker dan een uiterlijke

Hans Feddema

Met interesse las ik in Volzin nr 20 eind okt.2013 de column van Ruben van Zwieten ‘Tien geboden voor de bekeerde kerk’. De bekering van de kerk moet volgens hem zowel een ‘inhoudelijk als een formeel (proces) zijn’. Prima, maar wat opvalt is, dat hij bijna alle aandacht besteedt aan het laatste, dus aan uiterlijke vernieuwing van de kerk, die hij speels zelfs in 10 punten (‘geboden’) onderverdeelt. Goed om na te denken over fysieke transformatie richting een Stiltecentrum of een Religieus Bezinningscentrum, waarvan de succesvolle ombouw van het Bloemendaalse kerkje De Kapel een voorbeeld lijkt. Maar is de inhoudelijke transformatie van de kerk niet veel belangrijker, zeker nu de religie zich in een crisis bevindt, maar daarentegen religiositeit weer terug is?

Van Zwieten gaat hieraan voorbij, ook aan de leegloop der kerken, maar volstaat met te zeggen, dat ‘je de kerk inhoudelijk bekeert door weer de handen aan de bijbel te doen’. Dit klinkt correct, (ook al zijn er naast de bijbel vandaag ook andere wijsheids-geschriften in ons land), maar is zo’n advies nochtans niet te simpel, zeker omdat het omgaan met de bijbel en/of de interpretatie daarvan nogal divers is?

Moeten we als kerk na 2000 jaar inhoudelijk niet veel loslaten en opnieuw beginnen,

ook omdat ontwikkeling van inzichten van de mens niet stilstaat, maar wij in

de voorhoede van een nieuw tijdperk staan, waarin nieuwe ideeën en

begrippen worden geboren?  Dit te meer omdat Jezus geen geloofs-

leer of geloofssysteem ontwierp, maar hij de mensen confronteerde met zich-

zelf en met hun binnenwereld en ook een beroep deed op de verborgen innerlijke

of goddelijke kracht in onszelf, wat hij het Koninkrijk van God noemde.

En ook omdat de allereerste christenen, voordat de Romeinen van hun religie

een dogmatisch systeem ja bijna een juridisch stelsel maakten, de religieuze ervaring centraal stelden, dus niet zozeer een verstandelijk geloof hadden, maar het goddelijke probeerden toe te laten in het alledaagse van het leven en daardoor indruk maakten op de Romeinse elite.

 

In m’n antropologisch of sociologisch onderzoek naar de sterk opkomende en volgens het Sociaal Cultureel Planbureau al ongeveer 27% der Nederlanders aansprekende nieuwe of moderne spiritualiteit, - ook wel het weer in zijn van religie ‘als religiositeit’ - , signaleerde ik dat een zeer belangrijke oorzaak van het de rug toekeren naar de kerk door bijvoorbeeld dertigers en veertigers juist het kerkelijke in hun ogen sleetse denken is, inclusief het letterlijk en vaak moralistisch uitleggen van bijbelse teksten. Voorts ook de strak omlijnde dogmatische geloofsleer, waarin de mens klein is of in zonde geboren  zou zijn en daarom in het krijt staat bij de in het begin van de derde eeuw tot tweede God gemaakte Jezus, die ‘voor ons’ aan het kruis leed en ons zo ‘zuiverde’, een dogma, waardoor onze innerlijke reis in het leerproces van het leven in wezen minder nodig lijkt en zo anders dan onze uiterlijke reis in de samenleving stiefkind werd. Als het religieuze in onze psychische werkelijkheid zit volgens Carl Gustav Jung, is het dan niet zaak dat de kerk, zich inhoudelijk hervormt, minder bezig is met mentaal geloof en alle aandacht geeft aan onze innerlijke reis, aan onze innerlijke groei? Ons anders gezegd in een soort nieuwe functie vooral helpt bij het vinden van contact met onze kern of hogere Zelf en ons mensen zo inspireert hoe innerlijke in balans komen? (Dr Hans Feddema is antropoloog, ouddocent VU, publicist, vredesactivist en recent initiatiefnemer Filosofisch Cafe Leiden)